De Loonse oorlog van 1203 tot en met 1206
Graafschap Loon was een historisch vorstendom dat grotendeels overeenkwam met het (huidige) Belgisch-Limburg. De graaf van Loon leende sommige delen van zijn gebied rechtstreeks van de koning van Duitsland, andere delen leende hij van de prins-bisschop van Luik en weer andere delen werden geleend - en in sommige gevallen gedeeld - met de hertog van Brabant. In totaal zijn er twee oorlogen uitgevochten waarbij een hoofdrol was weggelegd voor Loon. De eerste oorlog; de Loonse oorlog vond plaats tussen 1203 en 1206 en de tweede: de Loonse Successieoorlog duurde van 1336 tot en met 1366.
Inhoud
Voorgeschiedenis
In 1186 trad Graaf Dirk VII van Holland (geboortedatum onbekend-1203) in het huwelijk met Aleid van Kleef (geboorte en overlijdensdatum onbekend), de dochter van de toenmalige graaf van Kleef. Helaas voor Dirk werden er uit zijn huwelijk met Aleid alleen drie dochters geboren, namelijk Aleidis, Ada en Petronilla, wat maakte dat er een probleem optrad in de erfopvolging.
Opvolging
Toen graaf Dirk VII van Holland op 4 november 1203 overleed was alleen zijn dochter Ada nog in leven. Om zijn opvolging in goede banen te leiden had Dirk op zijn sterfbed aangegeven dat hij zijn jongere broer Willem I van Friesland (circa 1175-1222) wilde spreken, maar hier stak Aleid een stokje voor. Aangezien Willem in het verleden Dirks aanspraak op Holland had betwist was Aleid van mening dat haar dochter Ada Holland diende te erven. Helaas was het graafschap Holland een zogenaamd zwaardleen (een leen dat alleen kon worden geërfd door mannen) en geen spilleleen (een leen dat kon worden geërfd door zowel mannen als vrouwen). En om er voor te zorgen dat Ada toch in aanmerking kwam voor de erfenis besloot Aleid haar dochter uit te huwelijken.
Oorlog
Vlak voor Dirks begrafenis trad Ada van Holland, op vijftienjarige leeftijd, in het huwelijk met Lodewijk II (geboortedatum onbekend-1218), de graaf van Loon. Ada's oom Willem was op zijn beurt uiteraard fel tegen het huwelijk omdat hij van mening was dat hij de enige rechtmatige erfgenaam van Holland was. Toen Ada, getrouwd en wel, zich naar de begrafenis van haar vader begaf werd ze opgewacht door enkele metgezellen van haar oom. Ada besloot rechtsomkeert te maken en verschanste zich in de toenmalige burcht van Leiden. Nu Ada was gevlucht en Willem zijn bedoelingen kenbaar had gemaakt, kon graaf Lodewijk van Loon niet anders dan de strijd met Willem aangaan en het begin van de Loonse oorlog was een feit.
Hulptroepen
Om sterker te staan in de strijd zochten zowel Lodewijk als Willem steun bij diverse buitenlandse machthebbers. Lodewijk van Loon gooide het op een akkoordje met de Franse koning en de leden van het Duitse geslacht Hohenstaufen. Willem op zijn beurt sloot een bondgenootschap met de Engelse koning en legde het aan met de leden van het Duitse geslacht Welfen; die in een troonstrijd om het Heilige Roomse Rijk waren verwikkeld met het geslacht Hohenstaufen. Ook diverse Nederlandse edellieden besloten partij te kiezen. Zo kon Lodewijk rekenen op de steun van de heer van Amstelland; Gijsbrecht II van Amstel (circa 1175-1230) en de heren van Van der Lede; Floris Herbaren van der Lede (circa 1170 - circa 1207) en Folpert II van der Lede (circa 1175-1212). De heer van Egmont; Wouter van Egmont (circa 1145-1208) en de heren van Banjaert en Wassenaar kozen echter partij voor Willem.
Gevangenneming Ada
Nadat beide partijen verzekerd waren van extra steun, barstte de strijd los. Willem en zijn troepen wisten Ada in de burcht van Leiden te overmeesteren en namen haar gevangen. Om te voorkomen dat deze troef hem uit handen zou worden genomen zond Willem Ada, via Texel, naar Engeland. Toen Lodewijk ook nog de graaf van Vlaanderen, de prins-bisschoppen van Luik en Utrecht en de hertogen van Limburg en Brabant aan zijn kant wist te krijgen viel hij in 1204 Holland binnen om de ontvoering van Ada te wreken. Willem en zijn troepen werden gedwongen hun positie in Holland op te geven en weken uit naar Zeeland.
Tegenoffensief
Ondanks dat Lodewijk er - op papier - beter voor stond dan Willem, was hij in Holland een vreemdeling en de Hollandse adel en burgerij kozen dan ook massaal de kant van Willem. Het eerste teken van verzet kwam van de Kennemers toen zij in de jaren 1203 en 1204 de dijken van het Amstel en het IJ, tussen Muiden en Breukelen, doorstaken. Waar de strijd tussen Willem en Lodewijk in 1204 nog redelijk gelijk opging keerde het tij in 1205 in het voordeel van Willem. Willem had zich inmiddels verzekerd van de steun van Zeeland, Kennemerland en het Rijnland, wat maakte dat zijn leger in omvang en sterkte was toegenomen. Lodewijk en zijn troepen kwamen steeds meer in het nauw en in 1206 besloot hij dan ook om zich uit Holland terug te trekken. Voor Willem was dit echter nog niet genoeg en hij zette de achtervolging in. Bij de rivier de Zijl kwam het uiteindelijk tot een treffen tussen beide partijen en Willem wist Lodewijk te verslaan.
Verdrag van Brugge
Lodewijk wist dat hij had verloren en besloot de hertog van Brabant te vragen om te bemiddelen tussen hem en Willem. Op 14 oktober 1206 werden beide partijen het eens en ondertekenden het Verdrag van Brugge. Hierin werd afgesproken dat de macht over Holland zou worden verdeeld tussen beide heren. Zo kreeg Willem de leiding over Zeeland en de streek die was gelegen rond Geertruidenberg en het overige deel van Holland kwam onder leiding van Lodewijk. Willem lapte het Verdrag echter aan zijn laars wat in de praktijk betekende dit dat hij leiding gaf aan geheel Holland. Lodewijk had hier weinig tegen in te brengen en legde zich hier al snel bij neer. Na een lange en moeizame briefwisseling met de toenmalige koning van Engeland lukte het Lodewijk in 1207 om een gevangenenruil af te spreken. Zijn vrouw Ada zou door de Engelse koning worden vrijgelaten maar Lodewijks broer, Arnold (geboorte en overlijdensdatum onbekend), moest haar plaats innemen.