Geschiedenis, het vak
Geschiedenis wordt in verschillende contexten gebruikt. De meeste jongeren zien het als een vervelende, saaie les op school, terwijl de interesse ervoor op latere leeftijd groeit. Voor anderen is geschiedenis een woord dat het verleden in het algemeen als betekenis heeft. Maar geschiedenis is ook een vak, een wetenschap.
De drie betekenissen van geschiedenis
- Reeds in de inleiding is erop gewezen dat de interesse voor geschiedenis vooral verschilt door de betekenis die eraan gegeven wordt. Men ziet vooral 3 betekenissen van geschiedenis. Zoals reeds vermeld is er het verleden, de meest algemene beschrijving. Alles wat voor het heden, het “nu” is in deze betekenis geschiedenis. Wanneer deze tekst doorgelezen is, is het lezen van deze tekst reeds geschiedenis.
- De tweede betekenis hangt samen met “geschiedschrijving”. Hier spreekt men dan over het neerschrijven van het verleden. Iedereen die een dagboek bijhoudt, doet in deze betekenis aan “geschiedenis”. Dit heeft gevolgen voor het interpreteren van het verleden. Alles wat voor het ontstaan van het schrift behoorde, wordt in deze optie “pre-historie”, wat er “voor de geschiedenis” gebeurde.
- In de derde betekenis van geschiedenis, gaan we iets verder, en beperken we ons tot wat we op wetenschappelijke basis over het verleden weten. We gaan met andere woorden onderzoek voeren naar het verleden. Bronnen worden onder de loep genomen, er worden analyses gedaan van objecten, teksten worden vergeleken, een gebeurtenis wordt in verschillende contexten geplaatst.
Het probleem van geschiedenis als wetenschap
Samen met de opkomst van geschiedenis als wetenschap, kwam het probleem van de wetenschappelijkheid van geschiedenis. Het probleem bevindt zich op verschillende gebieden. Het eerste probleem is een essentieel probleem voor de wetenschap. Wetenschappelijkheid vergt bevestiging van theorieën door experimenten. Wanneer een nieuw geneesmiddel ontwikkeld wordt, wordt het verregaand uitgetest, op zowel dieren als in een later staduim op mensen. Op iets dat in het verleden heeft plaatsgevonden kan men namelijk geen experimenten uitvoeren. Met andere woorden, de theorie kan niet uitgetest worden. Uiteraard kunnen schriftelijke bronnen door feitelijke vondsten bevestigd worden, maar toch blijft het een zaak van interpretatie van bronnen. Dit leidt ons automatisch naar het tweede probleem van geschiedenis als wetenschap. Geschiedenis beoefenen we over onszelf. We onderzoeken het verleden van de mens. Wanneer we de geschiedenis van een plant-, of een diersoort onderzoeken, dan doen we ook dit steeds in het kader van de mens. Om objectief te blijven, is dit uiteraard juist het moeilijkste onderwerp. Bovendien legt iedereen andere verbanden, wordt de nadruk telkens opnieuw elders gelegd. Wanneer je over geschiedschrijving leest, zal je merken dat ook in dit vak het probleem van de objectiviteit steeds terugkeert. Juist omdat we niet rechtstreeks, fysiek kunnen bewijzen wat er gebeurd is moeten we blijven interpreteren. Hoe meer bronnen we hebben, hoe gedetailleerder ons beeld van het verleden kan zijn. Een overvloed aan bronnen vertraagt echter het onderzoek. Toch is het noodzakelijk deze bronnen door te nemen. Zo zijn de vorige jaren veel bronnen uit de voormalige Sovjet Unie over de tweede wereldoorlog vrij gekomen. De voormalig als “confidential” bestempelde documenten zijn in zo'n grote aantallen aanwezig dat het nog tientallen jaren zal duren voor ze allemaal bestudeerd zullen zijn. Het beeld van de geschiedenis wordt zo ook fragmentarisch. Als wetenschappelijk vak moet je dan ook de vraag stellen wat het belang van het vak is. Leggen we de nadruk op het begrijpen van het verleden, om er lessen uit te trekken, of is de zuivere kennis ervan het centrale punt?
Bronnenonderzoek
Bronnen zijn essentieel voor het geschiedkundig onderzoek. Zonder bronnen kunnen we niet aan wetenschappelijke geschiedenis doen. Deze bestaan in verschillende vormen. Het grootste onderscheid maken we tussen primaire en secundaire bronnen. Primaire bronnen, zijn bronnen uit de eerste hand. Deze zijn ontstaan op het moment, of meteen na het moment dat deze bron beschrijft. Primaire bronnen ontstaan in dezelfde periode waarin de gebeurtenissen die ze beschrijven plaats vinden. Secundaire bronnen zijn verslagen, kronieken, beschrijvingen die later gebeuren en die dus gebaseerd zijn op de primaire bronnen, zelfs al zijn deze primaire bronnen niet schriftelijk van aard. Een gebeurtenis kan ook mondeling doorverteld worden van de ene generatie op de andere. De werken van geschiedschrijvers zijn bijvoorbeeld ook een secundaire bron. Wanneer we vanuit historiografisch punt deze werken benaderen, zijn deze echter primaire bronnen. Historiografisch onderzoek is namelijk het onderzoek naar het verleden van de geschiedschrijving op zich. Elke wetenschappelijke geschiedkundige zal zoveel mogelijk primaire bronnen gebruiken. Tijdens het bestuderen van bronnen in de wetenschappelijke vorm van geschiedenis, moet men zich steeds bewust zijn van 3 beperkingen. Dit heeft te maken met het probleem van de objectiviteit. Interpretatie vindt namelijk plaats op 3 niveaus. De oorspronkelijke auteur van de bron interpreteert het gebeuren ook. De bron is in essentie de neerslag van zijn / haar interpretatie. Hoezeer we ook trachten ons tot feiten te beperken, blijven we toch interpreteren, al is het maar door de keuze van de weer te geven feiten. Een tweede niveau van interpretatie gebeurt door de persoon die de bron bewaart en bewerkt. Het belang die deze persoon hecht aan bepaalde onderwerpen kan hem ertoe bewegen een werk uit een archief te verwijderen. Een document kan op een andere plaats bewaard worden, waardoor het gemakkelijker terug gevonden wordt. Tenslotte is er uiteraard de historicus zelf die de bronnen onderzoekt. Ook hij / zij selecteert bepaalde stukken uit de tekst, deze stukken die in zijn interesseveld en onderzoeksveld vallen. Daardoor valt er een hele context weg. Bij bronnenonderzoek is het dus van essentieel belang altijd oog te hebben van wat er rond en om het onderzochte gebeuren plaats vond.
Bijkomende wetenschappen
Bij het onderzoeken van de bronnen, maakt de historicus gebruik van bijkomende wetenschappen, om tot een relatief aanvaarbare conclusie te komen. De echtheid van documenten en artefacten moet onderzocht worden. Handschriften worden bestudeerd, de materialen zoals de inkt, het papier, pollenonderzoek, de C14 methode, al deze middelen staan ter beschikking om de geschiedkundige te helpen. Je zou kunnen zeggen dat archeologie ook een hulpwetenschap van geschiedenis is, maar dit vakgebied is zodanig geëvolueerd dat het een wetenschappelijk vak op zich geworden is.