Tweede Engels-Nederlandse Oorlog (1665-1667)
In de elf jaren die verstreken waren sinds de eerste oorlog tussen Engeland en de Republiek was er zowel in Engeland als in de Nederlanden het één en ander veranderd. In Engeland zat koning Karel II stevig in het zadel en in de Nederlanden streden de Organisten om de jonge Willem III van Oranje aan de macht te krijgen. Toen de moeder van Willem III plotseling overleed en het voogdijschap over haar zoon niet aan de Staten van Holland naliet maar aan haar broer koning Karel II van Engeland was een tweede oorlog tussen de Republiek en Engeland onafwendbaar.
Inhoud
Achtergrond
Met het onverwachte overlijden van stadhouder Willem II brak er een strijd om het stadhouderschap los. De Staten van Holland stelden de tegenstanders van het stadhouderschap in het gelijk en besloten het stadhouderschap (voorlopig) af te schaffen maar de politieke situatie werd uiterst ingewikkeld toen een aantal dagen na de beslissing van de Staten de zoon én wettelijk opvolger van Willem II, Willem III werd geboren. Toen er ook nog een machtswisseling in Engeland plaatsvond waren de voorstanders van de stadhouder er van overtuigd dat de benoeming van Willem III niet lang meer op zich zou laten wachten.
Holland
Toen stadhouder Willem II van Oranje (1626-1650) geheel onverwachts overleed was de verwarring onder zijn aanhangers - de Organisten - groot. Willems vrouw was op dat moment hoogzwanger van een mogelijk opvolger maar Willems tegenstanders - de Staatsgezinden - zaten in de tussentijd ook niet stil. Terwijl heel Oranjegezind Holland reikhalzend uitkeek naar de geboorte van Willems mogelijk opvolger wisten de Staatsgezinden de Staten van Holland te overtuigen om het stadhouderschap (voorlopig) af te schaffen. De Staten van Holland gingen akkoord en de woede onder de Organisten was groot toen enkele dagen na deze beslissing Willems zoon én wettelijk opvolger Willem III van Oranje (1650-1705) ter wereld kwam. De Staten van Holland hadden bepaald dat de stadhouderlijke taken van Willem werden overgenomen door zijn raadspensionaris Johan de Witt (1625-1672) die nu voor de moeilijke uitdaging stond de gemoederen tussen de Organisten en de Staatsgezinden weer tot bedaren te brengen.
Koning Karel (Charles) II van Engeland /
Bron: Thomas Hawker, Wikimedia Commons (Publiek domein) Engeland
Niet alleen Holland kende diverse wijzigingen op politiek gebied ook in buurland Engeland vonden er een aantal veranderingen plaats. Tijdens de Engelse Burgeroorlog (1642-1645 en 1684-1649) was koning Karel I Stuart (1600-1649) afgezet en vermoord en zijn plaats was ingenomen door de Engelse Lord Protector Oliver Cromwell (1599-1658). Olivers zoon Richard Cromwell (1626-1712) kreeg het hierdoor na de dood van zijn vader aan de stok met de zoon van de vermoorde koning Karel I, Karel II Stuart (1630-1685), die de jonge Richard Cromwell al snel wist af te zetten. Naast het feit dat Karel II vanaf dat moment koning van Engeland was, bestond er ook een familieband tussen de Engelse koning en de jonge Willem III van Oranje. Willems moeder Maria Henriëtte Stuart (1631-1660) was namelijk de zus van Karel II, waardoor hij de oom was van de kleine Willem, en deze familieband maakte dat de Organisten weer hoop kregen.
De kroning van Karel tot koning van Engeland zorgde voor problemen voor raadspensionaris Johan de Witt. Hij moest nu niet alleen het enthousiasme van de Organisten proberen te temperen maar ook proberen de band tussen de Hollandse regering en koning Karel II te herstellen aangezien deze een flinke deuk had opgelopen in aanloop van de eerste oorlog tussen Engeland en de Republiek. Na de moord op zijn vader, koning Karel I (1600-1649) vluchtten Karel II en zijn gezin naar de Hollandse stad Den Haag maar kregen na een paar maanden het verzoek van de Staten van Holland om te vertrekken. Holland wilde de breekbare band die ze hadden opgebouwd met de nieuwe Lord Protector van Engeland niet onder druk zetten, maar Karel had de Republiek haar beslissing nooit in dank afgenomen.
