Noorwegen in de middeleeuwen
Waar in Nederland en de rest van Europa de periode tussen 500 en 1500 tot de middeleeuwen gerekend worden, begint deze periode in Noorwegen pas in 1050, aan het eind van de Vikingtijd. In deze tijd krijgt Noorwegen vorm als land en koninkrijk, en vinden er belangrijke culturele ontwikkelingen plaats. Wellicht het bekendste voorbeeld hiervan is de Edda, de verzameling van Noorse sagen. Noorwegen nam deel in de kruistochten, al was dit een bescheiden rol in vergelijking met andere landen. In de veertiende eeuw werd Noorwegen getroffen door de pest, die ook in andere delen van Europa had huisgehouden. Ook hier was het effect niet gering. Aan de westkust, waar veel visserij was, dreef men in de middeleeuwen handel met de Hanzesteden. Bergen was hierbij het belangrijkste handelscentrum in Noorwegen. Vanaf 1380 was Noorwegen in een unie met Denemarken, die tot 1814 zou duren. Het einde van deze unie leidde tot een eigen grondwet in Noorwegen.
Inhoud
Overgang van de Vikingtijd naar de middeleeuwen
Staafkerk /
Bron: Monikawl999, PixabayRond het jaar 1000 telde de Noorse bevolking ongeveer 150.000 mensen. 300 jaar later lag het bevolkingsaantal tussen de 300.000 en 450.000, en was daarmee bijna verdrievoudigd. Rond deze tijd ontstonden er verschillende steden, waarvan Trondheim, Bergen, Tønsberg, Osla, Stavanger, Sarpsborg en Hamar de belangrijkste waren. Het was in deze periode dat Noorwegen als staat meer vorm kreeg en een politieke eenheid werd. De kerk had een belangrijke rol in dit verenigingsproces, en was al snel een economische en politieke macht waar rekening mee gehouden moest worden. Ze had veel eigendommen, en verkreeg inkomsten doordat de bevolking een tiende van al hun inkomsten en oogsten moest betalen. Dit resulteerde in een groot aantal kerken: rond 1300 waren er meer dan 1200 kerken. De meeste Noorse kerken waren staafkerken, waarvan de staafkerk in Notodden de bekendste is. Deze kerk werd aan het begin van de dertiende eeuw gebouwd en is de grootste staafkerk van het land. Hoewel er oorspronkelijk 750 staafkerken waren, zijn er tegenwoordig nog maar een stuk of dertig van over.
Cultureel gezien waren deze eeuwen een bloeiperiode. Er werd veel gebouwd, waarbij er ook gebruik werd gemaakt van buitenlandse handarbeiders en kunstenaars. Sommige gebouwen waren van steen, waaronder Håkonshallen in Bergen. Deze vesting werd gebouwd tijdens de regeerperiode van Håkon Håkonsson in de dertiende eeuw, en is in Noorwegen het grootste niet-religieuze bouwwerk uit de middeleeuwen. De meeste huizen werden echter gebouwd uit hout, een materiaal dat goedkoper was omdat het overal verkrijgbaar was.
Edda - de Noorse sagen
De dertiende eeuw was een bloeiperiode voor de literatuur: de Noorse sagen, beter bekend als de Edda, stammen uit deze tijd. De bekendste sagen vertellen over de komst van de Vikingen in IJsland en het opbouwen van een nieuwe samenleving. Eer en familie zijn de centrale thema’s, gegoten in verhalen over machtsstrijd, moord, liefde en wraak. Hoewel we weten dat de sagen op IJsland geschreven zijn, is het niet bekend door wie ze geschreven zijn.
Een andere reeks sagen, ook wel bekend als de Heimskringla, gaan over de vele Noorse koningen. Deze sagen zijn geschreven door de IJslandse dichter Snorre Sturlason (1178-1241). Hij is ook de schrijver van de Proza-Edda, dat mythologische verhalen bevat uit de periode tussen de 9e en 12e eeuw. Het was mede dankzij Snorre dat IJsland in 1262 onder de Noorse koning kwam te vallen.
Kruistochten
Ook Noorwegen nam in de middeleeuwen deel aan de kruistochten. In 1108, zo’n 150 jaar na het einde van de Vikingtijd, ging de 18-jarige koning Sigurd met een Noors leger en zestig schepen op weg naar het Midden-Oosten. Zijn broer, die ook koning was, bleef achter in Noorwegen. Na een overwintering in Engeland, werd de reis via de kusten van Frankrijk, Spanje en Portugal voortgezet. Onderweg waren er verschillende gevechten, onder andere op het eiland Formentera, waar de Noren een vesting veroverden.
