Slaven in het oude Rome: van slavenhandelaar tot Spartacus
Veel Romeinen bezaten slaven. Ze maakten een deel uit van de noodzakelijke huisraad. Ook de overheid bezat slaven als arbeidskrachten. Een derde van de Romeinse samenleving was eigenlijk slaaf. Slaven werden beschouwd als handelswaar. Zo waren er regels wat betreft de aankoop van een slaaf. Maar na aankoop was het vooral ook belangrijk de slaven te houden. Slaveneigenaars wisselden vaak gedachten uit met andere rijke Romeinen wat betreft de prijs van een slaaf of welk slavenras er de beste was. De manier waarop een slaaf behandeld werd, was uiteraard afhankelijk van de eigenaar. Maar er kwamen heel wat regels kijken bij het houden van een slaaf. Welke regels waren er dan? Wie was Spartacus? Wat was een slavenjager?
Wanneer werd je slaaf?
Geboorte
De baby van een slaaf werd automatisch eigendom van de slaveneigenaar. In Rome was het toegestaan dat de eigenaar zich seksueel mocht uitleven met zijn slaven. Indien hierdoor de slavin zwanger raakte werd het kind beschouwd als een slaaf. Ook kon de eigenaar toestaan dat de slaven onderling seks hadden. De meester kon hier zelfs geld voor vragen van de slaven. Opnieuw kwam het kind eigendom van de eigenaar en kon dit verkocht worden indien deze dat wenste.
Krijgsgevangene
Tijdens de vele oorlogen die Rome uitvocht, werden heel wat krijgsgevangen slaaf. Sommige kwamen terecht in de steengroeves om er langzaam van uitputting te sterven.
Ongewenst
Wanneer Romeinse vrouwen bevielen van ongewenste baby’s werden die te vondeling gelegd. Deze vondelingen kwamen heel vaak in handen terecht van slavenhandelaars.
Kidnappers aan het werk!
Een andere manier om slaaf te worden was ontvoering. Kidnappers sloegen binnen het rijk hun slag en verkochten hun buit op de vele slavenmarkten.
De slavenhandel
De koper werd beschermd
Slavenhandelaren hadden geen al te beste reputatie in Rome. Zo vond de overheid dat het de consument moest beschermen tegen bedrog. Zo kwam het dat Justinianus in de 6e eeuw liet neerschrijven dat een slavenhandelaar de koper steeds moest inlichten over elke ziekte of elk gebrek dat de slaaf had. De wet was echter enkel van toepassing op lichamelijke gebreken. Indien de slaaf een geestelijk gebrek had, was de slavenhandelaar niet verantwoordelijk en kon hij dus ook niet verplicht worden om de slaaf te ruilen voor een andere tenzij de slaaf echt zo dom was dat hij niet bruikbaar was.
De trucjes van de slavenhandelaar
De slavenhandelaar lichtte vaak de koper op door de slaaf een lang gewaad te doen aantrekken. Op die manier kon men wonden op de benen en armen verbergen. Ook bracht men kleurstof aan op de wangen van een zieke slaaf om hem er gezond te doen uitzien.
Waar moest de koper op letten bij het aanschaffen van een slaaf?
Wanneer de slaaf teveel sieraden droeg of een krans moest men letten op verborgen littekens of hoofdwonden. Ook moest men het aantal testikels tellen. Wanneer er ééntje ontbrak kon dat betekenen dat deze slaaf geen nazaten kon produceren. Dit betekende dan een daling in de waarde van de slaaf. Om er zeker van te zijn dat de opgegeven leeftijd ook de juiste was, moest men steeds het gebit van de slaven inspecteren.
Ook moest men kijken of er geen ontharingsmiddel werd gebruikt op tieners. Dit deed een slavenhandelaar namelijk om zo de slaaf er jonger te doen uitzien. Ook de herkomst van een slaaf moest gecontroleerd worden. De herkomst was een bepalende factor voor de prijs. Zo kocht Marcus Antonius ooit een tweeling voor een hoog bedrag. Nadien bleek dat het onmogelijk broers konden zijn aangezien ze dezelfde taal niet spraken.
De slavenmarkt
Er waren in Rome twee slavenmarkten. De beste was de Saepta Julia. Deze markt was in het Saepta Julia –gebouw bij het Pantheon. Men kon er slaven kopen vanuit de hele wereld. Er was nog een tweede slavenmarkt. Deze was gelegen achter de Castor en Pollux-tempel nabij het Forum Romanum. Hier werden de slechtste slaven verkocht.