Overmoedig
De Organisten zweepten elkaar op en ze raakten er steeds meer van overtuigd dat raadspensionaris De Witt en zijn Staten van Holland niet langer om Willem III heen konden. Gesteund door Willems moeder dienden de Organisten een officieel verzoek in om Willem te laten benoemen tot lid van de Staten van Holland, maar het plan werd door raadspensionaris De Witt direct van tafel geveegd. De Organisten waren woedend en Willems moeder ten einde raad. Ze besloot haar broer Karel om hulp te vragen en reisde naar Londen. Wat er tussen Maria Henriëtte en Karel werd besproken kwam men nooit te weten want drie maanden na aankomst overleed Maria Henriëtte volledig onverwachts aan de gevolgen van de pokken. Tot grote schrik van raadspensionaris De Witt liet Maria Henriëtte de voogdij over haar zoon Willem niet na aan de Staten van Holland, zoals gebruikelijk was, maar aan haar broer koning Karel II.
Tweede oorlog tussen Engeland en Nederland (1665-1667)
Zoals verwacht leverde het voogdijschap van koning Karel over Willem III diverse problemen op voor de Staten van Holland. Zo maakte Karel op schandalige wijze misbruik van zijn macht als voogd en plunderde diverse schatten van het Hollandse gewest. Voor raadspensionaris De Witt was de maat meer dan vol en hij adviseerde de Staten van Holland om in te grijpen. De acties die Holland ondernam werden haar niet in dank afgenomen door de Engelse koning Karel en een tweede oorlog tussen beide landen leek dan ook onafwendbaar.
Voorgeschiedenis
Karel maakte op schandalige wijze misbruik van zijn macht als voogd. Hij plunderde de Hollandse schatkist en viel zonder enige reden diverse Nederlandse kolonies aan. Zowel Curaçao, Nieuw-Amsterdam en diverse kolonies op de Afrikaanse westkust kregen een bezoek van de Engelsen totdat vice-commandeur Michiel de Ruyter (1607-1676) de opdracht kreeg de orde te herstellen. Na de kolonies was de VOC (Verenigde Oost-Indische Compagnie) aan de beurt welke Karel door middel van de Engelse Scheepvaartwetten probeerde het handelen te belemmeren en voor raadspensionaris De Witt was de maat vol. In overleg met de Staten van Holland en Staten-Generaal werd er besloten Willem III te benoemen tot "Kind van de Staat" waarbij een groep regenten, onder leiding van Johan de Witt, de verdere opvoeding van de jonge prins van Oranje ter hand nam. Koning Karel werd medegedeeld dat zijn bevoegdheden als voogd niet langer meer werden erkend en zoals verwacht was Karel woedend. Hij verklaarde Holland en daarbij ook de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden de oorlog.
Admiraal Michiel de Ruyter /
Bron: Ferdinand Bol, Wikimedia Commons (Publiek domein) Voorbereiding
Direct na de oorlogsverklaring troffen beide landen voorbereidingen om de strijd met elkaar aan te gaan maar koning Karel liep hierbij tegen aanzienlijk meer problemen aan dan de Nederlanders. Als eerste werd Londen getroffen door een grote pestepidemie om daarna ook nog te worden getroffen door de zogenaamde Grote Brand. De bodem van Karels schatkist kwam snel in zicht maar hij was niet bij machte om zijn Engelse Parlement om hulp te vragen. Het Parlement wilde Karel namelijk wel een lening verstrekken maar alleen als hij daarvoor een deel van zijn macht zou inleveren, iets waar Karel op zijn beurt weer niet over peinsde. In de tussentijd trof de Republiek volop voorbereidingen om haar vloot op orde te brengen. Er werd een nieuw type oorlogsschip ontwikkeld dat in vergelijking met de trage en logge Engelse schepen veel lichter, wendbaarder en sneller was en in de maanden erna werden er tientallen nieuwe modellen ter water gelaten. Ook verliep de samenwerking tussen de regenten van de gewesten uiterst soepel en was het oorlogsmoraal in de gehele Republiek hoog.
Zeeslagen 1665
Net als de eerste oorlog speelde ook de tweede oorlog tussen Engeland en de Republiek zich in zijn geheel op zee af met als grote verschil dat de Nederlandse vloot dit keer een stuk beter was opgewassen tegen haar Engelse tegenstander. De gevechten die werden gevoerd waren op het scherpst van de snede en beide landen weigerden ook maar een strobreed toe te geven. Met een zeer gedurfde actie van de Nederlandse vloot onder leiding van admiraal Michiel de Ruyter wist de Republiek koning Karel op zijn knieën te krijgen waardoor hij uiteindelijk niet anders kon dan de vrede ondertekenen.
