Het Nazca-volk en de geogliefen in de Pampa
De lijnen van Nazca bevinden zich in de Pampa, een woestijnvlakte in het westen van Peru. Het staat vrijwel vast dat het Nazca-volk de geogliefen (aardtekeningen) heeft gemaakt. Dit volk leefde ongeveer van 350 voor Chr. tot 450 na Chr. De geogliefen die ze maakten kunnen alleen vanaf een grotere hoogte als figuren waargenomen worden. In dit artikel wordt dieper ingegaan op de geogliefen en worden theorieën besproken van verschillende onderzoekers over het doel van de Nazca-lijnen.
Geografie
In Peru in het gebied tussen de Nazca- en de Ingenio-valleien ligt een gebied van 220 km². Dit gebied wordt ‘de Pampa’ (een droge woestijnvlakte) genoemd. Nazca ligt ruim 400 km van de stad Lima. Op de Pampa zijn de Nazca-lijnen te vinden. Deze lijnen worden technisch aangeduid als geogliefen. Er zijn bewijzen gevonden dat de mensen van het Nazca-volk de makers zijn van de geogliefen.
Het Nazca-volk
Nazca was de naam van een volk dat in de Vroege Tussenperiode leefde, die duurde van 350 voor Chr. tot 650 na Chr. De Nazca-beschaving volgde de Paracas-beschaving zeer geleidelijk op. De hoofdstad van de Nazca-beschaving was waarschijnlijk Cahuachi tussen 100 en 500 na Chr., hoewel archeologisch onderzoek geen echte stadsindeling heeft opgeleverd. Daarom kan niet met zekerheid gezegd worden dat het daadwerkelijk een stad is geweest. Het lijkt een belangrijk ceremonieel centrum geweest te zijn. Er was een trappiramide aanwezig, die 20 meter hoog was.
De Nazca-samenleving was zeer gespecialiseerd. De voornaamste economische middelen van deze samenleving waren landbouw en visserij. Voor het telen van gewassen kende het Nazca-volk een zeer ingenieus en complex irrigatiesysteem. Hierdoor kon men gewassen verbouwen op de dorre, woestijnachtige grond. Verder waren er de Nazca-handelswerklieden, die uitblonken in textielkunst.
Keramiek werd langzamerhand steeds belangrijker, waarin men uiteindelijk een zeer hoog niveau bereikte als het gaat om de techniek en kleurgebruik. De beschilderde kruiken worden beschouwd als een soort ‘beeldwoordenboek’ van het religieuze pantheon van het Nazca-volk, omdat er vaak monsterachtige en hybridische figuren (een hybridisch figuur is een kruising van meerdere diersoorten) op werden afgebeeld. Ook werden er trofeehoofden gemaakt van keramiek, die werden gebruikt bij rituele onthoofding. Onthoofding was haast een obsessie voor de Nazca-mensen. Tenslotte maakte het Nazca-volk voorwerpen van goud en andere edelmetalen, maar de bewerking hiervan was niet van een zeer hoog niveau en bleef beperkt tot eenvoudige motieven.
Vervaardiging van de Nazca-geogliefen
De meeste geogliefen zijn gemaakt via de subtractieve techniek. Dit houdt in dat de donkergekleurde grond aan de oppervlakte werd verwijderd, waardoor de lichtergekleurde, zuurstofarme ondergrond zichtbaar werd. De verwijderde grond werd aan de zijkanten van de lijnen opgestapeld, waardoor er een soort bermen ontstonden. De oppervlaktegrond is zo donker gekleurd, omdat de zand- en kleilaag bedekt is met een laagje vulkanisch gesteente en kiezels. Dit laagje is zwart geworden door langdurige blootstelling aan de lucht.
De Nazca-woestijn is een van de droogste gebieden op aarde. Hier komt erosie door wind nauwelijks voor, omdat er een permanente hete luchtlaag aanwezig is op bodemniveau. Deze hete luchtlaag ontstaat, doordat de donkere oppervlaktegrond zonne-energie opneemt en daarna deze energie weer afgeeft in de vorm van warme lucht. Doordat er dus nauwelijks erosie plaatsvond en plaatsvindt, zijn de geogliefen mooi bewaard gebleven.
