Enkhuizen: De VOC en het Peperhuis
Enkhuizen heeft een rijke VOC - geschiedenis. Veel gebouwen herinneren nog aan deze tijd. Het Peperhuis, waarin nu een museum is gevestigd, is één van die bijzondere gebouwen.
De Verenigde Oost-Indische Compagnie in Enkhuizen
Geschiedenis
In de loop van de 16e eeuw waren er een heel aantal handelsmaatschappijen die elkaar fel beconcurreerden in de handel op Oost-Indië. In 1602 bundelden deze compagnieën hun krachten en besloten samen te werken: De
Verenigde Oost-Indische Compagnie werd gesticht. De buitenlandse concurrentie was nu beter te beheersen, net als de aan- en verkoopprijzen. De VOC werd bestuurd door de Heren XVII. Dit was een raad van bewindhebbers die werd gekozen uit de plaatselijke kantoren (‘kamers’) waar Enkhuizen er ook één van had. De Kamer Enkhuizen had, na Amsterdam en Zeeland, de grootste inbreng in het aandelenkapitaal van de VOC, met maar liefst ƒ 540.000,-.
Elk jaar vertrokken een paar schepen voor de handel naar het Oosten, meestal beladen met goud en zilver. De schepen kwamen terug met specerijen, thee, koffie, katoen, suiker, koper en indigo. In de loop van de 18e eeuw verplaatste de handel zich naar China. Hier werd vooral thee en porselein gehaald.
De Engelse Toren
Kort na de oprichting van de VOC kregen de bewindhebbers van de Kamer Enkhuizen beschikking over de Engelse Toren aan de Oosterhaven. De toren werd al snel Oost-Indische toren genoemd. In 1630 betrokken de bewindvoerders een nieuw gebouw: Het Oost-Indisch huis aan de Wierdijk, een deftig gebouw in Hollandse Renaissancestijl. In 1816 brandde dit pand volledig af. De Compagnie besloot niet te herbouwen en verplaatste haar kantoor naar Amsterdam.
Het einde van de VOC
Aan het eind van de 18e eeuw werd het een stuk minder met de scheepvaart en de handel. In 1799 werd de VOC opgeheven.
De Gouden Buys
Aan de Wierdijk was de scheepswerf van de VOC gevestigd. Hier werden in de tweede helft van de 17e eeuw 27 schepen gebouwd. Eén van deze schepen was de Gouden Buys.In het jaar 1693 vertrok het schip op weg naar de eerste stop: Kaap de Goede Hoop. De Gouden Buys had 17 geldkisten aan boord; goud- en zilverstukken met een waarde van bijna twee ton.
De Hottentotten
Voordat Zuid-Afrika in zicht kwam was bijna de hele bemanning (zo’n 190 man) overleden aan scheurbuik en andere ziekten. Twee bemanningsleden leefden nog: Lourens Thijszoon Vijselaar en Daniël Silleman. Zij gingen aan land om hulp te zoeken. Daar schrokken ze van de Afrikaanse bewoners, de ‘Hottentotten’: zulke mensen hadden ze nog nooit gezien! Die Hottentotten bleken de redders in nood te zijn; dankzij hun hulp bereikten de jongens Kaap de Goede Hoop.
De
Dageraad, een ander VOC-schip, kwam kijken wat er nog te redden viel. Men besloot de Gouden Buys op de kust te laten drijven; er was te veel water in gekomen. De Dageraad nam de kisten met geld mee. Toen sloeg het noodlot weer toe; ook de Dageraad leed schipbreuk. 9 kisten met geld werden gered, de rest was onvindbaar. Voor de VOC betekende het verlies van de Gouden Buys en de Dageraad een grote strop.
Alleen Daniël Silleman kwam levend aan in Enkhuizen. Uitgever Hendrik van Straalen uit Enkhuizen maakte binnen een paar weken een boekje van het verhaal verteld door Silleman:
“Ongeluckig of droevigh verhaal.”
Het Peperhuis
Het enige nog bestaande gebouw van de VOC in Enkhuizen is het Peperhuis. Dit bestaat uit twee panden die met elkaar verbonden zijn, en maakt nu deel uit van het
Zuiderzeemuseum.
Pieter van Berensteyn, een rijke handelaar, gaf de opdracht tot het bouwen van dit huis. De eerste steen werd gelegd in 1625. Hij gebruikte het als woonhuis, pakhuis en als kantoor. De combinatie van woon- en pakhuis maakt het een echt ‘koopmanshuis.’ Eén deel van het huis ligt aan de Wierdijk. Dit deel werd door Van Berensteyn, op de 1e verdieping, bewoond.
Het heeft een mooie dubbele trapgevel gemaakt van natuursteen, waarop de haringvangst wordt afgebeeld. De gevel leunt opvallend ver naar voren. De groene deur op eerste verdieping van de gevel was eens de toegangsdeur tot het huis van Van Berensteyn.
Een pakhuis
In 1682 kocht de Kamer Enkhuizen van de Oost-Indische Compagnie dit pand om het als pakhuis te gebruiken. In de gevel aan het andere deel van het huis, aan de Oosterhaven, is het monogram van de Kamer Enkhuizen van de VOC te zien (uit omstreeks 1750). In dit Peperhuis werden ook koloniale goederen uitgepakt, gewogen, gesorteerd en klaargemaakt voor de veilingen.
Na de opheffing van de VOC kwam het Peperhuis in handen van de marine. Vanaf 1826 werd het een eeuw lang als kaaspakhuis gebruikt. In 1913 kocht Zaadhandel Sluis en Groot het pand. Ze bleven er 34 jaar, en schonken het pand daarna om er het Zuiderzeemuseum te vestigen. Het museum opende in 1950.
Staverse Poortje
Dit poortje staat aan de Compagnieshaven. Deze poort gaf vroeger toegang tot een brug van de Wierdijk naar de houten beschoeiing op de dijk. Het werd in 1833 gebouwd als omlijsting van een ouder poortje in de zeemuur. In de kroon is het wapen van Enhuizen te zien.
Het poortje ligt tegenover het Peperhuis. Vanaf de steiger achter het Staverse Poortje werden de schepen gelost.
Nu geeft het poortje toegang tot grasland en de jachthaven.