Zeeslag bij Lowestoft - 13 juni 1665
Bij het eerste treffen tussen de Engelse en Nederlandse vloot bleek meteen dat de Republiek een fout had gemaakt in haar voorbereiding. Ze hadden wel met man en macht gewerkt om de vloot op sterkte te krijgen maar hadden hierbij geen tijd en/of aandacht besteed aan het trainen van de bemanning. Toen de Nederlandse vloot onder leiding van admiraal Jacob van Wassenaer Obdam (1610-1665) op 11 juni 1665 ter hoogte van de Engelse plaats Lowestoft voer, kreeg deze al snel de Engelen in het oog maar de eerste aanval mislukte in verband met een zeer ongunstige tegenwind. Toen de tweede dag zich aandiende ging Obdam opnieuw over tot de aanval maar dit keer sloeg de chaos aan de Nederlandse zijde toe. De commando's van het Nederlandse vlaggenschip werden niet gezien of verkeerd begrepen en de helft van de bemanning had geen flauw idee wat zijn taak was. De Engelsen maakten handig gebruik van de verwarring die heerste aan Nederlandse zijde en deden een poging de Nederlandse vloot te omsingelen. Obdam wist de omsingeling ternauwernood te voorkomen maar ging hierbij wel met schip en al ten onder. Toen de overige Nederlandse schepen zagen dat hun leider en vlaggenschip was verdwenen, sloegen ze meteen op de vlucht en de eerste "overwinning" van de Engelsen was een feit.
Slag in de Baai van Bergen - 12 augustus 1665
Ieder jaar vertrok er in december een groot en waardevol handelskonvooi vanuit de Nederlandse koloniën op weg naar de Republiek. Het jaarlijkse konvooi was de grootste buit die er over de zeeën werd vervoerd en was dan ook ieder jaar weer een gewild prooi. In december 1664 kreeg admiraal Michiel de Ruyter - de opvolger van de verdronken admiraal Obdam - de opdracht het konvooi tijdens het laatste deel van haar reis te vergezellen, maar aangezien het merendeel van zijn schepen nog in reparatie was, besloot het konvooi enige tijd voor anker te gaan in de haven van Bergen, Noorwegen.
Terwijl het Nederlandse konvooi zich veilig waande in de haven van Bergen wisten de Engelsen, door onbekende reden, precies waar het konvooi zich bevond en bezorgde het de schrik van zijn leven toen zij plots voor de ingang van de haven verschenen. Het Nederlandse konvooi leek een makkelijk prooi maar de Engelsen hadden geen rekening gehouden met de sterke tegenwind die hun aanval bemoeilijkten. De wind zorgde er niet alleen voor dat de Engelsen kanonnen letterlijk tekort schoten maar ook dat de kruitdampen terugwaaiden naar de schepen waardoor de Engelsen bemanning geen hand voor ogen zag. Het Nederlandse konvooi kreeg hierdoor de mogelijkheid om terug te vuren en wist een aantal Engelse schepen flink te beschadigen. Het neutrale Noorwegen had zich gedurende de schermutseling afzijdig gehouden maar mengde zich alsnog in het gevecht toen één van hun forten werd geraakt door een afzwaaiende Engelse kanonskogel en samen met de Nederlanders schoten ze de Engelsen volledig aan flarden. Aan Engelse zijde kwamen rond de 500 bemanningsleden om het leven voor de Engelse commandant het commando gaf om terug te trekken en tegen de tijd dat admiraal de Ruyter in de haven arriveerde was de rust weer teruggekeerd. Het konvooi kon zonder verdere problemen zijn reis naar de Republiek voortzetten.
Zeeslagen 1666
Ook in 1666 was de strijd tussen beide partijen nog niet beslist en er vonden gedurende het jaar dan ook meerdere slagen plaats tussen beide partijen.
