De problemen van NSB-kinderen na de bevrijding
Veel NSB-kinderen ondervonden in de jaren na de oorlog de negatieve gevolgen van de keuze van hun ouders. Op school en in de buurt werden zij geplaagd, mishandeld en buitengesloten. In de maatschappij hadden zij minder kansen en veel kinderen kampten in hun jeugd of op latere leeftijd met psychische problemen.
Naar een kindertehuis
Na de bevrijding werden duizenden NSB’ers geïnterneerd. Familieleden vingen de kinderen op als beide ouders vastzaten. Was dat niet mogelijk dan kwamen de kinderen in een pleeggezin of in een kindertehuis terecht.
Verspreid over het land waren in de eerste maanden na de bevrijding kindertehuizen opgericht. De kinderen verbleven daar minimaal één jaar, omdat door onvoldoende capaciteit bij de rechtbanken de behandeling van de zaken van NSB’ers pas in de loop van 1946 op gang kwam. Het leven in de tehuizen was geen pretje. Vooral kort na de bevrijding was er gebrek aan voedsel, brandstof en medicijnen. Er waren niet altijd voldoende bedden, zodat de kinderen op strozakken op de grond moesten slapen. Het personeel was vaak onbekwaam en behandelde de kinderen hardvochtig.
Roof van bezit
Wanneer beide ouders gevangen gezet werden, confisqueerde de overheid hun huis als het een koophuis was. Betrof het een huurhuis, dan gaf zij dat aan mensen die als gevolg van oorlogshandelingen dakloos geworden waren. De regering beschouwde de bezittingen van een NSB-gezin als vijandelijk vermogen, omdat ze mogelijk op onrechtmatige wijze verkregen waren, en nam hen daarom ook het huisraad en hun geld af. Het huisraad werd opgeslagen en later uitgedeeld aan mensen die het nodig hadden. Kwamen de ouders vrij, dan moesten zij op zoek naar onderdak en huisraad.
De kinderen van wie alleen de vader gevangen zat, mochten met hun moeder in hun huis blijven wonen. Zij leefden na de oorlog in grote armoede, omdat ook van hen het huisraad en geld afgenomen was en hun moeder moest leven van een uitkering die ze ontving van het gemeentelijk armbestuur. In de chaos na de oorlog kwam het ook meer dan eens voor dat verontwaardigde buurtbewoners de waardevolle voorwerpen roofden van een NSB-gezin, soms waar de kinderen bij waren. Zij namen ook foto’s mee en persoonlijke eigendommen van de kinderen.
Ontwrichte gezinnen
Doordat ouders en kinderen gedurende lange tijd van elkaar gescheiden waren, raakten gezinnen ontwricht. Het bleek vaak ondoenlijk om een normaal gezinsleven op te bouwen als de ouders terug waren uit een interneringskamp of gevangenis en kinderen uit een pleeggezin of kindertehuis. Iedereen had zijn eigen onverwerkte oorlogsverleden en het lukte vaak niet meer om een band met elkaar te krijgen en een gezin te vormen.
Ouders waren teleurgesteld en soms ook boos over de manier waarop ze na de bevrijding behandeld waren. Vaders raakten gefrustreerd, omdat ze alleen maar werk konden krijgen onder hun niveau en tegen een lager salaris dan zij gewend waren. Hun ambities konden zij niet waarmaken en het gebeurde nogal eens dat zij kinderen presten de doelen te bereiken die voor hen niet meer haalbaar waren. Ook tussen de echtelieden zelf boterde het vaak niet meer en verschillende huwelijken van NSB’ers eindigden in een scheiding.
Sarrende onderwijzer
Ouders hadden zoveel met zichzelf te stellen dat zij er niet aan toe kwamen hun kinderen te steunen in hun problemen. Zij droegen hun op hun mond te houden en zich aan te passen, en verdiepten zich verder niet in het leven van hun kinderen. En dat was zwaar. Op school werden zij gepest en buitengesloten. Niet alleen klasgenoten maakten hun het leven zuur, maar ook docenten.
Zo moest Peter, zoon van een zogenoemde ‘moffenhoer’, in de derde klas van de lagere school dagelijks nablijven en het lokaal schoonmaken. Tijdens de lessen sarde de meester hem zoveel hij kon en sloeg hem met een liniaal in zijn gezicht. Op een dag beschuldigde hij Peter ervan dat hij een klasgenoot had geslagen en sloeg hem vervolgens helemaal in elkaar. De jongen had geen idee wat hij had misdaan. Kinderen uit de buurt mochten van hun ouders niet met NSB-kinderen spelen en op feestjes werden zij niet gevraagd. Tijdens de 4 mei-viering waren zij niet welkom en bij de feestelijkheden rond de inhuldiging van koningin Juliana in 1948 evenmin.