In 1110 kwamen ze aan in Jaffa, in het huidige Tel Aviv. Samen met andere christenen reisden ze naar de stad Sidon in Libanon, zo’n 250 kilometer ten noorden van Jaffa, om deze stad te veroveren. De Noorse schepen blokkeerden de haven en een paar maanden later, na het beloven van hun vrijheid, gaf de bevolking zich over. De Noren reisden echter verder, onder andere naar Istanbul, dat toen christelijk was. Het was een rijke stad en de Noren zagen een rijkdom zoals ze dat nog nooit eerder gezien hadden. Sigurd en zijn leger verbleven hier enige tijd. Tegen de tijd dat ze terugreisden naar Noorwegen, had een deel van de krijgers besloten om in het Turkse leger te dienen; zij bleven in Turkije achter.
De zwarte dood
De pest was een dodelijke en zeer besmettelijke ziekte die zich halverwege de 14e eeuw wereldwijd verspreidde. De oorsprong van de ziekte, die veroorzaakt wordt door een bacterie, ligt in Azië. Vanwege de intensieve handel tussen Azië en Europa konden de bacteriën zich makkelijk verspreiden. Grote delen van Europa werden in 1347 getroffen en twee jaar later was ook Noorwegen aan de beurt. In de loop van een winter, overleed ongeveer veertig procent van de bevolking. In de jaren die volgden, staken nieuwe aanvallen van de pest regelmatig de kop op, en in 1400 was het aantal inwoners ongeveer gehalveerd ten opzichte van de tijd vóór de pest.
De economische gevolgen waren significant. Noorwegen was een landbouwsamenleving, en doordat er zoveel mensen waren overleden, kwam hun grond vrij voor anderen. De prijzen daalden, en de overlevende boeren zagen goede mogelijkheden om hun bedrijven uit te breiden of hun eigen grond te ruilen voor een beter stuk land: Noorse landbouwgrond zit vol met steen, wat maakt dat het moeilijk te bewerken is.
De grootgrondbezitters, waarvan de koning en de kerken de grootsten waren, waren minder blij met deze ontwikkelingen. Zij hadden jarenlang veel geld geïnvesteerd om hun eigendom uit te breiden en verdienden hun geld met het verhuren van deze grond. Bovendien waren de belastinginkomsten door de snel afnemende bevolking drastisch afgenomen. Voor de koning betekende dit dat hij niet langer in staat was om het leger te onderhouden en salarissen uit te betalen, waardoor zijn macht drastisch afnam. De kerk had daarentegen ook te maken met een sterke afname van het aantal priesters. De priesters stonden in nauw contact met het volk: ze bezochten zieken en leidden begrafenissen. Alle bisschoppen, op één na, en het grootste deel van de priesters overleed aan de gevolgen van de pest. Toch was de kerk in staat om zich te herorganiseren. In het westen werd vis een geaccepteerd betalingsmiddel voor de belasting, en een deel van de verloren inkomsten werd gecompenseerd door erfenissen van mensen die aan de pest waren overleden.
Handel onder de Hanze
Aan de westkust van Noorwegen, in de omgeving van Bergen, leefde men van een combinatie van landbouw en visserij. Na de zwarte dood bloeide de economie in deze regio snel op. Veel van de vis werd gedroogd, waardoor stokvis ontstond, en werd daarna geëxporteerd, vooral naar Engeland. Bergen was destijds de hoofdstad van Noorwegen, en was al enkele eeuwen het handelscentrum voor vis. Duitse handelaars kwamen al in de dertiende eeuw naar Bergen om deel te nemen in deze vishandel. Hier verdrongen ze een deel van de lokale handelaren, en toen de Noorse staat als gevolg van de pest verzwakte, kregen de Duitsers nog meer macht en invloed op de markt dan ze al hadden. Zij verkocht zout, mais en bloem, en kochten er vis voor terug. Dit verkochten ze dan weer in het buitenland. Als gevolg hiervan namen zij veel van de export tussen Noorwegen en Engeland over. De macht van de Duitsers in Noord-Europa groeide vanaf de tweede helft van de 14e eeuw, en bleef ook daarna nog doorgroeien. Langzaam maar zeker ontstond het
Hanzeverbond. Bergen was een belangrijke schakel in dit handelsnetwerk, waarvan De Kade (Noors: Bryggen), met de typische bouwstijl van de Hanzesteden, nog steeds getuigt. Sinds 1979 staat De Kade dan ook op de UNESCO-lijst.