Wie waren de betere slaven?
Britten, Galliërs en Germanen
De afkomst van een slaaf bepaalde vaak hun lot en hun taak. De betere slaven waren de Britten, Galliërs en Germanen. Ook al werden ze gezien als barbaren die onmogelijk iets van muziek of literatuur kenden, laat staan dat ze Grieks of Latijn kenden. Ze waren echter wel stel en dus gegeerd om op het veld te werken. Ze hadden de wel de reputatie dat ze lastig te trainen waren.
Grieken Bataven en Egyptenaren
Grieken waren geleerd en werden dan ook vaak ingeschakeld als leraar, secretaris of geneesheer. Ze mochten echter niet te slim zijn omdat men zo het risico verhoogde op een opstand. Vandaar dat heel wat Romeinse meesters er voor kozen om geen slaven te kopen die uit dezelfde streek kwamen. Zo konden de slaven niet communiceren met elkaar en nam het risico op een opstand af.
Egyptenaren waren dan vooral gekend voor hun groot libido. Zo werden ze vaak gekozen om als bedgenoot dienst te doen. Vooral Egyptische jongens waren populair. Egyptenaren die sterk waren, deden dienst als stoeldrager. Egyptische jongens waren seksueel aantrekkelijk voor de Romeinen maar het waren vooral Bataafse meisjes die als meisje van plezier dienst deden. De Bataven woonden in Nederland. Ook moesten ze vaak aan de slag als dienstmeisje.
Ook Romeinen waren slaaf
Romeinse burgers die hun schulden niet meer konden betalen werden eveneens te koop aangeboden op de slavenmarkt. Zij mochten enkel buiten de stad worden verkocht. Naarmate het Romeinse Rijk voldoende slaven kon aanvoeren uit het buitenland werd het verboden om Romeinse burgers tot slaaf te maken. Men vond het niet kunnen dat hun eigen landgenoten moesten werken als slaaf.
De prijs van een slaaf
De afkomst en de talenten bepaalden de prijs van een slaaf. Voor een geschoolde slaaf kon men al gauw 200.000 sestertiën betalen. Men kan met dit bedrag een jaar lang 400 gezinnen voeden.
Ook het geslacht en de leeftijd bepaalde de prijs. Zo kon een volwassen man 1000 sestertiën kosten terwijl een vrouw toch 200 sestertiën minder kostte. Hetzelfde patroon komt terug bij de prijs van een jongen of een oudere man die je al snel 800 sestertiën kostte terwijl er voor een meisje of een oudere vrouw er 600 sestertiën moesten worden neergeteld. Kinderen of bejaarden kostten het minst, namelijk 400 sestertiën.
Toen Julius Caesar heel wat Galliërs als krijgsgevangene meebracht nadat hij hun gebied had veroverd, daalden de prijzen voor slaven sterk. Het aanbod was groter dan de vraag.
De ene slaaf was de andere niet
De huisslaven
Slaven konden het persoonlijk eigendom zijn van een familie. Deze familieslaven werden zelfs als ze vrijgelaten werden nog steeds beschouwd als een deel van de familie. Slaven werden door de familie vrij goed behandeld al was het maar voor hun waarde als bezit. Ook de vaardigheden die sommige slaven hadden, bepaalde de manier waarop ze werden behandeld. Sommigen waren leraar of arts of hadden de talenten om het te worden. Indien dit zo was, werden ze hiervoor opgeleid door de familie die ze bezat. Zo steeg de waarde van de slaaf indien de familie die wou verkopen nadat ze zelf eerst gebruik hadden gemaakt van de talenten van de slaaf.
Ook de
verna kreeg een speciale behandeling. Een verna was een slaaf of slavin die in het huis geboren was. Dit kon het kind zijn van een slavenpaar of van de heer des huizes en een slavin. De verna was vaak speelkameraad voor de kinderen van zijn/haar meester en werd later betrokken bij hun opvoeding.
De taken van een huisslaaf
Mannen konden ingezet worden als kok, stoeldrager, fakkeldrager of badschoonmaker. Ook konden ze worden aangesteld als namennoemer. Deze namennoemer of
nomenclator kwam van pas op feestjes die de meester organiseerde. Zo hoefde hij geen namen te onthouden van de vele gasten die er aanwezig waren. De namennoemer deed dit voor hem. Indien de man voldoende intelligent was, deed hij dienst als onderwijzer of moest hij fragmenten uit de klassieke literatuur van buiten leren. Wanneer de meester dit doen vroeg, moest hij de fragmenten opzeggen die de meester dan kon nazeggen.