Voordat het Nazca-volk de grote figuren op de woestijngrond maakte, voerde ze de ontwerpen eerst op kleine schaal uit. Daarna werden ze in het groot gemaakt. Om te zorgen dat de lijnen recht werden, spanden ze waarschijnlijk een touw tussen palen en deze constructie werd als oriëntatiepunt gebruikt. Men hield altijd drie palen in het zicht. Als de lijnen moesten krommen, bijvoorbeeld als er een spiraal gemaakt moest worden, gebruikten de mensen van het Nazca-volk waarschijnlijk een serie onderling verbonden bogen en draaiden ze een touw in het rond (een soort passerconstructie).
Verschillende verschijningsvormen van de geogliefen
Op de Pampa zijn verschillende soorten vormen van geogliefen gevonden. Deze kunnen worden onderverdeeld in biomorfische figuren (afbeeldingen van mensen, dieren of planten), geometrische figuren en lineaire figuren.
Op de Pampa zijn 30 biomorfische figuren aanwezig. Een bekend biomorfisch figuur is de ‘Astronaut’ of de ‘Uilman’. Dit figuur is 32 meter groot. Zoals de naam al aanduidt, heeft het figuur het lijf van een mens en de kop van een uil en met zijn rechterhand wijst hij omhoog. Dit figuur werd in 1982 ontdekt door Eduardo Herran. De ‘Condor’ is niet alleen als figuur te vinden op de Pampa, maar komt ook vaak voor op Nazca-aardewerk. Deze vogel is belangrijk in mythes, vanwege zijn woestheid en schoonheid en omdat hij geassocieerd wordt met de zon. De ‘Kolibrie’ was voor veel pre-columbiaanse volken een heilig dier en was zeer gewild om zijn gekleurde gevederte. De ‘Aap’ is op de Pampa afgebeeld met aan zijn ene hand vijf vingers en aan zijn andere hand slechts vier vingers. Apen kwamen niet voor in de woestijn van Peru, maar in het Amazonegebied. Toch speelden ze een belangrijke rol in de iconografie van het Nazca-volk. Zo zijn er apen afgebeeld op aardewerk dat door de mensen van het Nazca-volk gemaakt is.
Geometrische figuren omvatten vormen als spiralen (hiervan zijn er meer dan 100 aanwezig op de Pampa), zigzagfiguren, driehoeken, trapezoïden en grote vierkante velden. De lineaire figuren bestaan uit rechte of kronkelige lijnen.
Conservering van de Nazca-lijnen
Zoals eerder vermeld, vindt er nauwelijks erosie door wind plaats in de Nazca-woestijn, waardoor de geogliefen goed bewaard zijn gebleven. Tegenwoordig zijn er echter verschillende bedreigingen opgetreden voor de Nazca-lijnen. Een paar voorbeelden: El Niño was in 1998 actief in de Nazca-woestijn en door de overstromingen en modderstromen zijn sommige lijnen en figuren geërodeerd en dus kapot gemaakt. Ten tweede: als gevolg van de groeiende populatie is er behoefte aan elektriciteit. Elektriciteitspalen zijn aangelegd onder andere op de site van de geogliefen. Als derde voorbeeld: In afgelopen decennia zijn bepaalde mensen actief op zoek gegaan naar pre-Inca artefacten in de woestijn. Ze laten veel afval in het gebied achter.
Theorieën over de Nazca-geogliefen
Over de Nazca-lijnen is veel geschreven. Aan de ene kant bestaat er serieuze literatuur over dit onderwerp en aan de andere kant zijn er veel fantasierijke ideeën over de geogliefen. Hieronder volgen een paar voorbeelden van de theorieën van een aantal onderzoekers.
Toribio Mejia Xesspe heeft als eerste de Nazca-lijnen in de Pampa systematisch onderzocht. Hij formuleerde de hypothese dat de geogliefen oude ceremoniële wegen waren, waarlangs het Nazca-volk danste om hun goden te eren. Een voorbeeld van een god is de Katgod. De Katgod maakte deel uit van een cultus en werd ook vaak afgebeeld op aardewerk.