Weigering NSB-kinderen bij politie en leger
Een eenzaam en moeilijk leven hadden veel NSB-kinderen. Vaak maakten zij hun school niet af, vanwege de pesterijen, maar ook omdat zij moesten bijdragen aan het gezinsinkomen. Ze zochten werk en ook dat kon problemen geven. NSB’ers mochten niet solliciteren bij het leger en de politie en in een aantal gevallen gold dat ook voor hun kinderen. Ekke Feldmeijer, zoon van de SS-voorman Henk Feldmeijer, werd eind jaren vijftig niet aangenomen bij de rijkspolitie en Loe, zoon van een Waffen-SS’er, kon zich niet inschrijven voor de officiersopleiding van het leger.
Ab, ook zoon van een ‘moffenhoer’, kreeg geen baan bij de marine. Nadat hij gesolliciteerd had, ontving hij een brief waarin stond dat hij was afgewezen om de hem ‘welbekende reden’. Ook bij de PTT en bij Hoogovens was Ab niet welkom. Shell weigerde tot in de jaren zestig kinderen van NSB’ers aan te nemen.
Vijftig jaar na de oorlog hadden NSB-kinderen soms nog last van de keuze van hun ouders. Zo kreeg Christine
eind jaren negentig geen vast contract als maatschappelijk werkster, omdat een collega van wie de vader bij het Duitse verzet had gezeten daar fel op tegen was. En de al eerder genoemde Peter werd
in 1992 ontslagen bij een leverancier van huishoudelijke apparaten nadat hij in het tv-programma Rondom Tien had verteld dat hij de zoon was van een ‘moffenhoer’.
Geen verkering met een NSB-kind
Ook in de persoonlijke levenssfeer kon de verkeerde keuze van de ouders tot problemen bij de kinderen leiden. Meerdere malen kwam het voor dat vriendschappen overgingen als zij over het NSB-lidmaatschap van hun ouders vertelden. Verkeringen gingen soms uit als een vriendje of vriendin hoorde dat de toekomstige schoonouders fout waren geweest. NSB-kinderen verzwegen daarom hun verleden regelmatig voor hun aanstaande echtgenoot of vertelden er pas over als zij langere tijd getrouwd waren.
Psychische problemen
Bij alle moeilijkheden waar NSB-kinderen op school, bij het vinden van werk en in de relationele sfeer mee te maken hadden, kregen ze vaak ook psychische problemen, zoals sociale angst, faalangst, een overdreven schaamtegevoel, depressiviteit en een laag gevoel van eigenwaarde. Als kind kregen zij door pesterijen en sociale uitsluiting het gevoel dat ze eigenlijk niet mochten bestaan. Ze voelden zich schuldig voor wat hun ouders hadden gedaan en schaamden zich ervoor.
Omdat ze vaak niet begrepen wat hun ouders verkeerd hadden gedaan, geloofden ze dat hun omgeving hen afkeurde. NSB-kinderen ondervonden vaak problemen bij het aangaan van relaties, omdat ze hun ouders een tijd lang hadden moeten missen en deze, als ze thuis kwamen, op zichzelf gericht waren en hun kinderen onvoldoende hechting en zelfvertrouwen gaven om zelf ook weer relaties aan te kunnen gaan. Soms kwam deze problemen op jonge leeftijd al voor, maar vaker als de kinderen volwassen waren.
Promotie Jan Bastiaans
De eerste tien jaren na de oorlog was er weinig aandacht voor de psychische gevolgen van de oorlog. In de tweede helft van de jaren vijftig veranderde dat door de promotie van psychiater Jan Bastiaans op een onderzoek naar de psychosomatische gevolgen van onderdrukking en verzet. Bastians toonde aan dat er verband was tussen lichamelijke klachten van oorlogsslachtoffers en verzetsstrijders en hun oorlogservaringen. Na deze publicatie groeide het besef dat een oorlogstrauma het functioneren van mensen kon bemoeilijken.
Op initiatief van Bastiaans werd in 1973 een nieuw behandelcentrum opgericht in Oestgeest voor mensen met een onverwerkt oorlogsverleden. Kinderen van foute ouders rekende men daar niet toe. Voor hen was er geen enkele aandacht. Daarom richtte een aantal NSB-kinderen in 1981 zelf de Werkgroep Herkenning op. Daar konden zij praten met lotgenoten. Vanaf 1991 kunnen zij ook terecht bij de stichting KOMBI (Kinderen van de Oorlog voor Onderlinge Begeleiding). In 1995 kwam de overheid met een regeling die het NSB-kinderen mogelijk maakte om een vergoeding aan te vragen voor de kosten voor psychiatrische hulp die zij in de loop der jaren gemaakt hadden.