Ethel Smyth, een talentrijke feministische componiste
Ethel Smyth was een componiste uit de 20ste eeuw en een kampioen in vrouwenrechten. Zij componeerde symfonieën, koorwerken, madrigalen en opera’s zoals The Wreckers (De Strandjutters) in 1906. Haar meest bekende lied is The March of Women (De Vrouwenmars) uit 1911, de hymne en het strijdlied van de Suffragettes, activistes voor vrouwenkiesrecht. In 1922 werd ze benoemd tot Dame of the British Empire.
Muziekstudies
Smyth werd in 1858 in Londen geboren. Vanwege de hardnekkige weerstand van haar vader kon ze pas in 1877 haar muziekstudies aanvatten. Ze studeerde Brahmsiaanse muziekcompositie (de lyrisch-romantische stijl die door de Duitse componist
Brahms werd gecreëerd) en muziektheorie aan het conservatorium van Leipzig in Duitsland en haar gesofisticeerde muziek werd alom de hemel ingeprezen.
Na een kort verblijf in Firenze leerde zij in Leipzig
Tsjaikovski kennen die haar veel bijbracht over de instrumentatieleer. In 1889 keerde ze naar Londen terug en componeerde een oeuvre dat zowel orkestwerken als koorwerken als kamermuziek en opera’s omvatte. Ze werd bejubeld voor haar uitvoering van de Mis in D die in 1893 in Londen enthousiast werd onthaald. Niettegenstaande haar succes en haar enorm talent had ze het moeilijk om muzikanten te vinden om haar werk uit te voeren omdat ze een vrouw was.
Vrouwenactiviste
In 1910 ontmoette Smyth
Emmeline Pankhurst, een vurige feministe en een van de stichters van de Suffragettebeweging en hoofd van de Women's Social and Political Union, een militante vrouwengroepering die in 1903 opgericht werd en zich toespitste op het propageren van het vrouwenstemrecht. Onder invloed van Pankhurst onderbrak Smyth gedurende twee jaar haar muzikale activiteiten om zich toe te spitsen op vrouwenrechten en het afdwingen van vrouwenkiesrecht. Toch schreef ze in 1911 nog The March of Women dat later het strijdlied van de Britse vrouwenbeweging werd. In 1912 werden Smyth en Pankhurst samen met 100 andere suffragettes in Londen gearresteerd wegens het gooien van stenen naar huizen van politieke tegenstanders. Ze werd gedurende twee maanden vastgehouden. Terwijl ze in de Hollowaygevangenis opgesloten zat, slaagde ze erin als dirigente met een tandenborstel de vrouwelijke gevangenen een bruisende vertolking van The March of Women te doen zingen. Het zou de bekendste versie van het lied worden.
Gehoorproblemen
Smyth begon haar gehoor te verliezen in 1912. Na bezoek aan een oorspecialist in Parijs ging ze naar Egypte waar ze aan de komische opera
The Boatswain's Mate (De Bootsmaat) begon te schrijven. Het werd een van de meest revolutionaire stukken die ze ooit componeerde, niet in het minst door haar onorthodoxe stijl en methode: het eerste deel van de opera bestond uit tekst en muziek terwijl het tweede deel volledig instrumentaal was. The Boatswain's Mate was een toegankelijkere en lichtere opera voor het grote publiek en was voor een deel haar antwoord op de Grand Opera-stijl uit die tijd, die voor pracht en praal stond.
Het nadeel van haar geslacht
Ondanks verschillende belangrijke prijzen en voldoende erkenning, bleef ze het moeilijk hebben om haar muziek gepubliceerd en opgevoerd te krijgen vanwege haar geslacht. Uiteindelijk moest ze haar muziekcarière afsluiten wegens steeds zwaardere gehoorproblemen. Ze schreef haar autobiografie met
Impressions that Remained (Indrukken die Bijbleven) in 1919 en
Streaks of Life (Scènes uit het leven) in 1921, waarin ze vertelde over haar muzikale carrière, haar leven als activiste en haar lesbische geaardheid die ze beleefde in romances met enkele beroemde vrouwen uit haar tijd zoals
Lady Pauline Trevelyan,
keizerin Eugenie,
Winnaretta Singer,
Lady Mary Ponsonby en de schrijfsters
Edith Somerville en
Virginia Woolf.
Smyth overleed in 1944 op 86-jarige leeftijd in het Engelse Woking. Ze blijft een gerespecteerde componiste en een sterke muzikale en politieke persoonlijkheid uit het begin van de twintigste eeuw.
Smyths plaats op de Dinner Party werd ingericht in functie van haar rol als muzikante én activiste voor vrouwenrechten, met de daarbij horende muzikale motieven en een op maat gemaakt pak, haar lievelingskleding.
Haar bord is opgevat als een vleugelpiano met opengeslagen deksel, geschilderde toetsen en notities van Smyths beroemde opera The Boatswain's Mate. Het bord geeft haar enorme muzikale talent weer en de driemensionale inrichting kan men interpreteren als een verwijzing naar haar pogingen om met haar muziek en haar open seksualiteit de grenzen van een vrouwonvriendelijke samenleving te verleggen. De ongewone schikking van de toetsen kan een verwijzing naar Smyths unieke leven zijn, dat de moraal van de vroege 20ste eeuw wilde uitdagen.
Muziekelementen vind je ook in de tafellegger. Aan de voorzijde zie je een solsleutel waarin de ‘E’ van haar voornaam is verwerkt. Een metronoom, die gebruikt werd om de maat aan te geven, vind je aan de achterzijde van de legger.
De legger is een opengeknipt tweed pak alsof de kleermaker eraan werkt. Het werd ‘ingenomen’ om tegemoet te komen aan de breedte van de legger, een metafoor voor de tragische indamming van Smyths grote talent. Het pak is een directe verwijzing naar Smyths voorkeur voor mannenkledij, wat in die tijd schandaal verwekte. De rechterzijde van de legger is afgeboord met een meter, hetgeen verwijst naar het woord ‘maat’ dat zowel in de muziek als in de kledingsector wordt gebruikt.
De zakken aan de voorzijde van de legger zijn niet alleen een letterlijke verwijzing naar mannenpakken maar ook naar de grote zakken die vrouwen in de 18de en 19de eeuw rond hun middel droegen om allerlei voorwerpen in te dragen zoals naalden of sleutels.