Glycyrrhiza glabra, 100 jaar geleden
Welke geneeskrachtige planten waren 100 jaar geleden van belang? Waar werden ze gezocht? En hoe werden ze gekweekt, geoogst en gedroogd? En wat waren de wettelijke normen voor de kwaliteit? In de oude apothekersboeken werden hoofdzakelijk de wortels met uitlopers van Glycyrrhiza glabra varieteit typica beschreven.
Namen van Zoethout:
- Radix Liquiritiae (LAT);
- Zoethoutwortel (NED);
- Racine de réglisse (FR);
- Süszholz (D);
- Glycyrrhiza, Licorice Root (ENG)
Cultuur 100 jaar geleden
De variëteit typica is inheems in Spanje, Italië, de Balkanstaten, de Krim, den Kaukasus, het Kaspische-Zeegebied, Afghanistan, Perzie en Syrië; zij wordt in Spanje, Italië, Zuid-Italië, Sicilië en in Zuid-Frankrijk gekweekt.
Van belang voor de wereldhandel was de door onze farmacopee niet genoemde, nochtans algemene variëteit glandulifera. Deze is inheems in Zuid-Hongarije, de Balkanstaten, Midden- en Zuid-Rusland, Klein-Azië, Syrië, Perzië, Afghanistan, Turkestan, Zuid-Siberië en West-China; zij werd gecultiveerd in het dal van de Koera (Transkaukasië) en in de Wolga-delta.
De grootste hoeveelheid zoethoutwortel stamde toen van in 't wild groeiende planten, die in rivierendalen van steppeachtige streken voorkwamen. De landen die de meeste zoethout uitvoerden waren Spanje (Alicante, Barcelona), voornamelijk uit culturen, Rusland (Kaukasus en Oeral) en Klein-Azië (Syrië, Mesopotamië en Perzië), hoofdzakelijk van in 't wild groeiende planten. In China gebruikte men de wortels en uitlopers van Glycyrrhiza uralensis. een soort die in Europa ook verkrijgbaar is.
Beschrijving van de plant
Glycyrrhiza glabra heeft een 2-20 cm dikke hoofdwortel en nevenwortels, die loodrecht tot 5 m diep in den bodem dringen. De stengel is rechtopstaand, 0, 3-2 m hoog, weinig vertakt, kaal bij de variëteit typica, klierachtig behaard bij glandulifera en violacea. De bladeren staan verspreid en zijn oneven geveerd, met kort-gesteelde, tegenoverstaande, langwerpige, veernervige blaadjes. De bloemen staan in de oksels van de bladeren in langgesteelde, veelbloemige trossen. De bloempjes zijn tweeslachtig, vlindervormig, blauw bij typica, paars bij glandulifera. De vrucht is een peul, kaal bij typica en klierachtig behaard bij glandulifera.
Cultuur, inzameling en bereiding van Zoethout
Zoals reeds gezegd, werd het grootste gedeelte van de verwerkte producten van in 't wild groeiende planten verkregen. De plant verlangt een droge, losse, diep vruchtbare grond, tevens een matig warm en vochtig klimaat. In de aanplant werden in het voorjaar stukken van ca. 25 cm lengte van dunne uitlopers (stolones) in ca. 30 cm diepe groeven op een afstand, 50 a 80 cm, neergelegd. Eerst na 3-4 jaren wordt een aanvang met oogsten gemaakt. De grond werd in 50 cm diepe en 40 cm brede groeven opengelegd, de uitlopers uitgehaald, terwijl de wortelkoppen in de grond bleven. De dikkere uitlopers werden daarna op hopen verzameld, gewassen, van bijwortels ontdaan, eventueel geschild en gedroogd. De fijnere uitlopers dienden dan voor het aanleggen van nieuwe zoethoutvelden.
Bij het inzamelen van in 't wild groeiende planten werden alle ondergrondse delen, wortels zowel als uitlopers, zoveel mogelijk uit den grond gegraven. De afval diende voor de bereiding van drop. Gewoonlijk leverden de planten van het 10de levensjaar de beste drogerij. De drogerij werd in ongeschilde of geschilde vorm in de handel gebracht.
Handelssoorten van Zoethout
In de handel maakte men onderscheid tussen ongeschild, geschild (mundata) of dubbel geschild (bis mundata) zoethout. De ongeschilde soort werd soms als zogenaamd Spaans zoethout, de geschilde als Russisch zoethout verhandeld. Maar ook andere landen dan Spanje voerden ongeschild zoethout uit; anderzijds was alle geschild zoethout niet alleen van Rusland afkomstig.
Natuurlijk werd er ook wel in andere landen zoethout gekweekt, zoals in Syrië, Italië, Frankrijk en Engeland, maar in kleinere hoeveelheden en het werd ook minder gewaardeerd. Het Italiaans zoethout werd hoofdzakelijk tot drop verwerkt.
Zoethout in de Pharmacopee van 1930
In dit apothekersboek vinden we nog zoethoutwortel, zoethoutextract, vloeibaar zoethoutextract en samengesteld zoethoutpoeder. Dit 'Glycyrrhizae pulvis compositae' werd voornamelijk als laxeermiddel gebruikt en was samengesteld uit sennabladeren in poeder 150 delen, zoethoutwortel in poeder 150 delen, zwavel 100 delen en suiker 100 delen.
In het Pharmacotherapeutisch handboek uit 1920 word voornamelijk de naam Liquiritiae gebruikt. Het zoethoutpoeder werd toen veel gebruikt als smaakverbeterend middel voor medicijnen en als grondstof om pillen te maken. Het meest bekend is natuurlijk het Succus Liquiritiae, beter bekend onder de naam drop. Verder was toen ook de dropsiroop bekend tegen verkoudheid en hoest. De bereiding: 25 delen zoethoutwortel worden met 120 delen koud water uitgetrokken en het heldere aftreksel tot 50 delen ingedampt. Daarin worden 80 delen suiker opgelost en tenslotte wordt nog gemengd met 80 delen honing.