Vierdaagse Zeeslag - 11 tot 14 juni 1666
Zowel Engeland als de Republiek had de tijd nodig om te herstellen van de slag in de Baai van Bergen en pas in juni 1666 kwam het weer tot een treffen tussen beide partijen. De aanleiding voor het treffen was het feit dat de Engelsen ervan overtuigd waren dat de Nederlanders een samenwerking met de Fransen waren aangegaan. Een oorlog tegen twee landen kon Engeland onmogelijk volhouden en hun doel was dan ook om eerst de Fransen terug te sturen naar eigen land en dan een einde te maken aan de strijd met de Nederlanders. Helaas verliep de Engelse aanval anders dan gepland ...
11 juni
Op 11 juni 1666 lag de Nederlandse vloot voor anker in de haven van Duinkerken toen deze volledig onverwachts werd aangevallen door de Engelse vloot onder leiding van generaal ter zee George Monck (1608-1670). Admiraal de Ruyter en zijn mannen waren al snel van de schrik bekomen en zetten een tegenaanval in waarbij ze drie Engelse schepen buit wisten te maken. Beide partijen gingen over in linie en bestookten elkaar over en weer met kanonskogels. Op aanraden van de Ruyter richtten de Nederlanders vooral op de masten en tuigage van de Engelsen schepen en bracht de Engelse vloot zo aanzienlijke schade toe. Generaal Monck kon deze tactiek van de Ruyter niet waarderen en haalde aan het einde van de dag het nieuwe Engelse "geheime wapen" van stal; de vuurkogel (fire shot). Hij zette diverse Nederlandse schepen in vuur en vlam voor hij zich - voor die dag - terugtrok uit de strijd. De Ruyter, die het voordeel had in zijn eigen haven te zijn aangevallen, stuurde de Nederlandse schepen die het zwaarst beschadigd waren terug naar de haven voor reparatie en zag ook kans om de gewonde bemanningsleden te vervangen.
Luitenant-admiraal Cornelis Tromp /
Bron: Peter Lely, Wikimedia Commons (Publiek domein) 12 juni
Op 12 juni openden de Engelsen de aanval, maar de Nederlanders, goed hersteld van het gevecht van de vorige dag, wisten deze met gemak af te slaan. Wel trad er verwarring op toen de Nederlandse luitenant-admiraal Cornelis Tromp (1629-1691) achter de vijandelijke linie terechtkwam en Michiel de Ruyter hem, met gevaar voor eigen leven, ging halen. Generaal Monck probeerde gebruik te maken van de verwarring die bij de Nederlanders heerste, maar het lukte hem niet om de strijd in zijn voordeel te beslissen. De gehele dag door voerden de Engelsen diverse aanvallen uit op de Nederlandse vloot, maar de Nederlanders wisten iedere aanval met gemak af te slaan. Toen de avond viel kreeg Monck de schrik van zijn leven toen hij een twaalftal Nederlandse schepen aan de horizon zag verschijnen. Hij was ervan overtuigd dat de Nederlanders een nieuw eskader op de been hadden weten te brengen en wist niet dat deze schepen terugkeerden van de achtervolging van het Engelse schip de Rainbow, dat op 11 juni was gevlucht toen de eerste gevechten plaatsvonden. Monck wist dat hij met zijn 29 resterende schepen geen partij was voor de Nederlanders en sloeg op de vlucht.
13 juni
Monck gaf zijn schepen de opdracht via het westen terug te trekken en de Nederlanders zetten direct de achtervolging in. Halverwege de achtervolging kwam de vluchtende Engelse vloot het andere deel van de Engelse vloot tegen, dat op zoek was geweest naar de Fransen, maar hen niet hadden kunnen vinden. De Ruyter zag met lede ogen aan hoe beide delen van de Engelse vloot zich weer verenigde en deed alleen een halfslachtige poging om dit te voorkomen. Nadat de Engelse vloot weer was samengevoegd vond er verder geen actie meer plaats die dag.
14 juni
Op de ochtend van de 14e juni barstte de strijd weer in alle hevigheid los. Generaal Monck opende de aanval maar maakte hierbij een grote inschattingsfout. De Ruyter wist van deze fout te profiteren en brak met het Nederlandse centrum dwars door de Engelse linie heen. Hij wist de Engelse voorhoede te isoleren van haar centrum en de slag ontaardde voor de Engelsen in een gevecht op leven en dood. Ondanks dat de overwinning voor de Nederlanders binnen handbereik lag, twijfelde admiraal de Ruyter of hij de klus ook daadwerkelijk kon klaren maar het geluk hielp hem bij deze een handje. Een Nederlandse kanonskogel raakte het schip van generaal Monck vol in het midden en beschadigde het zo zwaar dat het door een ander Engels schip weggesleept moest worden. Toen de Engelsen hun generaal en zijn zwaar gehavende schip zagen afdruipen gooiden ze het bijltje erbij neer en sloegen massaal op de vlucht. Na vier lange dagen was de overwinning voor de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden eindelijke een feit.
