Aanslagen op het leven van Adolf Hitler
Een vergiftigde brief, een zelfmoordcommando, bommen in een vliegtuig of onder een podium: er zijn veel pogingen gedaan om Adolf Hitler van het leven te beroven. Tegenstanders traden daarbij alleen op of als groep met meestal goed voorbereide acties. Veel aanslagen werden vanuit het buitenland voorbereid. Uiteindelijk zou Hitler 42 keer de dans ontspringen voor hij zelfmoord pleegde in april 1945.
Eerste aanslag
De eerste aanslag vond plaats in november 1921 in de Bierkelder in München. Hitler hield daar een toespraak naar aanleiding van de moordaanslag op de sociaal democraat Erhard Auer. Hij sprak zijn weerzin uit over deze gebeurtenis, waarna rellen uitbraken tussen zijn aanhang en circa 300 tegenstanders. Vanuit het publiek schoten één of twee mensen op Hitler, maar deze kogels raakten hem niet.
Acht jaar later vatte een SS-bewaker het plan op om Hitler te doden tijdens een redevoering in het Sportpalast in Berlijn. Hij plaatste een bom onder het podium, maar moest toen nodig naar het toilet. Per ongeluk sloot hij zich daar op en het duurde lang voor hij bevrijd werd. Hij was te laat om de bom te laten ontploffen.
Bom in het stadion van Neurenberg
In de jaren die volgden, vonden nieuwe aanslagen plaats, vooral na de machtsovername van Hitler. Meestal probeerden zijn tegenstanders hem te doden door het plaatsen van een bom. Soms kwamen zij niet verder dan plannen maken. In 1936 besloot Helmut Hirsch, een Duitser uit Praag, een bom te plaatsen in het stadion in Neurenberg, waar Hitler zou spreken tijdens een partijbijeenkomst.
Hirsch had contact gelegd met een man die hem de bom zou leveren, maar die werd gearresteerd en bekende onder zware druk waar de bom voor gebruikt zou worden. Het was toen vrij eenvoudig voor de Gestapo om Hirsch te arresteren bij zijn komst naar Duitsland. Hirsch kreeg de doodstraf.
Septembersamenzwering
In 1938 vond de Septembersamenzwering plaats, een poging van militairen en medewerkers van het Ministerie van Buitenlandse Zaken om het nazibewind omver te werpen. De directe aanleiding voor hun plannen vormde de Sudetencrisis. Op 28 september stemde Hitler tijdens de conferentie van München echter in met het voorstel om een vreedzame oplossing te zoeken. Hitlers tegenstanders zagen toen geen reden meer om door een staatsgreep de macht over te nemen.
Aanslag in München
Veel aanslagen mislukten door bommen die niet afgingen, bezoeken op een ander tijdstip of het onverwachte vertrek van de Führer. Dat laatste was het geval op 8 november 1939, toen Georg Elser hem om wilde brengen in de Bürgerbräukeller in München. De Duitse meubelmaker was daar een jaar eerder geweest toen de Bierkellerputsch van 1923 werd herdacht, een mislukte poging van Hitler om de macht te grijpen. Het viel Elser, een tegenstander van het nationaal socialisme, op hoe slecht de beveiliging was geregeld. Na de Kristallnacht, een dag later, nam hij het besluit om Hitler uit de weg te ruimen.
De voorbereidingen voor de aanslag duurden een jaar. Elser zocht werk in een steengroeve met de bedoeling explosieven te stelen. Toen dat gelukt was, verhuisde hij naar Müchen, waar hij zich voordeed als uitvinder. In die hoedanigheid slaagde hij erin een tijdontsteker te bemachtigen, waarmee hij een bom kon laten ontploffen. Een maand lang liet hij zich vervolgens na sluitingstijd in de Bürgerbräukeller insluiten om een pilaar bij het podium uit te hollen. In deze ruimte verstopte hij zijn bom die op 8 november om 21.20 moest afgaan tijdens Hitlers herdenkingsrede.
De bom ging inderdaad af, waarna een deel van de eetgelegenheid instortte. Daarbij vielen 8 doden en raakten 63 mensen gewond. Hitler was daar niet bij. Hij was acht minuten eerder vertrokken om zijn plannen voor het westelijk front verder vorm te geven. Opnieuw ontsprong hij de dans.
Drie pogingen op één dag
En dat zou na het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog nog vele malen gebeuren. Op 13 maart 1943 bijvoorbeeld kozen enkele Duitse officieren drie momenten uit tijdens het bezoek van Hitler aan het hoofdkwartier van de Wehrmacht in Smolensk om hem om te brengen: tijdens de rit van de luchthaven naar het hoofdkwartier, aan tafel tussen de middag, en op de terugreis. Een van die pogingen zou toch wel slagen, zo veronderstelden zij.
