Van oud ambacht klompenmaker naar machinale klompenindustrie
Dankzij de souvenirindustrie wordt het beeld in stand gehouden dat Nederlanders op klompen lopen. Onzin uiteraard hoewel klompen eeuwenlang tot populair schoeisel hebben gehoord. Vanaf ongeveer de helft van de twintigste eeuw komt het dragen van klompen echter steeds minder voor. Alleen bij mensen met een bepaald beroep (zoals landbouwer) of als onderdeel van klederdrachten komt het dragen van klompen nog voor. Het maken van klompen gebeurde aanvankelijk geheel ambachtelijk maar vanaf de industriële revolutie ook machinaal. In de toptijd verdienden achtduizend mensen hun brood in de klompenindustrie.
Al afbeeldingen uit de vijftiende eeuw
Van
klompen zijn al afbeeldingen te vinden op een
altaarstuk uit de vijftiende eeuw dat geschilderd is door Derick Baegert en zich bevindt in de S. Johannes Baptista kerk in Dortmund.
Wilgenhout en populierenhout vers verwerkt door klompenmaker
Klompen worden meestal vervaardigd van het hout van de
wilg of de populier. De bomen die als klomphout worden gebruikt zijn ongeveer dertig jaar oud. Het hout van de wilg of populier wordt niet eerst gedroogd maar binnen een jaar verwerkt omdat van vers hout mooie witte klompen gemaakt kunnen worden.
Oud ambacht klompen maken in zes stappen
Het met de hand maken van een klomp gaat in verschillende stappen. Die stappen vangen aan bij de boom en eindigen bij het beschilderen van de klompen.
- De stammen van de bomen worden eerst met de afkortzaag in schijven gezaagd en daarna met de lintzaag in blokken van een formaat zodat er een klomp uit kan worden vervaardigd. Bij het in blokken zagen worden eventuele noesten weggezaagd.
- Uit de blokken wordt met speciaal gereedschap de ruwe vorm van de klomp gehakt en geschaafd.
- Daarna wordt de holte voor de voet uitgeboord waarvoor gebruik wordt gemaakt van lepelboren.
- Vervolgens wordt het hout een tijd gedroogd. Als dit in een droogkamer gebeurt moeten exemplaren van wilgenhout anderhalve week drogen en van populierenhout een week langer. De temperatuur voor het drogen is tussen twintig en vijfentwintig graden. Bij een te snelle droging ontstaat er krimp dat scheuren kan veroorzaken.
- Na het drogen worden de goede exemplaren geschuurd en dienen de overige, naast alle spaanders, als brandhout. Het schuren van de binnenkant komt het draagcomfort ten goede en het schuren van de buitenkant is bedoeld om de klomp een mooi aanzien te geven.
- Als laatste stap wordt de klomp eventueel beschilderd en van versieringen voorzien.
Concurrentie: massaproductie van leren schoenen
Vroeger kende elk dorp wel een klompenmaker en voor de verkoop trokken venters van deur naar deur. Maar aan het eind van de negentiende eeuw kwam de schoenenindustrie in opkomst. Het was de tijd van massaproductie waardoor leren schoenen betaalbaar werden. Door de opkomst van de schoenenindustrie raakten klompen steeds meer uit de gratie. Maar toch werden er nog zoveel gedragen dat er een machine voor het maken van klompen werd uitgevonden. Aanvankelijk werkte die machine op stoom maar later door middel van een elektromotor.
Machinale klompenindustrie
Met behulp van machines gaat het vervaardigen van een klomp aanzienlijk sneller dan met de hand. Afhankelijk van de maat van de klomp produceert een machine 60 van de kleinste tot 35 van de grootste maat klompen per uur. Met de hand maken van een paar klompen duurt ongeveer een uur. Voor het machinaal maken zijn twee machines nodig, een voor de buitenkant en een voor de binnenkant. De machine voor de buitenkant werkt ongeveer zoals een sleutelmachine. Een voeler tast door middel van een mal de omtrek van de klomp af waarbij het overtollige hout wordt weggefreesd. De machine voor de binnenkant werkt op een vergelijkbare manier waarbij de frees aan een lange beweegbare as zit. Per klompenmodel en klompenmaat is één mal nodig.
Van groot aantal naar slechts gering aantal klompenmakers
De topperiode van klompenmakers was het begin van de twintigste eeuw maar daarna is het allengs meer bergafwaarts gegaan en werden steeds minder klompen gedragen.
1919
Naast de fabriekjes die machinaal klompen maakten bleven echter ook ambachtelijke bedrijven bestaan. Zo waren er in 1919 bijna vierduizend klompenbedrijven waar ruim achtduizend mensen werkten.
1942
In 1942 was dat teruggelopen naar een kleine tweeduizend waarvan ongeveer zeshonderd bedrijven die de klompen machinaal vervaardigden. Rond die tijd werd een speciale Vakschool voor de Klompenmakerij geopend in het Noord-Brabantse plaatsje Sint-Oedenrode.
1949
Het aantal klompenmakerijen liep verder terug maar in 1949 bestonden er altijd nog meer dan vijftienhonderd klompenmakerijen in de streek ten zuiden van ’s-Hertogenbosch, de grensstreek rond Clinge in de provincie Zeeland en de zuidelijke Achterhoek. In die gebieden groeiden ook erg veel populieren welke houtsoort veel werd gebruikt voor het maken van klompen.
1960
Maar de klompenindustrie liep verder terug. In 1960 waren er nog slechts 540 bedrijven over met ruim twaalfhonderd werknemers.
1977
In 1977 bestonden er nog maar ruim honderd bedrijven welk aantal daarna nog verder zou dalen.
2016
Momenteel zijn er nog maar enkele klompenmakers die fulltime hun vak met handwerk uitoefenen. Het vak kan wel regelmatig worden bewonderd op jaarmarkten en braderieën met
oude ambachten. Klompen maken is nagenoeg geheel overgenomen door fabriekjes die machinaal werken.
Nog in 2016 bestaand bedrijf
De grootste nog bestaande (2016) klompenfabriek Nijhuis Klompen is te vinden in de Achterhoek in het dorp Beltrum. De fabriek telt nog enkele tientallen medewerkers. Naast klompen die nog gedragen worden produceert de fabriek ook klompen voor de souvenirmarkt en de markt voor relatiegeschenken.
Lees verder