Kosok ‘herontdekte’ de figuren in de Nazca-woestijn. Hij deed in 1939 onderzoek naar de Nazca-lijnen. Hij dacht dat de lijnen een reusachtige astronomische kalender vormden. Hij zei dat de figuren en lijnen verband hielden met het verstrijken van de tijd, de sterren en constellaties. De lijnen zouden de oorspronkelijke woestijnbewoners in staat hebben gesteld om te berekenen wanneer de rivieren buiten hun beddingen traden, zodat de spaarbekkens opnieuw gevuld werden en het sein tot zaaien gegeven kon worden. Na vele jaren de lijnen bestudeerd te hebben, zorgde hij voor een opvolger voor zijn werk en onderzoek. Dit was de Duitse Maria Reiche. Zij woonde in Peru en had altijd al veel interesse getoond voor de Nazca-lijnen. Ze heeft veel onderzoek gedaan naar de figuren in de woestijn. Ze heeft veel van de figuren zelfs schoongeveegd met bezems. De meeste figuren hebben een open eind en ze komen dan uit op een rechte lijn. Er wordt gedacht dat de figuren zich daarover konden bewegen. Er zijn echter een paar figuren die dat niet hebben, zoals ‘Handen’, ‘Boom’ en ‘Hagedis’, deze zijn gesloten. Er zijn onderzoekers die denken dat Maria Reiche originele relaties tussen de lijnen beschadigd of veranderd heeft. Dit kan een verklaring zijn waarom de drie bovengenoemde figuren geen open eind hebben. Reiche ontdekte dat een aantal lijnen de plaats aanwezen waar de zon opkwam en onderging tijdens de zonnewende en de lente- en herfstequinoxen. Ze zag ook dat de dierenfiguren in de woestijn overeenkwamen met die op aardewerk en textielweefsels van het Nazca-volk. Verder ontdekte ze dat men de ontwerpen eerst op kleine schaal uitvoerde en dat daarna de figuren in het groot gemaakt werden. Tenslotte kwam ze erachter dat er verschillende maateenheden gebruikt waren. De figuren vielen uiteen in gelijke delen, die aangeduid worden als de Nazca ‘feet’ (ongeveer 25 cm) en ‘yards’ (ongeveer 14 m).
Erich von Däniken heeft wat meer fantasie als het gaat om de functie van de Nazca-lijnen. Hij gelooft dat de lijnen dienst deden als start- en landingsbanen voor ruimteschepen. Hij ontleende dit idee aan het feit dat de figuren alleen van hoge afstand te zien waren en daarom bedoeld waren voor wezens uit de ruimte.
Antony F. Aveni heeft zijn werk op twee theorieën gebaseerd. De eerste theorie gaat over het verband tussen de lijnen en irrigatiewerken. Hierbij konden de lijnen symbolisch of functioneel zijn. De tweede theorie is afkomstig van Toribio Mejia Xesspe. Deze onderzoeker noemde de lijnen ‘Caminos religios’, oftewel ‘heilige wegen’. Aveni heeft deze twee theorieën samen gevoegd. Hij heeft zijn onderzoek, dat hij deed met Zuidema, hierop gebaseerd. Deze twee onderzoekers zien ook een verband tussen het ceque systeem en de Nazca-lijnen. Het ceque systeem was een hiërarchische en kosmografische kaart. Het ceque systeem was niet alleen belangrijk voor de waterhuishouding, astronomie en de kalender, maar gaf ook pelgrimsroutes aan. Aveni heeft vele figuren onderzocht. Zo ontdekte hij dat de assen van de trapezoïden parallel lagen aan waterstromen en dat er misschien een verband was tussen de plaatsen waar het water de Pampa instroomde, de stroomrichting van het water en de centra van de figuren. Ook zag hij een verband tussen de lijnen en de plaats waar de zon aan de horizon verscheen aan het begin van de regentijd. Hierbij wezen de lijnen in de richting van de opkomende zon. Aveni’s conclusie luidde dat de functie van de Nazca-lijnen verband houdt tussen water, irrigatie, astronomie en de kalender.
John Reinhard was net als Aveni een serieuze onderzoeker van de Nazca-lijnen. Hij dacht ook dat de lijnen voor meerdere doeleinden zijn gebruikt. Zijn theorie over de Nazca-lijnen is goed onderbouwd, omdat hij gebruik maakte van antropologische, geografische en historische gegevens. De theorie is gebaseerd op de berg- en watercultus, die het Nazca-volk kende. In het Nazca-gebied werden sommige bergen vereerd door de mensen. Eén van de belangrijkste bergen was de ‘Cero Blanco’. Er zijn legendes die vertellen dat deze berg water zou spuwen. Bij nadere onderzoeken is er een waterval gevonden en een meertje, dat zorgt voor de wateraanvoer in de ondergrondse kanalen. Nog een belangrijke berg, de ‘Tunga’, werd geassocieerd met vruchtbaarheid en de kust. Verder werden hoge bergen vereerd, die op de zee uitkeken. Reinhard dacht dus dat de lijnen in het Nazca-gebied deel uit maakten van de berg- en watercultus.
