Handelsposten van de VOC op Mauritius
Het kleine eiland Mauritius is gelegen in de Stille Oceaan op ongeveer 850 kilometer ten oosten van Madagaskar en ruim 1700 kilometer ten oosten van het Afrikaanse vasteland. Het eiland werd ontdekt door de Portugezen, maar voor het eerst bewoond door Nederlanders die in dienst waren van de VOC en dankt tevens haar naam aan voormalig stadhouder van Holland, Maurits van Oranje. Waar Mauritius bij haar ontdekking nog zeer groen en vol bossen was, was daar na het vertrek van de Nederlanders niet veel meer van over. Ook vandaag de dag staat het eiland vooral bekend om haar langgerekte kuststrook en brede zandstranden.
Inhoud
Overzicht van de handelsposten
Het eiland Mauritius was, net als Kaap de Goede Hoop in Zuid-Afrika, een vreemde eend in de bijt. Aangezien het eiland onbewoond was opende de VOC er in eerste instantie alleen een eenvoudige verversingspost om andere landen te beletten er zich te vestigen, maar in de jaren die volgden deden de Nederlanders ook diverse pogingen het gebied te koloniseren.
Fort Frederick Hendrick
Na een eerste landing op Mauritius besloten de Nederlanders er een eenvoudige houten onderkomen te bouwen om andere landen te beletten het eiland toe te eigenen. De houten verversingspost was gelegen aan de zuidoostkant van het eiland en werd in 1630 omgebouwd tot een volwaardig fort dat de naam Fort Frederick Hendrick kreeg. Het fort was in eerste instantie alleen bedoeld als verversingspost maar naarmate er meerdere vrijburgers naar het eiland kwamen werd de post ook belangrijk bij de handel in slaven.
Factorij aan de Baai van Antongil
Naarmate de vraag naar arbeidskrachten op Mauritius toenam bracht de handel in slaven de VOC naar het nabijgelegen eiland Madagaskar en in 1642 opende ze er een kleine factorij. In de vier jaar die volgden was de post vooral van belang bij de inkoop van slaven die op Mauritius te werk werden gesteld maar na krap vier jaar sloot de factorij in 1646 alweer haar deuren.
Een tekening van een dodo gemaakt door één van de bemanningsleden van het schip de Gelderland dat als eerste landde op Mauritius /
Bron: Joris Joostensz Laerle, Wikimedia Commons (Publiek domein)De 'ontdekking' van Mauritius
Ondanks dat de Portugezen de eerste Europeanen waren die voet aan land zetten in Mauritius claimden ze het (onbewoonde) eiland niet. Iets wat de Nederlandse koopman Wybrand van Warwijck echter wel deed toen hij in 1598 voet aan wal zette.
Portugese ontdekking
Volgens diverse verhalen waren de Arabieren rond het jaar 1000 na Christus al op de hoogte van het bestaan van het eiland Mauritius maar het waren de Portugezen die het eiland voor het eerst in kaart brachten. Nadat een Portugese expeditie in 1504 voet aan wal zette op het eiland besloten zij het de naam Cirne (zwaan) te geven, maar koloniseerden het gebied niet. In de jaren die volgden gebruikten de Portugezen Cirne regelmatig als uitvalsbasis bij hun reizen van Zuid- naar Oost-Azië, maar bouwden er geen onderkomen of lieten op geen enkele andere manier blijken dat ze interesse hadden het eiland toe te eigenen.
Naamgeving
In 1598 ging de Nederlandse koopman Wybrand van Warwijck (1566 of 1570 - 1615) voor anker in een natuurlijke haven welke was gelegen aan de zuidoostkant van Circne en besloot het eiland - in tegenstelling tot de Portugezen - wel te claimen. De haven waar Van Warwijck en zijn mannen aan land waren gegaan kreeg de naam 'Haven van Warwijck' (vandaag de dag Vieuw Grand Port genoemd) en hij doopte het eiland om tot Mauritius, vernoemd naar de toenmalige stadhouder van Holland; Maurits van Oranje (1567-1625). De Nederlanders bouwden een eenvoudig houten onderkomen dat dienst kon doen als slaapplaats en kwamen al snel tot de ontdekking dat het op het onbewoonde eiland wemelde van de dieren. Naast de vele schildpadden op het strand en de zeekoeien voor de kust werd het eiland ook bewoond door een raar soort vogel dat niet kon vliegen en door de Nederlanders kermisvogel werd genoemd, maar in officiële termen beter bekend stond als de dodo.
