Vierde Engels-Nederlandse Oorlog (1780-1783)
Met de kroning van de Hollandse stadhouder Willem III van Oranje, tot koning van Engeland, Schotland en Ierland begonnen de problemen tussen beide landen. Londen werd al spoedig het nieuwe internationale handelscentrum wat uiteraard tegen het zere been van de Nederlanders was en deze zochten dan ook naar een manier om de Engelsen dwars te zitten. De Republiek besloot de Amerikaanse rebellen te steunen in hun strijd tegen haar Engelse bezetter wat tot gevolg had dat Engeland de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden voor de vierde maal op rij de oorlog verklaarde.
Inhoud
Achtergrond
De samenwerking die de Engelse koning Karel was aangegaan met koning Lodewijk van Frankrijk gedurende de Derde Engels-Nederlandse Oorlog was hem niet in dank afgenomen door zijn Engelse Parlement. Het gevolg was dat Karel en zijn regenten op zeer slechte voet met elkaar stonden en toen de Engelse koning ouder werd, niet trouwde en geen officiële erfgenaam verwekte besloot het Engelse Parlement om eigenhandig de toekomst van het land veilig te stellen.
Prins Willem III van Oranje-Nassau en koning Willem II van Engeland, Schotland en Ierland /
Bron: Sir Godfrey Kneller, Wikimedia Commons (Publiek domein) Derde Engels-Nederlandse Oorlog
Bij het uitbreken van de derde oorlog tussen Engeland en de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden kreeg de protestantse koning Karel II Stuart (1630-1685) hulp van de katholieke koning Lodewijk XIV (1638-1715). Karel had met Lodewijk niet alleen afspraken gemaakt over de aanval op de Republiek in ruil voor financiële steun, maar Karel had koning Lodewijk ook beloofd om zich te bekeren tot het katholieke geloof en maatregelen te nemen tegen het protestantse geloof in zijn land. Toen het Engelse Parlement op de hoogte werd gebracht van de geheime afspraken tussen hun koning en die van Frankrijk was voor hen de maat vol en ze besloten om in te grijpen. Het gevolg was dat de relatie tussen de Engelse koning en zijn Parlement aanzienlijk verslechterde en de beide partijen loodrecht tegenover elkaar kwamen te staan.
Huwelijk
Toen Karel ouder werd, niet trouwde, geen officiële nakomelingen verwerkte en zich ook nog bekeerde tot het katholieke geloof was voor het Engelse Parlement de maat vol en ze namen maatregelen om de toekomst van Engeland veilig te stellen. Ze hadden hun oog laten vallen op het nichtje van koning Karel, Maria II (1662-1694) – beter bekend onder haar Engels naam Mary – de protestants opgevoede dochter van de broer van koning Karel, Jacobus II (1633-1701). Het plan was om Mary uit te huwelijken aan de protestantse neef van koning Karel, Prins Willem III van Oranje (1650-1702) de stadhouder van Holland. Koning Karel was uiteraard fel tegen dit plan en stelde voor om Mary uit te huwelijken aan de katholieke dauphin (troonopvolger) van Frankrijk. De protestantse prinses uithuwelijken aan een katholieke vorst was voor het Engelse Parlement onbespreekbaar en het (gedwongen) huwelijk tussen Willem III en Mary II vond dan ook in november 1677 plaats.
Koningin Mary II Stuart-van Oranje-Nassau /
Bron: Peter Lely, Wikimedia Commons (Publiek domein) Samenzwering
Toen koning Karel in 1685 overleed was het de beurt aan zijn broer Jacobus II om de troon te bestijgen, maar onder zijn leiding nam de onrust in Engeland in hoog tempo toe. Koning Jacobus was net als zijn oudere broer Karel van oorsprong opgevoed met het protestantse geloof maar had net als Karel een enorme hang naar het katholieke geloof. Jacobus en zijn eerste vrouw Anna Hyde (1638-1671) gaven hun twee dochters Mary (1662-1694) en Anne (1665-1714) een protestantse opvoeding maar bekeerden zich later alsnog tot het katholieke geloof. Zowel hun oudste dochter Mary als het Engelse Parlement waren hoogst ongelukkig met de bekering van haar ouders en koning en ze vreesden dan ook dat Jacobus – net als zijn broer Karel – zou proberen de banden aan te halen met de katholieke koning Lodewijk van Frankrijk. Willem III deelde de zorgen van het Engelse Parlement op het gebied van een mogelijke samenwerking en al spoedig besloten beide partijen elkaar te helpen om hun gezamenlijke doel te bereiken: Een protestantse toekomst voor het koninkrijk Engeland.