Tweedaagse Zeeslag op de Noordzee - 4 & 5 augustus 1666
Eind juli voer de Nederlandse vloot uit met de opdracht de Engelsen in hun eigen marinebasis Chatham te verslaan, maar het plan viel in duigen toen de Nederlandse vloot de Engelsen al op 1 augustus trof op de Noordzee. Door een storm die drie dagen aanhield gingen de Nederlanders pas op
4 augustus in de aanval, maar het weer bleef tegen zitten. In de ochtend hadden De Ruyter en zijn mannen het voordeel van de wind in de rug, maar tegen de middag draaide deze. Admiraal De Ruyter moest diverse manoeuvres maken om weer in gunstige aanvalspositie te komen maar belandde hierbij in een hoge drukgebied. De wind viel volledig stil en de admiraal en zijn centrum kwamen ernstig in de problemen. De Engelsen maakten van de situatie gebruik door het vuur op het Nederlandse centrum te openen maar wonder boven wonder wisten De Ruyter en zijn mannen de aanval af te weren. Vanuit de achterhoede keek vice-admiraal Cornelis Tromp met groeiende ergernis naar het "gestuntel" van De Ruyter en besloot het goede voorbeeld te geven. Hij viel de Engelse achterhoede aan, dreef deze uiteen en zette de achtervolging in toen een aantal Engelse schepen op de vlucht sloegen. Pas bij het vallen van de avond besloot Tromp zijn achtervolging te staken en gaf zijn schepen de opdracht voor de nacht voor anker te gaan.
5 augustus
Toen de nieuwe dag aanbrak keerde Tromp terug naar de plaats waar hij de rest van de Nederlandse vloot had achtergelaten maar zijn schrik was groot toen hij bij het naderen van de plek alleen maar Engelsen vlaggen aan de horizon zag. De Ruyter en zijn mannen waren in geen velden of wegen te bekennen en Tromp wijzigde zijn koers richting de haven van Vlissingen. Toen Tromp op 6 augustus voet aan wal zette, was de rest van de Nederlandse vloot al aangemeerd en Tromp trof een woedende admiraal De Ruyter aan. De Nederlandse vloot was heel de middag en avond zwaar op de korrel genomen door de Engelsen en kon pas ontsnappen toen de wind draaide. De enige reden dat het merendeel van de bemanningsleden het er levend vanaf had gebracht, was dat de Engelse kanonnen niet zwaar genoeg waren geweest om de Nederlandse schepen daadwerkelijk tot zinken te brengen. Admiraal De Ruyter hield vice-admiraal Tromp verantwoordelijk voor de enorme schade die de vloot had opgelopen aangezien Tromp zijn eigen plan had getrokken en de directe orders van een meerdere had genegeerd.
De ruzie tussen Tromp en De Ruyter kreeg een politiek tintje toen stadhouder Willem III de kant van Tromp koos en De Ruyter verweet niet daadkrachtig genoeg gehandeld te hebben. De Organisten volgden het voorbeeld van hun leider en schaarden zich massaal achter Tromp. De Ruyter was goed bevriend met raadspensionaris Johan de Witt en deze koos uiteraard de kant van zijn vriend in deze kwestie. Johans Staatsgezinden aanhangers volgden zijn voorbeeld en schaarden zich massaal achter De Ruyter. De politieke spanningen kwamen pas weer tot bedaren toen Tromp en De Ruyter gedwongen werden de strijdbijl te begraven.
Boven: Het dorp West-Terschelling voor de brand.
Onder: Het deel van het dorp wat in brand stond na de aanval van de Engelsen /
Bron: Harmen de Mayer, Wikimedia Commons (Publiek domein) Holmes's Bonfire; de Ramp van 1666
Net als de Nederlandse vloot hadden ook de Engelse schepen aanzienlijke schade opgelopen tijdens de Tweedaagse Zeeslag en koning Karel zocht naar financiële middelen om de schade te herstellen. Toen hem, via de geroyeerde Nederlandse kapitein Laurens Heemskerck (geboorte- en overlijdensdatum onbekend), ter oren kwam dat er in de haven van West-Terschelling een handelsvloot van 160 schepen lag twijfelde hij geen moment. De Engelse schout-bij-nacht Robert Holmes (circa 1622-1692) kreeg de opdracht de handelsvloot uit te schakelen, maar nam daarbij drastische maatregelen. Hij viel de handelsvloot met een aantal branders aan en zette, naast het merendeel van de handelsschepen, ook het dorp West-Terschelling in lichterlaaie.