De invloed van de Hanzestaten duurde in Bergen tot de 18e eeuw, hoewel hun monopolie in de Oostzeehandel al lange tijd daarvoor afgezwakt was. De Duitse invloed verhinderde echter dat de Noren zich ontwikkelden als handelaren. Aan de andere kant kan ook gezegd worden dat de Hanzesteden de markt voor Noorse producten hebben opgebouwd, vooral voor vis, maar in mindere mate ook voor hout.
De Noorse taal werd in deze periode sterk beïnvloed door het Duits. Vooral woorden met betrekking tot handel en ambachten werden in het Noors opgenomen, maar ook alledaagse dingen die rond deze tijd terrein wonnen, werden bekend onder hun Duitse naam. Enkele voorbeelden hiervan zijn måltid, skomaker en brev.
Het Duits dat toen werd gesproken, staat tegenwoordig bekend als het Middelnederduits, dat zich later opsplitste in het Nederlands en het Duits. Veel Noorse woorden die zijn terug te voeren op deze taal, lijken daardoor veel op hun Nederlandse equivalenten. Dit maakt dat het Noors makkelijk te leren is voor sprekers van het Duits en het Nederlands.
Verhoudingen in Noorwegen tijdens de Unie met Denemarken
Van 1380 tot 1814 was Noorwegen in een unie met Denemarken. In 1380 kwam Noorwegen onder het gezag van de Deense koning, waardoor Denemarken in een dominante positie ten opzichte van Noorwegen kwam. Politiek en economisch gezien was Noorwegen zo verzwakt dat het land zich niet kon handhaven, en in 1536 werd goedgekeurd dat Noorwegen niet langer een eigen koninkrijk zou zijn, maar een onderdeel van Denemarken. Toch zijn de Noren Noorwegen altijd als een eigen land blijven zien.
De Deense koning, die alleenheerser was, had ambtenaren aangesteld in Noorwegen. Door de grote afstand tussen Kopenhagen en Noorwegen, hadden deze ambtenaren tot op zekere hoogte de vrijheid om hun eigen invulling aan hun werk te geven. Bovendien gebruikten ze hun invloed bij de koning in het voordeel van de bevolking: de meeste Noren waren boeren, en ze hadden het op vele manieren beter dan de Deense boeren. Zo betaalden ze minder belasting dan de Denen, en relatief veel Noorse boeren waren landeigenaren.
Een van de grootste gevolgen van de unie met Denemarken was dat het Deens het Noors als schriftspraak overnam. Er waren maar weinig mensen die konden lezen en schrijven, en degenen die dat wel konden, werden vaak in Denemarken opgeleid, meestal in Kopenhagen; Noorwegen had namelijk geen eigen universiteiten op dat moment. Daarnaast waren het vaak Denen die hoge posities in Noorwegen bekleedden. Ook in de kerken, waar door de koning het protestantisme werd ingevoerd, werd Deens de voertaal. Daardoor werd het steeds moeilijker voor de Noren om een eigen taal te behouden.
Einde van de unie met Denemarken
De unie van Denemarken-Noorwegen steunde Napoleon in zijn oorlog tegen de Russen. Nadat Napoleon deze oorlog verloor, werd Denemarken gedwongen om Noorwegen af te staan aan Zweden. De Zweden waren als een van de winnaars uit de oorlog gekomen. In Noorwegen waren er echter enkele centrale figuren die van de gelegenheid gebruik wilden maken om invloed uit te oefenen op dit proces. Er werd een groep mensen gekozen om een eigen grondwet te schrijven. Zij verzamelden zich in Eidsvoll, ten noorden van Oslo, waar op 17 mei 1814 de grondwet werd voltooid. De idealen van de Franse revolutie was een belangrijke bron van inspiratie, net zoals de Amerikaanse grondwet. Hoewel de koning nog steeds veel macht had, kreeg de bevolking flink meer macht doordat ze nu in staat waren om een regering te kiezen.
Met het accepteren van de nieuwe grondwet, werd Noorwegen onafhankelijk verklaard. De Zweden waren echter niet van plan om hun oorlogsbuit zo weg te laten slippen. Er werd daarom een delegatie naar Noorwegen gestuurd om over de situatie te onderhandelen, maar die schoten niet op. De Zweedse koning stuurde daarom zijn leger om de situatie te beslechten; de Noren waren niet tegen dit leger opgewassen. Na lang onderhandeld te hebben, werden de landen het eens: Noorwegen mocht zijn grondwet behouden, hetzij met enkele kleine veranderingen, en ze mochten hun eigen regering behouden, maar op voorwaarde dat die de Zweedse koning accepteerde als koning van Noorwegen. Hiermee was de unie tussen Noorwegen en Zweden een feit.