Fort Frederick Hendrick
Gezien de hoeveelheid voedsel en vers drinkwater op Mauritius besloot de VOC in 1630 om het houten onderkomen een permanent karakter te geven en een poging te doen het gebied te koloniseren. Om dit mogelijk te maken werd het houten onderkomen uitgebouwd tot een volwaardig fort, dat de naam Fort Frederick Hendrick kreeg, en in 1638 arriveerde de eerste gouverneur van Mauritius begeleid door een garnizoen van 25 soldaten. Onder leiding van de gouverneur diende het fort niet alleen als verversingspost maar werden ook diverse pogingen ondernomen om de landbouw in het gebied op gang te krijgen en vrijburgers aan te trekken om de kolonie te bewonen. Maar in tegenstelling tot Kaap de Goede Hoop was het wonen op Mauritius niet populair in de Nederlanden en het inwoneraantal van de kolonie groeide uiterst langzaam.
Een kaart van de zuidoostelijke haven van Mauritius /
Bron: Publiek domein, Wikimedia Commons (PD)Ploeteren in het paradijs
In een poging een goed bestaan op Mauritius op te bouwen werden er diverse Nederlandse dieren naar het eiland gebracht wat in de jaren die volgden een enorme rattenplaag veroorzaakte. Omdat het leven door de ratten aanzienlijk werd bemoeilijkt besloot de VOC om de handdoek (tijdelijk) in de ring te gooien.
Kolonisatie
Met de komst van gouverneur Adriaan van der Stel (geboortedatum onbekend-1646) in 1639 ging er een geheel andere wind waaien op Mauritius en hij wist met succes de suikerteelt op het eiland te introduceren. Tevens besloot hij ook diverse Nederlandse dieren naar het eiland te brengen om te voorzien in de voedselproductie, maar met de komst van de geiten, herten, schapen en koeien kwamen ook (onbedoeld) ratten mee naar het eiland. In de jaren die volgden groeide het aantal ratten op Mauritius in hoog tempo en de ratten vormden al snel een plaag die met grote regelmaat de suikeroogst bedreigde. In de hoop de rattenplaag onder controle te krijgen liet Van der Stel ook apen en honden naar het eiland brengen, maar helaas was dit tevergeefs. Ondertussen bleef de Nederlandse kolonie op Kaap de Goede Hoop maar groeien, maar in Mauritius wilde het koloniseren van het gebied maar niet lukken en er ontstond een enorm tekort aan arbeidskrachten op het eiland.
Slavenhandel en houtkap
Aangezien er niet voldoende Nederlanders voorhanden waren om de suiker op Mauritius te verbouwen, gaf de VOC toestemming om slaven te gebruiken en de handel in slaven bracht haar naar het eiland Madagaskar. Madagaskar was in de zeventiende eeuw veruit de belangrijkste leverancier van slaven en in 1642 besloot de VOC er dan ook een kleine factorij te openen. De handelspost was gelegen aan de Baai van Antongil aan de noordoostkant van het eiland en verscheepte in de vier jaar dat zij open was een groot aantal slaven naar de suikerplantages van Mauritius. Nu het tekort aan arbeidskrachten was verholpen deed gouverneur Van der Stel ook diverse pogingen om de landbouw in Mauritius op gang te brengen, maar de ratten wisten de oogsten keer op keer te vernietigen. Na het overlijden van Van der Stel liet zijn opvolger gouverneur Jacob van der Meersch (geboorte- en overlijdensdatum onbekend) de landbouw links liggen en besloot zich te richten op de houtkap. De vele bossen van Mauritius bleken vol te zitten met het zeer gewilde ebbenhout en in de maanden die volgden werd het eiland in hoog tempo ontbost.