Indien de vrouwen mooi waren deden ze dienst als danseres, dienstmeisje of concubine. Wanneer ze minder mooi waren werden ze ingeschakeld als min of kokkin.
Veldslaven
Er waren ook veldslaven. Hierbij keek men eerder naar de fysieke kracht van de slaaf en niet naar zijn of haar intelligentie. Ze werkten ook op de velden buiten Rome dus moest men betrouwbare opzichters hebben die de slaven onder controle konden houden. Mannen werden ingeschakeld als ploeger, herder, pottenbakker, waterdrager of koetsier. De vrouwen deden eerder dienst als weefster, wolweegster, klerenvouwster of masseuse. De vrouwen in Llyrië waren heel geliefd als veldslavin. Veldslaven waren heel belangrijk omdat ze de eigenaar vooral rijker maakten ook al werden ze beschouwd als dom.
Keizerlijke slaven
Er bestond ook zoiets als keizerlijke slaven. Deze slaven klommen op tot aanzienlijke posities en verdienden goed genoeg om zich na verloop van tijd vrij te kopen.
Straffen voor slaven
Straffen omwille van imago
De Romeinen moesten zelf beslissen of ze een slaaf al dan niet zouden straffen. Het was soms moeilijk voor een meester om uit te maken of hij genade zou tonen of zou overgaan tot het uitdelen van straffen. Straffen was namelijk gekoppeld aan macht en waarde. Wanneer een slaaf teveel werd geslagen en eventueel werd verminkt bij het uitvoeren van de straf dan daalde de waarde van de slaaf. Wanneer de meester echter te weinig strafte, verloor hij zijn respect en kon de slaaf in opstand komen.
Soorten straffen
Er waren tal van lijfstraffen die van toepassing waren in het Romeinse Rijk.
Zweepslagen werden heel vaak uitgedeeld. Het voordeel van zweepslagen was dat het geen permanente schade aanbracht aan de slaaf waardoor deze zijn waarde behield. Indien de straffen wreder moesten zijn schakelde men over naar een zweep van leren riempjes met scherpe stukjes metaal eraan. Wanneer deze zweep de huid raakte, was het alsof je levend werd gevild.
Bij een weggelopen slaaf brandde men de letters FUG, afkomstig van
fugitivus, op zijn voorhoofd. Zo kon de gevluchte slaaf zijn avontuur niet nogmaals herhalen.
Er bestonden ook tuchthuizen in het Romeinse Rijk. In deze tuchthuizen werden luie slaven aangepakt. Daar moesten de slaven hun werkijver demonstreren door elke dag het molenwiel rond te trekken. Een andere aanpak voor luie slaven was het Colosseum. Wanneer slaven lui waren, kon men die niet makkelijk doorverkopen. Dan gooide de meester ze nog liever voor de leeuwen als volksvermaak dan hen te houden. Dit werd dan gebruikt als voorbeeld voor de andere slaven om hun houding aan te passen en zo ijverige slaven te hebben.
De zwaarste straf was echter kruisiging. Deze straf werd vooral gegeven aan slaven die een moord hadden gepleegd of in opstand waren gekomen. De slaven werden aan een kruis genageld. Dit kruis werd rechtop geplaatst waar de gekruisigde dan dagen nog kon blijven leven vooraleer hij bezweek aan bloed- en vochtverlies.
Niet zomaar straffen!
Toen het Romeinse Rijk nog volop in expansie was, werden slaven vaak hard aangepakt. Naarmate het Romeinse Rijk evolueerde van een republiek naar een keizerrijk werden er veel mildere straffen gegeven. Keizer Augustus was namelijk een voorstander van een menselijke houding tegenover slaven. Een voorbeeld hiervan was zijn reactie op een incident dat plaatsvond tijdens een etentje bij een vriend, de rijke Vedius Pollio. Toen een slaaf er een kristallen glas brak liet Vedius Pollio de slaaf in een bad met lampreien vallen. Lampreien zijn palingachtige vissen die hun prooi langzaamaan opeten. Augustus vond dit niet kunnen en reageerde door het bevel te geven aan alle slaven van Pollio om alle glazen in het huis kapot te slaan. Pollio kon onmogelijk reageren aangezien dit een keizerlijk bevel was. Hiermee toonde Augustus aan dat hij tegen lijfstraffen was. Ze werden echter nooit officieel afgeschaft.
