De Grondwet van 1848; de grondwetsherziening
De Nederlandse grondwet is meermalen herschreven en aangepast. De grondwetsherziening van 1848, onder leiding van Thorbecke, wordt gezien als de belangrijkste. Wat was de aanleiding voor deze herziening en wat was de uitkomst? En hoe was het eigenlijk mogelijk dat de grondwet herzien moest worden, en kon worden? Had dit te maken met het revolutiejaar 1848, of was er meer aan de hand in Nederland ten tijde van Thorbecke?
In 1848 werd in Nederland een grondwetsherziening doorgevoerd die nog steeds de basis vormt van ons politieke bestel. Zoals zoveel in de geschiedenis niet logisch uit het vorige volgt, is ook hier geen sprake van een optelsom die onvermijdelijk leidde tot een herziening van de grondwet. Zo was de afscheiding van België al in de herziening van 1840 geregeld. Het voorstel van negen liberalen (in de geschiedenis negenmannen) tot aanpassing van de grondwet werd dan in 1844 ook resoluut van tafel geveegd.
Het jaar 1848
Maar het jaar 1848 betekende tumult, verandering. Europa schudde op de grondvesten met revoluties in Parijs en de Duitse landen. Nederland leek ingesloten door de naderende revolutie, en de onduidelijk beschreven rol van koning Willem II (die daardoor veel macht had) kon nog wel eens de kiem gaan vormen voor een revolutie in eigen land! Maar koning Willem II onderschatte het gevaar van de dreiging niet en gaf de opdracht aan enkele liberalen een grondwetsherziening op papier te stellen, zodat de sluimerende onrusten zouden worden gesust.
Johan Rudolf Thorbecke (1798-1872)
Thorbecke was wellicht de meest prominente van de liberalen die de opdracht kregen. Hij was één van de negen mannen uit 1844 en vormde op alle vlakken een buitenstaander; zo kwam hij uit Zwolle en was aanhanger van de Duitse Romantiek. Deze buitenstaander werd de voorzitter van de commissie die zich bezig hield met de herziening van 1848 en dus de nieuwe grondwet vormgaf. De belangrijkste veranderingen waren de definitieve scheiding van kerk en staat en de vrijheid van drukpers, vereniging en vergadering. Ook werd de positie van de koning duidelijk vastgelegd en werd het kiesrecht aangepast. Vanaf 1848 zouden de kiezers, geselecteerd op basis van censuskiesrecht, directe invloed uitoefenen op de samenstelling van de Tweede Kamer. Door de census mochten echter slechts 80.000 mensen stemmen; van een democratie was nog geen sprake.
Na 1848
In 1849 trad het kabinet Thorbecke aan, het kabinet dat zou moeten zorgen dat de veranderingen die op papier geschreven stonden ook in de werkelijkheid doorgevoerd zouden worden. Hiertoe begon Thorbecke op het niveau van de gemeentelijke inrichtingen waarbij hij probeerde lokale notabelen van het toneel af te schuiven, hetgeen met wisselend succes lukte. Vanuit de gemeentelijke inrichting werd omhoog gewerkt naar provinciaal enzovoorts. Daarbij probeerde Thorbecke de politiek in het publieke domein te krijgen in plaats van achter gesloten deuren, want volgens de Zwollenaar was politiek een publieke aangelegenheid. De veranderingen waren succesvol en zijn ook vandaag de dag nog steeds zichtbaar in ons politiek spectrum.