Zeeslagen 1667
De tocht naar Chatham - juni 1667
De aanval op West-Terschelling was het laatste wapenfeit van de Engelse vloot voor deze, uit geldgebrek, voor anker ging in de marinebasis van Chatham. Koning Karel besefte hoe zwak zijn positie was nu hij geen vloot meer had die zijn land beschermen kon en besloot de vredesonderhandelingen met de Republiek te starten. Wat de Nederlanden overigens niet wisten was dat de intentie van Karel lang niet zo zuiver was als zij dachten. Waar mogelijk probeerde hij de onderhandelingen te rekken en te vertragen zodat hij meer tijd kreeg een samenwerking met de Franse koning Lodewijk XIV (1638-1715) op te zetten. Het was raadspensionaris De Witt die besloot dat de maat vol was. Hij was het tijdrekken van Karel meer dan zat en deed een stoutmoedig voorstel aan de Staten-Generaal om de oorlog met Engeland in één klap te beëindigen én te winnen.
Op 4 juni 1667 verlieten Michiel de Ruyter en een klein deel van de Hollandse vloot in het diepste geheim de haven van Vlissingen. Ze hadden de opdracht gekregen om de Engelse vloot aan te vallen en te vernietigen in hun eigen thuishaven; marinebasis Chatham. De reis naar Chatham was niet zonder gevaren door de vele zandbanken die in de rivier de Medway waren gelegen en geen enkele Nederlandse loods durfde het aan hier doorheen te navigeren. Bij zijn tocht werd de Ruyter dan ook geholpen door twee Engelse loodsen die waren overgelopen naar het Nederlandse kamp. Bij het naderen van de monding van de Theems kreeg de Nederlandse vloot het aan de stok met een klein Engels handelskonvooi, maar na een kleine schermutseling zette De Ruyter zijn reis voort. Toen De Ruyter al halverwege de Medway was, werd het de Engelsen pas duidelijk dat de Nederlanders op weg waren naar de marinebasis en generaal Monck kreeg de opdracht Chatham met man en macht te verdedigen. Op 10 juni maakten de Nederlanders het bijna voltooide Fort Sheerness met de grond gelijk en zetten hun reis voort naar Gillingham, de laatste haven voor Chatham. De Engelsen hadden wel een aantal voorzorgsmaatregelen genomen om vijanden te beletten Chatham te bereiken, maar zowel de ketting die de rivier afsloot als de Engelse schepen die de ketting bewaakten, bleken geen partij te zijn voor de Nederlandse vloot. Het Engelse vlaggenschip de H.M.S. Royal Charles werd zelfs ingenomen zonder een schot te lossen. Toen generaal Monck de Nederlanders zag naderen nam hij een drastisch besluit. Wegens tijdgebrek was hij niet in staat de haven te verdedigen en om te voorkomen dat de Nederlanders nog meer Engelse schepen buit zouden maken liet hij alle schepen die voor anker lagen tot zinken brengen. Toen de Nederlanders de marinebasis bereikten, was het merendeel van de schepen al tot aan het eerste dek afgezonken. Twee Nederlandse bemanningsleden in een roeibootje maakten het karwei af en toen de Nederlanders vertrokken lag er geen schip meer boven water.
Vrede
Met de aanval op Chatham hadden de Nederlanders koning Karel tot op het bot vernederd en toen beide partijen weer om de tafel gingen om de vrede te bespreken had koning Karel een stuk minder noten op zijn zang. Het merendeel van de vredesvoorwaarden werd bepaald door de Republiek en Karel had het nakijken. De Republiek dwong Karel om de gehate Engelse Scheepvaartwetten te versoepelen, de kolonie Suriname terug te geven aan de Nederlanders en kreeg zelf alleen de kolonie Nieuw-Amsterdam in handen, welke hij direct omdoopte naar New-York. Op 31 juli 1667 hadden de landen alles besproken wat nodig was en de vrede werd getekend in de Hollandse stad Breda.