De slavenjager
Slaven zagen er uit zoals alle andere Romeinen. Ze moesten geen specifieke kledij aan of een bepaalde kleur dragen. De Senaat had dit zo beslist omdat ze bang waren dat de slaven anders zouden zien met hoeveel ze eigenlijk wel waren en dus mogelijk in opstand konden komen.
Omdat ze dus niet echt herkenbaar waren, konden slaven opgaan in de menigte en af en toe op de vlucht slaan. Indien dit het geval was moest de eigenaar van de slaaf snel reageren door een
fugitivarius in te huren. Een fugitivarius is een slavenjager die als taak had de gevluchte slaaf terug te brengen naar zijn eigenaar.
Er waren ook heel wat meesters die hun slaven een ketting om de hals van de slaven deden. Aan de ketting hing een plaatje met hierop de gegevens van de meester en het verzoek dat men de slaaf zou terugbrengen indien deze vluchtte. In ruil kreeg de eerlijke vinder een goudstuk.
Slaaf was je niet levenslang
Sommige slaven verdienden goed en konden zich vrijkopen. Of oudere slaven kochten zich na vele jaren dienst vrij. Een meester gaf een slaaf soms de vrijheid. Dit gebeurde vaak wanneer de slaaf te oud werd. Zo schreef Marcus Tullius Cicero ooit aan zijn slaaf Tiro : “ Ik heb je altijd als een partner gezien in al mijn successen”. Ook al was de slaaf vrijgelaten, hun meester bleef hun beschermheer. Ook bleef de slaaf de naam dragen van de meester. Zo heette de slaaf van Cicero Marcus Tullius Tori. Zo wist iedereen dat hij ooit de slaaf is geweest van Cicero.
Een vrijgemaakte slaaf kon eventueel Romeins burgerrecht verwerven. Een vrijgemaakte kon echter wel geen overheidsambt bekleden. De nazaten van de vrijgemaakte konden dit echter wel. Vrijgemaakte slaven werkten vaak in de handelssector en waren een belangrijke schakel in de Romeinse maatschappij.
De invloed van Spartacus
Spartacus kwam samen met tal van andere slaven in opstand /
Bron: Alexandria, Pixabay Wie was Spartacus?
Spartacus maakte het de Romeinen niet makkelijk. Hij was het die in 73 v.Chr een leger verzamelde van wel 100.000 slaven. Als oud-gladiator had hij heel wat wapenkennis. Hij was als slaaf gekocht geweest door een lanista, een eigenaar van een gladiatorenschool. Daar leerde hij vechten en zag hij met lede ogen het lot van de andere slaven aan. Hij overtuigde 70 tot 200 andere slaven die voor de lanista werkten te vluchten.
De slavenopstand onder leiding van Spartacus
Ze bouwden een veilige plek op nabij Napels en trokken heel wat volgelingen aan. Niet enkel mannen sloten zich bij hen aan. Ook vrouwen, kinderen en bejaarden behoorden tot de volgelingen. Alles samen had hij een leger van 100. 000 man. Ieder kreeg zijn taak. De ene groep slaven vocht mee tijdens de veldslagen tegen de legioenen die werden uitgestuurd om de slavenopstand te onderdrukken terwijl de anderen wapens maakten. Zo versloegen ze in totaal 7 legioenen in 2 jaar tijd. Ook Crassus had moeite met Spartacus maar uiteindelijk versloeg hij hem wel.
Blijvende angst brengt verbetering met zich mee
Omdat men niet goed wist hoe Spartacus er uitzag, wisten de Romeinen niet met zekerheid of hij eigenlijk wel gestorven was. Zo bleef de angst bij hen dat een nieuwe slavenopstand onder zijn leiding kon uitbreken. In totaal zijn er in de geschiedenis van het Romeinse Rijk drie slavenoorlogen uitgevochten. Het resultaat was echter wel een verbetering in de houding van de Romeinen ten opzichte van hun slaven. Zo werden ze niet meer onnodig gestraft en mochten ze aan gezinsvorming doen. De filosoof Seneca schreef ooit:” Ze zijn niet onze vijanden wanneer we ze krijgen; we maken ze tot vijand!”
Lees verder