Hrosvitha, de eerste Duitse vrouwelijke dichteres
Hrosvitha, afkomstig uit het Duitse Saksen (°935 - + 1000), is de eerste bekende dichteres in Duitsland en sommige geleerden beschouwen haar zelfs als de eerste toneelschrijfster sinds de oudheid.
Werk
Er zijn verschillende spelwijzen van haar naam zoals Hroswitha, Hrosvit, Hroswitha, en Roswitha, maar recent onderzoek heeft uitgewezen dat de spelling die zij gebruikte
Hrotsvit was, wat is afgeleid van Saksische woorden die naar het Latijn als
Clamor Validus werden vertaald (‘Krachtig Getuigenis’), een referentie naar haar verhalen over het christendom en zijn heiligen. Tijdens haar leven maakte ze zelf een onderverdeling van haar werk in drie manuscripten: Het boek der legenden, Het boek der dramatiek en Epiek (onzekere uitgiftedata). De legenden en de toneelstukken zijn overgeleverd, maar de twee werken die in de Epiek waren opgenomen zijn verloren gegaan.
Leven
Er is weinig bekend over Hrosvitha’s leven en wat we weten staat niet vast. We weten dat ze een non was of kanunnikes aan het Benediktijnerklooster van
Gandersheim in Saksen (Duitsland). Gandersheim werd gesticht in 852 als een klooster voor de adel en daardoor veronderstelt men we dat ze van adellijke afkomst was. In de inleiding tot haar werk noemt Hrosvitha de abdis of de hoofdnon, prinses
Gerberga II, als een van haar leraressen. Waarschijnlijk trad zij in op jonge leeftijd hoewel sommige geleerden denken dat zij een groot deel van haar jeugd aan het hof van
keizer Otto I doorbracht. Deze veronderstelling steunen zij op de gelijkenissen tussen haar werk en het werk van de schrijvers die met het hof verbonden waren.
Inhoud van haar werk
Het grootste deel van haar werk is gewijd aan de beschrijving van het leven van martelaren en het loven van asceten wier leven bestond uit onthouding, het nuttigen van karige maaltijden, de afwijzing van materieel bezit en seksueel plezier en ten dienste van een rijk geestelijk leven stond.
De verloren epiekbundel bevatte het verhaal van het leven van Otto I, Germaanse koning en de keizer van het
Roomse Rijk die van 912 tot 973 leefde en een weergave van de geschiedenis van de abdij van Gandersheim tussen 846 en 919. Zij maakt vooral indruk door de enorme hoeveelheid verwijzingen naar werk van Virgilius, Ovidius en andere dichters uit de oudheid.
Het was een vrouw die vooruit was op haar tijd. Ze leverde haar laatste werk af in 973 en pas tweehonderd jaar na haar dood kwam er een heropleving van de middeleeuwse dramatiek.
Op haar plaats en vooral op de
tafellegger vind je haar leven weergegeven door middeleeuwse beelden uit de Duitse abdijen. Haar bord is de gestileerde versie van een nonnenkap en handen die in gebed zijn samengevouwen. De lichte verhoging verwijst naar het ivoren snijwerk ten tijde van de Ottoonse dynastie (936-1002). Het refereert aan Hrosvitha’s plaats binnen het Duitse en sociale model van het
Ottoonse Rijk.
De tafellegger zingt de lof van haar bijdrage tot de literatuur als dichteres en toneelschrijfster. Het werd ingenaaid met
opus teutonicum-technieken, de heersende naaistijl in haar tijd. De medaillons vooraan geven de muntstukken weer die de Duitse abdissen vervaardigden. Zij hadden een zekere macht in de toenmalige maatschappij en het vervaardigen van munten behoorde tot een van hun vele privileges. De vier medaillons geven scènes weer uit de vroege Duitse geschiedenis en folklore: zo zien we een scène die zich in het huishouden van een adellijke familie afspeelt, een dienster die Duitse verhalen vertelt aan haar meester en zijn dochter, een prinses van een oorlogszuchtige Duitse stam van de tweede eeuw v.C. met het hoofd van een vijandige soldaat en een
Walkure, een van de lagere godinnen uit de Germaanse mythologie, die de opdracht hadden de moedigste strijders te zoeken om aan de zijde van de oppergod Odin te vechten aan de rand van de wereld.
Deze medaillons illustreren tevens de rol die de vrouwen speelden en hun taak in de maatschappij. Ze vertellen ook verhalen van moedige mytische vrouwen.
Aan de achterzijde van de legger kan men drie geborduurde scènes uit Hrosvitha’s leven zien, tevens een illustratie van de activiteiten van de nonnen in de middeleeuwen. In de eerste komt ze de abdij binnen waar twee nonnen aan het zingen en musiceren zijn. Hiermee wordt geïllustreerd welke opvoeding vrouwen genoten. De tweede scène stelt een schrijvende Hrosvitha voor, gadegeslagen door de abdis. In de derde slaapt ze op haar schrijftafel en droomt van de komst van een koninklijke boodschapper die haar een relikwie aanbiedt als erkenning van haar literair werk.
Aan de voorzijde van de legger vind je in de verluchte letter ‘H’ een eerbetoon aan haar werk als schrijfster: op het geborduurd portret wordt ze als schrijvende met een ganzenveer afgebeeld.