Maar de eerste mogelijke aanslag werd verijdeld doordat SS’ers Hitler begeleidden op zijn rit vanaf het vliegveld. Van een schietpartij tijdens het diner kwam ook niets terecht. Tijdens het middagmaal wilden generaal-majoor Henning - Von Tresckow, majoor Georg von Boeselager en enkele andere officieren na een afgesproken teken opstaan en op Hitler vuren. Nadat de opperbevelhebber van de legergroep, generaal-veldmaarschalk Günther von Kluge, dit te weten was gekomen, verbood hij zijn officieren dit plan uit te voeren in zijn bevoegdheidsgebied. Ook de derde poging mislukte. Het was de bedoeling dat een bom die verstopt zat in een fles alcohol en in de bagageruimte was gelegd, zou ontploffen. Dat gebeurde echter niet, omdat het in het vliegtuig zo koud was dat het ontstekingsmechanisme bevroor.
Zelfmoordacties
In 1943 vonden in elk geval nog twee aanslagen plaats. Daarbij wilde de dader zichzelf opblazen en tegelijk de Führer doden. De eerste was gepland op 21 maart. Rudolf-Christoph Freiherr von Gersdorff had een bom in zijn jaszak, waarmee hij tijdens een rondleiding op een tentoonstelling zowel zichzelf als Hitler wilde doden. Omdat hij erg zenuwachtig was, vertrouwde Hitler de situatie niet en vertrok al na tien minuten.
En aan het eind van het jaar, op 16 december, wilde majoor Axel von dem Busche zich opblazen tijdens de presentatie van nieuwe legeruniformen die Hitler bij zou wonen. De geallieerden bombardeerden echter het gebouw en de bijeenkomst werd verplaatst naar 11 februari 1944. Toen vatte luitenant Ewald Heinrich von Kleist het plan op zichzelf op te blazen in de nabijheid van Hitler, maar ook daarvan kwam niets terecht, omdat Hitler op het laatste moment de afspraak afzei.
Aanslag onder leiding van Von Stauffenberg
De laatste aanslag op de Fϋhrer vond plaats op 20 juli 1944 en werd gepleegd door een verzetsgroep onder leiding van Claus von Stauffenberg. Von Stauffenberg was officier geweest in het Duitse leger en had steeds meer weerzin gekregen tegen het nationaal socialisme. Hij sloot zich in 1942 aan bij de verzetsbeweging in het leger en toen hij na opgelopen verwondingen niet meer kon vechten, begon hij met het beramen van een aanslag. Samen met een aantal officieren besloot hij om eerst Hitler en belangrijke leden van de SA, SS en Gestapo om te brengen en daarna overheidsgebouwen en radiostations te bezetten.
Het plegen van een aanslag was niet iets dat vanzelf sprak. Er zaten nogal wat juristen in de verzetsbeweging en zij vroegen zich af of het doden van Hitler wel gerechtvaardigd was. Zij waren tegen het gebruik van geweld, maar konden daar nu niet omheen. En wat zou er gebeuren als Hitler dood was? Wie zou hem opvolgen en wat voor schrikbewind zou hij voeren. Mogelijk brak er een burgeroorlog uit. Bij een aanslag konden onmogelijk alle sympathisanten van Hitler gedood worden. Bovendien bleef de SS in stand en had Hitler veel aanhang binnen het leger. Daar kwam nog bij dat soldaten en officieren de eed van trouw hadden gezworen aan de Führer.
Mislukking
Door al die overwegingen duurde het lang voor er een plan op tafel lag. Maar het kwam er en op 20 juli 1944 zou Von Stauffenberg Hitler proberen te doden door een bom, verborgen in een tas, te plaatsen bij de tafel in de bunker in Oost-Pruisen, waaraan Hitler met zijn staf overleg had. Daarna zou in Berlijn een staatsgreep gepleegd worden.
Het overleg vond echter plaats in een barak, de tas werd verplaatst, en toen de bom ontplofte, raakte Hitler slechts lichtgewond. Hij liet Von Stauffenberg met zijn aanhang oppakken en ter dood brengen. Deze aanslag was de laatste in een lange reeks. Steeds opnieuw ontkwam Hitler aan de dood. Tot hij uiteindelijk op 30 april 1945 zelf zijn leven beëindigde in de bunker in Berlijn.