Hernieuwde poging
In de jaren die volgden bleek de grootste vijand van de Nederlanders de ratten te zijn en ieder poging om groenten en fruit te telen faalde. In 1658 was de maat voor de VOC vol en ze gaf de toenmalige gouverneur de opdracht het fort te vernietigen en het eiland te verlaten. Samen met zijn dertig VOC-dienaren voltooide hij de taak en keerde terug naar Batavia. In 1663 kwam de VOC terug op haar besluit en besloot de verversingspost op Mauritius weer te herstellen en in 1664 arriveerde er een nieuw gouverneur met garnizoen. Helaas overleed de gouverneur enkele dagen nadat hij aan land was gegaan en hij werd opgevolgd door gouverneur George Wreede (circa 1635-1672) die Fort Frederick Hendrick herstelde en verder ging met het oogsten van ebbenhout. Vanaf 1673 vonden er onder leiding van toenmalig gouverneur Hubert Hugo (geboorte- en overlijdensdatum onbekend) diverse belangrijke veranderingen plaats toen hij de landbouw nieuw leven in blies, een kerk, houtzagerij en leerlooierij bouwde en zestien kilometer weg aanlegde in en rond het dorp Flacq voor de Nederlandse vrijburgers die daar woonden.
Neergang
Ondanks de vele veranderingen die er op het eiland plaatsvonden, kwam de Nederlandse kolonie maar niet van de grond en het merendeel van de inwoners op Mauritius bestond dan ook uit slaven. Toen de kolonie bij het naderen van de achttiende eeuw ook nog meer geld bleek te kosten dan op te leveren, gooide de VOC uiteindelijk de handdoek in de ring.
Dorpen en steden
Mede door de verbeteringen die door gouverneur Hugo waren gerealiseerd steeg het inwoneraantal op het eiland licht en de vrijburgers begonnen zich langzaam aan te verspreiden. Het merendeel van de vrijburgers bleef in de buurt van Fort Frederick Hendrick wonen aan de 'Haven van Warwijck' (vandaag de dag gelegen in de staat Grand Port) maar andere vrijburgers trokken naar de plaats 'Zwarte Rivier' (vandaag de dag de staat Black River genoemd) gelegen aan de westkant van het eiland of naar het kleine dorpje Flacq (een staat gelegen boven Grand Port aan de oostkant van Mauritius). Ondanks de lichte stijging van het aantal inwoners telde de opvolger van gouverneur Hugo - gouverneur Isaac Lamotius (geboorte- en overlijdensdatum onbekend) - bij zijn aankomst maar 55 Nederlandse soldaten en 32 Nederlandse vrijburgers (vrouwen, kinderen en slaven niet meegerekend).
Verwoesting
Ondanks het kleine aantal inwoners op Mauritius wisten de Nederlanders in de jaren dat ze er aan de macht waren een enorme verwoesting aan te richten. Zo bracht de VOC (per ongeluk) een rattenplaag naar het eiland, moordden de Nederlanders de dodo volledig uit en kapten het merendeel van de bossen en dit alles zonder dat het de economie van de kleine kolonie enig goed deed. In de jaren die volgden bleven de gouverneurs van het gebied proberen om op enige manier geld te verdienen, maar ondanks de vele inspanning bleef Mauritius het zorgenkindje van de VOC. Toen het eiland in 1695 ook nog werd getroffen door een orkaan en het merendeel van de gewassen en gebouwen werd vernietigd, was voor de VOC de maat vol. Aangezien niemand nog puf had de kolonie weer nieuw leven in te blazen werd besloten het gebied te ontruimen en op te geven.
Ontruiming
Uiteindelijk duurde het nog tot het jaar 1706 voor de Heeren XVII de knoop definitief doorhakten en de toenmalig gouverneur de opdracht gaven het eiland te ontruimen. Om de ontruiming goed te laten verlopen werd voor de laatste keer het aantal inwoners geteld en volgens de telling waren er 48 VOC-dienaren, 32 vrijburgers (5 in Zwarte Rivier, 15 bij de Haven van Warwijck en 12 in Flacq), 24 vrouwen, 69 kinderen en 71 slaven op het eiland aanwezig. Uiteindelijk had de gouverneur vier jaar nodig om alle 244 personen te verhuizen en in februari 1710 verliet het laatste Nederlandse schip de Haven van Warwijck en zette koers naar Kaap de Goede Hoop in Zuid-Afrika. In 1721 besloten de Fransen Mauritius te koloniseren en gaven het eiland de naam Isle of France, maar in 1810 kwam het in Engelse handen en werd het omgedoopt tot Brits-Mauritius. In 1968 werd Mauritius onafhankelijk en in 1992 volgde het uitroepen van de (parlementair) onafhankelijke Republiek Mauritius.