Aanleiding
Willem III wist zijn schoonvader al spoedig van de troon te stoten en verplaatste zijn hof van het Hollandse Den Haag naar de Engelse stad Londen. De kroning van Willem III had voor Holland grote gevolgen op het gebied van de handel en ze zocht dan ook naar een manier om Engeland terug te pakken. Toen de Amerikanen hun Onafhankelijkheidsoorlog tegen de Engelsen bezetter begonnen kreeg de Republiek de kans om Engeland dwars te zitten in de schoot geworpen.
Koning Jacobus II van Engeland, Schotland en Ierland. Vader van latere koningin Mary II Stuart-van Oranje-Nassau /
Bron: Sir Godfrey Kneller Bt., Wikimedia Commons (Publiek domein) De roemrijke omwenteling
In 1688 viel Willem III met een leger van ruim 21.000 man Engeland binnen en begon hij aan zijn zogenaamde 'Glorious Revolution' – in het Nederlands de roemrijke omwenteling genoemd. Willem wist zijn schoonvader Jacobus al spoedig van de troon te stoten maar een glansrijke overwinning was het allerminst. Ondanks dat Willem de steun kreeg van het Engelse Parlement had koning Jacobus enorm veel volgelingen onder zijn onderdanen en zijn hele periode als koning had Willem dan ook zijn handen vol aan het handhaven van zijn positie. Een ander nadeel van de kroning van Willem tot koning van Engeland, Schotland en Ierland was dat hij zijn residentie verplaatste van Den Haag naar Londen waardoor de handelaren hem al snel volgden. Het gevolg was dat de Hollandse stad Amsterdam haar positie als internationaal handelscentrum verloor aan Londen wat veel woede veroorzaakte onder de Hollanders.
Neutraliteit
De mogelijkheid om Engeland dwars te zitten werd de Republiek in 1775 in de schoot geworpen toen in Amerika de Onafhankelijkheidsoorlog (1775-1783) uitbrak. De Amerikanen kwamen na jarenlange onderdrukking in opstand tegen hun Engelse bezetter en Willem III had zijn handen vol om de situatie onder controle te krijgen. De Republiek besloot op haar beurt om de Amerikaanse rebellen te steunen en honderden wapens vonden via de Nederlandse kolonie Sint Eustatius hun weg naar Amerika. Toen koning Willem III doorkreeg dat de Republiek de grootste wapenleverancier van de Amerikaanse rebellen was, was hij woedend maar besloot om (nog) niet in te grijpen aangezien in Frankrijk koning Lodewijk XIV (1638-1715) aan de macht was gekomen en het ene na het andere land aan viel. Koning Willem III was van mening dat Engeland in staat was om de Franse koning een halt toe te roepen en verklaarde Frankrijk de oorlog. Om sterker te staan in haar strijd vroeg koning Willem III 'zijn' Republiek om hulp, maar deze gaf niet thuis. Aangezien de Nederlanders nog steeds boos waren over het feit dat de kroning van Willem hen hun internationale handelspositie had gekost lieten ze Willem III weten 'neutraal' te blijven.
Voor de vierde maal oorlog
Willem was woedend maar wist het Engelse Parlement er van te weerhouden om stappen te ondernemen tegen de Republiek. Toen de Engelse een Hollandse diplomaat onderschepte die een verdrag bij zich had waarbij de stad Amsterdam een intensieve samenwerking aanging met de Amerikaanse rebellen kon Willem niet meer anders en op 20 december 1780 verklaarde Engeland de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden voor de vierde maal in haar geschiedenis de oorlog.
Blokkade
De Republiek was op haar beurt totaal niet verbaasd toen ze de oorlogsverklaring van de Engelsen ontving en nam het opmerkelijke besluit om de verklaring volledig te negeren. De dagelijkse gang van zaken werd voortgezet en alleen aan het feit dat de handelskonvooien tijdens hun reizen beschermd werden door de Nederlandse vloot kon men merken dat er 'iets' aan de hand was. De Engelsen waren op hun beurt volkomen serieus geweest toen ze de oorlogsverklaring opstelden en gaven hun vloot dan ook de opdracht om uit te varen en diverse Hollandse havens te blokkeren. Terwijl de Engelse vloot koers zette naar de havens van Holland kwam het op 5 augustus tot een treffen met een Nederlands handelskonvooi ter hoogte van de Doggersbank – een ondiepte in de Noordzee, gelegen ten oosten van Engeland.
