Herbularius en Hortulus
Aan Keizer Karel heeft de hedendaagse herborist te danken dat we nog zoveel over het praktisch gebruik van planten in de Middeleeuwen afweten. En dat vooral door de ordonnantie die hij liet uitvaardigen om in zijn gehele rijk tuinen met geneeskrachtige planten aan te leggen.
Tuinen en planten waar hij zelf dan gebruik kon van maken tijdens zijn verblijf in de streek. In deze ordonantie genaamd Capitulare De villis werd een lijst met 88 planten vermeld, die voor de gezondheid van belang waren en die zoveel als mogelijk in die tuinen aanwezig moesten zijn.
Het prototype van zo’n tuin is het zogenaamde Herbularius van Sank-Gallen, dat rond 830 aangelegd werd.
- Lilium / Lilium candidum / Madonnalelie
- Rosa / Rosa gallica L. / Franse roos
- Salvia / Salvia officinalis L. / Echte salie
- Sisimbrium / Sisimbrium officinalis (L.) / Raket
- Ruta / Ruta graveolens L. / Wijnruit
- Cumino / Cuminum cymnum L. / Komijn
- Gladiola / Iris germanica L. / Blauwe lis
- Lubestico / Levisticum officinale L. / Lavas
- Pulegium / Mentha pulegium L. /Poleimunt
- Feniculum / Foeniculum vulgare Miller / Venkel
- Menta / Mentha x piperita L. / Pepermunt
- Rosmarino / Rosmarinus offcinalis L. / Rozemarijn
- Femagraeca / Trigonella foenum-graecum / Fenegriek
- Costo / Tanacetum balsamita L. / Balsemwormkruid
- Saturegia / Satureja hortensis L. / Eenjarig bonekruid
- Fasiolo / Vicia faba L. / Tuinboon of Labboon
Wat de plattegrond extra interessant maakt, zeker voor plantenliefhebbers, zijn juist het invullen der vakken met namen van planten en het leerdicht dat daaruit ontstaan is van Walahfrid (809 – 849), de latere abt van het klooster in Reichenau. Wij kennen hem nu als Walahfrid Strabo, want zijn niet zo vriendelijke bijnaam was, namelijk strabo, ‘de schele’. En zijn leerdicht is het beroemde ‘Hortulus’, Het tuintje, waarin hij in 444 hexameters 23 artsenijplanten bezingt. Daarin schrijft hij: Nu komt het aan op dichtergaven, kennis en bevlogen taal, om alles van die oogst in al zijn geur en kleur te noemen, dan pas krijgt het kleine goed een grote eer. In de Nederlandse vertaling van Hunink klinkt de tekst over salie en wijnruit zo:
Salie
Vooraan prijkt op de eerste rij de salie,
geurig, sterk en prima om te drinken.
Hij werkt probaat bij tal van mensenkwalen
en blijft om zijn verdiensten immer groen.
Maar hij kampt met burgerkrijg: de nieuwe uitgroei
dreigt de rest te verstikken, oude stronken
botweg af te knijpen, en dient gesnoeid.
Wijnruit
Het lommerrijke bed wordt hier omkranst
door frisse ruit. Zijn kleine blaadjes werpen
smalle plukjes schaduw en laten wind
en zon tot onderin de stengels komen.
Reeds licht beroerd geeft hij zijn vreemde geuren vrij.
Hoewel dit kruid op vele krachten boogt
is "tegengif" zijn meest geliefd gebruik:
het drijft de kwade sappen uit het lijf.
Dat salie en wijnruit in de Herbularius en Hortulus aanwezig waren, zal geen enkele herborist verwonderen, dat kruiden zoals Fasiola, Gladiola en Lubestico in die tuinen opgenomen werden, zal ons al meer verbazen. Waardering voor planten kan niet alleen per eeuw, maar zelfs per jaar zeer verschillen. Fasiola is niets anders dan de tuinboon, die in de Middeleeuwen een belangrijke peulvrucht was, gedroogd kon ze goed bewaard worden en gekookt was het een bron van eiwitten. In onze tijd krijgt die ordinaire groente zelfs een bijzondere geneeskrachtige waarde, de boontjes bevatten een grote hoeveelheid L-dopa, de stof die bij de Ziekte van Parkinson zo belangrijk is.
Gladiool
Aan jou ga ik niet voorbij, plant met de naam
die afgeleid is van Latijn voor 'zwaard'.
Jij brengt me mooie, paarse bloemen voort
al vroeg in de zomer, donkere viooltjes gelijk,
of als de soort die tegen Apollo's altaar
opsprong na de dood van Hyacint,
en daar zijn jongensnaam in bloei vertaalde.
Met fijngewreven droge stukjes wortel
in wijnvocht opgelost bestrijden wij
hevige pijn in de blaas. En de voller maakt er
stijfsel van voor stevig, geurig linnen.
En om de sfeer van de Middeleeuwse tuintjes op te roepen, kan ik niet beter eindigen dan met de tekst over de Madonnalelie: 'Blanke lelie, met welk vers, welk lied / vermag mijn dorre Muze jou te prijzen? / Je blankheid herinnert aan het wit van sneeuw, / je zachte bloesem ruikt naar bos op Saba.'