In de Nazca-woestijn zijn enorm veel rechte lijnen gevonden en veel lijnen snijden andere onderliggende lijnen door. Volgens Reinhard had dit te maken met het feit dat verschillende ayllus (een sociale groep binnen het Nazca-volk) zich bezig hielden met de berg- en watercultus en dat iedere groep zijn eigen lijnen dwars over al bestaande lijnen had getrokken.
Woodman dacht dat de lijnen een functie voor het Nazca-volk vervulden, maar hij had geen idee wat dat kon zijn. Spohier was een vriend van Woodman. Hij had het idee dat het Nazca-volk misschien vliegmachines maakte die lichter dan de lucht waren, waardoor ze in staat was de figuren te maken en van bovenaf te bekijken. Woodman was zo geïntrigeerd door dit idee dat hij het nooit meer uit zijn hoofd kreeg. Hij vond bewijsmateriaal voor het door Spohier bedachte idee. Zo ontdekte hij dat de Inca’s, de opvolgers van het Nazca-volk, legendes over vliegende wezens kenden en dat er op aardewerk en weefsels van het Nazca-volk afbeeldingen van vliegers, ballonnen en zwevende en vogelachtige mensen te zien waren. Woodman was ervan overtuigd dat de Nazca-indianen het geheim van het vliegen uitgevonden hadden. Ze zouden de lijnen gebruiken als startbanen waar vandaan ze de ballonnen omhoog lieten gaan. Ze zouden de ballonnen gevuld hebben met rook uit nabijgelegen kuilen. Nu zijn die geblakerde resten van de kuilen nog steeds te zien. Woodman wilde bewijzen dat het Nazca-volk ballonnen maakte en daarom ging hij experimenteren door zelf een ballon te maken op de manier waarop het Nazca-volk dat gedaan zou kunnen hebben. Daartoe gebruikte hij materialen die het Nazca-volk ook ter beschikking had om zijn experiment geloofwaardig te maken. Zo kwam uiteindelijk de heteluchtballon tot stand, die Woodman de ‘Condor I’ doopte. Deze ballon kon daadwerkelijk even in de lucht blijven hangen met passagiers erin en daarmee was het voor Woodman duidelijk dat de Nazca-indianen ballonnen hadden gekend.
Isbell ging er vanuit dat de lijnen te maken hadden met een soort geboortebeperkingspolitiek. Het maken van de figuren nam volgens Isbell erg veel tijd in beslag en er zouden zeer veel mannelijke arbeiders voor nodig zijn. Op die manier bleven de mannen en vrouwen lang van elkaar gescheiden en dat zou automatisch tot geboortebeperking leiden. Deze geboortebeperking was volgens Isbell noodzakelijk, omdat de populatie in het droge en onvruchtbare gebied te hard groeide voor de bestaansbronnen.
Clarkson hield er weer andere ideeën op na. Zij vond materiële overblijfselen bij de geogliefen. Voorbeelden hiervan zijn gebroken potten van aardewerk. Ze dacht dat de gebroken potten te maken hadden met bepaalde activiteiten, die op de Pampa plaatsvonden toen de geogliefen gemaakt en gebruikt werden. Dit is goed mogelijk, omdat er zeer veel hopen van potscherven zijn gevonden rond de geogliefen. Verder dacht ze dat de potten eten en drinken bevatten en dat ze ritueel kapot gegooid werden. De afbeeldingen op de potten van onder andere dieren zouden ook te maken hebben met de activiteiten van het Nazca-volk bij de geogliefen.
Uit de voorbeelden valt op te maken dat er veel verschillende theorieën over het doel van de Nazca-lijnen zijn. Niemand kan met zekerheid zeggen waarom en voor wie de lijnen gemaakt zijn. De onderzoekers houden er allemaal hun eigen ideeën op na. Sommige onderzoekers haken in op de ideeën van andere onderzoekers en breiden die met hun eigen ideeën uit. Andere onderzoekers vinden aanwijzingen voor de meest onlogische verklaringen van het gebruik van de lijnen door het Nazca-volk.