Schilderij van de Slag bij de Doggersbank /
Bron: Thomas Luny, Wikimedia Commons (Publiek domein) Slag bij de Doggersbank - 5 augustus 1781
Begin augustus 1781 begeleidden de Nederlandse vlootvoogd Johan Zoutman (1742-1793) en zijn manschappen een Nederlands handelskonvooi dat terugkeerde vanuit de Nederlandse koloniën. Ter hoogte van de Doggersbank trof Zoutman de Engelse vloot die onder leiding stond van de Engelse admiraal Hyde Parker (geboorte- en overlijdensdatum onbekend). Parker gaf zijn schepen direct het commando het vuur te openen en Zoutman reageerde door zijn mannen terug te laten vuren. Het gevecht dat volgde duurde de gehele dag maar het lukte geen van beide partijen om de overhand te krijgen en bij het vallen van de avond zagen beide commandanten in dat verder vechten geen zin had. Officieel eindigde de strijd onbeslist maar de Republiek verloor haar winstgevende positie in de graanhandel op de Oostzee waardoor de slag toch wel degelijk kon worden gezien als een strategische nederlaag voor de Republiek.
De 'overwinning' op de Doggersbank
Aangezien het al enige tijd geleden was dat de Nederlandse vloot in actie was gekomen werd het gelijkspel in de Republiek gevierd alsof het een overwinning van wereldformaat betrof. Naar aanleiding van de Slag bij de Doggersbank werden er diverse erepenningen uitgereikt en een lof- en zegezang geschreven. De gehele Republiek was er van overtuigd dat de slag met de Engelsen een goede krachtmeting was geweest en was van mening dat de vloot de 'test' glansrijk had doorstaan. Helaas waren er tijdens de slag een groot aantal Nederlandse zeelieden om het leven gekomen en voor hun weduwen richtte de Nederlandse Staat een speciaal fonds op. Om ook hen te laten meedelen in de 'feestvreugde' ontvingen ze vanuit het fonds een financiële bijdrage die hen moest helpen het hoofd boven water te houden.
Vrede
In 1783 werden de Amerikanen en Engelsen het (eindelijk) eens over de vrede en de Amerikaanse Onafhankelijkheidsoorlog kwam ten einde. Met het eindigen van de oorlog stopte automatisch de wapenhandel tussen de Republiek en Amerika en de Engelsen hadden niet langer een reden om de oorlog tegen de Republiek voort te zetten.
Een schilderij waarop de Amerikaanse onderhandelaars zijn afgebeeld. Aangezien de Engelse onderhandelaars weigerden te poseren bleef het schilderij onvoltooid /
Bron: Benjamin West, Wikimedia Commons (Publiek domein) Onderhandelingen
Zowel de Republiek als Engeland zagen na de Slag bij Doggersbank in dat verder vechten zinloos was en er vonden tot het einde van de oorlog dan ook geen veld- en/of zeeslagen meer plaats. Vanaf het jaar 1782 erkenden steeds meer landen de Verenigde Staten van Amerika als onafhankelijk en Engeland voelde dat ze de oorlog begon te verliezen. Vanaf november startte Engeland de onderhandelingen met de Amerikaanse rebellen maar ze hadden in totaal een jaar nodig om tot een daadwerkelijke overeenkomst te komen. Engeland weigerde haar verlies te nemen en bleef vasthouden aan de eis dat de staat New York in Engelse handen zou blijven. De Amerikanen eisten echter dat alle staten van Amerika onafhankelijk werden verklaard en trokken uiteindelijk aan het langste eind. Op 3 september ondertekenden Engeland, Frankrijk en Amerika de Vrede van Parijs – ook wel de Vrede van Versailles genoemd – waarmee zowel de Amerikaanse Onafhankelijkheidsoorlog, de oorlog tussen Engeland en Frankrijk én de oorlog tussen Engeland en de Republiek ten einde kwam.
Vrede van Parijs
De Vrede van Parijs had als grote voordeel dat de rust in Europa en Amerika terugkeerde, maar kende ook grote nadelen voor de economische groei van Engeland en de Republiek. Met het tekenen van de vrede was Engeland haar uiterst winstgevende kolonie New York kwijtgeraakt en voor de Republiek betekende de vrede het einde van haar monopolie op de specerijenhandel met (Latijns-)Amerika. Na het kwijtraken van haar internationale handelspositie was het verliezen van haar specerijenmonopolie een ware doodsteek voor de economie die dan ook langzaam in een neerwaartse spiraal raakte. Zowel Engeland als de Republiek hadden met hun 'ruzie' uiteindelijk meer verloren dan gewonnen en konden dan ook beide als verliezers worden bestempeld.