Ter vergelijking: De Ingenio Vallei
Er zijn niet alleen geogliefen gevonden in het Pampagebied, maar onder andere ook in andere delen van Peru. De Ingenio Vallei is hier een voorbeeld van. De meeste geogliefen in deze vallei zijn trapezoïden. Verder zijn er veel rechte lijnen, grote velden en spiralen te vinden. Er zijn echter geen biomorfische figuren gevonden. De geogliefen liggen 525 meter boven de zeespiegel, maar de mensen die in dit gebied woonden, leefden honderden meters boven de figuren.
Twee onderzoekers, genaamd Reindel en Isla, denken dat de geogliefen van de Palpa ontstaan zijn, nadat er petrogliefen gemaakt waren door de woestijnbewoners. Petrogliefen zijn tekeningen in rotsen en deze zijn gevonden in de Palpa Vallei. De motieven die op de rotsstenen zijn afgebeeld, komen voor een groot deel overeen met de afbeeldingen die te vinden zijn op aardewerk van het Nazca-volk. Reindel en Isla zien een verband tussen de oriëntatie van de trapezoïden en plaatsen waar oppervlaktewater is. Zo wijzen de hoeken van de trapezoïden bijna allemaal naar de plaatsen waar rivieren in het verleden gestroomd hebben.
Conclusie
Het staat vrijwel vast dat het Nazca-volk de geogliefen gemaakt heeft die te vinden zijn in het woestijngebied in de buurt van de stad Nazca. De figuren die te vinden zijn in dit gebied komen voor een gedeelte overeen met de iconografie op het aardewerk van het Nazca-volk en ook zijn er veel scherven gevonden van deze potten bij de geogliefen. Er is al veel onderzoek gedaan naar de Nazca-lijnen door verschillende onderzoekers, zoals Silverman, Reiche, Isbell, Reinhard, Aveni, Woodman en Clarkson. Er zijn veel feiten naar voren gekomen, zoals de techniek die het Nazca-volk gebruikte om de geogliefen te maken en dat de potscherven bij de geogliefen daadwerkelijk van het volk afkomstig zijn.
Maar naast de feiten uit de vele onderzoeken is men er nog steeds niet uit waarom en voor wie de Nazca-lijnen zijn gemaakt. Dit zal een raadsel blijven, misschien totdat er nieuwe technieken voor onderzoek worden ontwikkeld en toegepast worden op de geogliefen in de Nazca-woestijn.
In ieder geval tot die tijd zullen er dus veel verschillende theorieën blijven bestaan, want elke onderzoeker houdt er zijn of haar eigen ideeën op na en kan niemand met zekerheid zeggen waarom en voor wie de geogliefen gemaakt zijn. Misschien zullen deze twee vragen wel voor altijd een raadsel blijven.
© 2009 - 2024 Aouweneel, het auteursrecht van dit artikel ligt bij de infoteur. Zonder toestemming is vermenigvuldiging verboden. Per 2021 gaat InfoNu verder als archief, artikelen worden nog maar beperkt geactualiseerd.
Gerelateerde artikelen
Bronnen en referenties
- Coe M., D. Snow & E. Benson, 1980: Atlas of Ancient America, Andromeda Oxford Limited .
Enzler, K., et al. 1989: Archeologie en Cultuurgeschiedenis van het Andesgebied: werkstukken van de werkgroep ‘orientatie op onderzoek’, Leiden: Afd. Archeologie en Kultuurgeschiedenis van Indiaans-Amerika.
Longhena, M., W. Alva 1999: De Inca’s: geschiedenis en cultuur van de beschavingen in de Andes, Lisse.
N.N., 1991: Mysterieuze plaatsen Amsterdam: Time-Life Boeken.
N.N., 1994: Inca’s: heersers over leven en dood Amsterdam: Time-Life Boeken.
Silverman, H., 1993: Cahuachi in the Ancient Nasca World, Iowa City.
Silverman, H., D.A. Proulx 2002: The Nasca, Malden, MA.
Wilson, D.J., 1988: Desert Ground Drawings in the Lower Santa Valley, North Coast of Peru, American Antiquity 53(4), 794-804.