Piet Heyn en de zilvervloot
In 1628 sloeg de Nederlandse vlootvoogd Piet Heyn een grote slag in de baai van Matanzas (Cuba) toen hij de Spaanse zilvervloot op weg naar het Spaanse moederland veroverde. De buit bedroeg het voor die tijd kolossale bedrag van ruim 12 miljoen. De Republiek kon er haar oorlogsinspanningen mee voortzetten.
Piet Heyn
Piet Heyn (of Piet Hein), admiraal van de vloot van de
West-Indische Compagnie (WIC), was met zijn twintig schepen en alf jachten gespecialiseerd in de kaapvaart op Spaanse en Portugese schepen in het Caribisch gebied. De admiraal, die in 1577 geboren was en dus al 61 was ten tijde van deze gebeurtenis, had al een lange loopban achter de rug bij zowel de VOC als de WIC en in die jaren heel wat Spaanse en Portugese schepen veroverd, maar nog nooit was hij er in geslaagd de beroemde zilverarmada buit te maken.
Op weg naar Cuba
De bemanning bestond uit vierduizend koppen toen de schepen in 1628 verspreid uitvoeren om zich later in de West-Indische wateren weer te verenigen. Het reisdoel was geheim maar wel bij Piet Heyn bekend:
de zilverarmada! De Spanjaarden waren heel voorzichtig met hun vloot, die elk jaar de totale opbrengst van de verschillende Spaanse wingebieden in Midden- en Zuid-Amerika naar het vaderland moest transporteren. Piet Heyn wist dat de schepen ergens in september de thuisreis zouden aanvaarden. Wekenlang kruiste hij voor
Cuba langs, er voor zorgend dat hij van de kust af niet te zien was. Niets wees op de komst van de Spaanse vloot, tot kapitein
Witte de With een Spaanse bark enterde en uit de verhoren van de bemanning bleek dat de armada zich aan het formeren was in de haven van Havanna en dus ieder moment kon uitvaren.
De Spaanse schepen geënterd
Op 8 september voeren twee groepen van twintig schepen onder Spaanse commando door het Caribisch gebied van Vera Cruz naar Havanna. Dit was het eskader dat de Mexicaanse lading naar het verzamelpunt moest brengen, maar zover zou het nooit komen. In
de baai van Matanzas werden de Spaanse schepen overvallen en in een poging een goed heenkomen te vinden, liepen de schepen aan de grond. De roeiers in de sloepen van de Hollandse vloot zich veel sneller verplaatsen en wisten, voordat de rijke lading aan wal gebracht of overboord geworpen kon worden, de schepen te enteren en zonder bloedvergieten te veroveren.
Veel Spaanse opvarenden, zowel vrouwen als mannen en officieren, waren met zoveel mogelijk goud en zilver in paniek overboord gesprongen en de rest van de bemanning werd door Piet Heyn aan wal gezet, terwijl de enorme buit werd overgeladen.
Feestelijke terugkomst
Op 17 september verliet de succesvolle admiraal de Baai van Matanzas in feeststemming. Hij stuurde alvast een snel schip vooruit om de komst van zijn vloot te melden. Op 15 november werd het bericht met gejuich in de Rotterdamse haven begroet, maar de Staten moesten nog tot 10 januari 1629 wachten eer Heyn met zijn vloot aanmeerde en de haven van
Hellevoetsluis. Hij werd door een grote menigte geestdriftig ontvangen. De Staten-Generaal schonken hem in een zeer royale bui een keten van goud met een herinneringsmedaille ter waarde van
1500 gulden,
Verdiensten
Dat kon wel van de buit van zo’n
twaalf à veertien miljoen gulden af, waar na aftrek van kosten ruim acht miljoen overbleef! De stadhouder kreeg hier 10% van, de bewindvoerders van de GWC ontvingen 1% en de aandeelhouders van deze onderneming samen 50%. Alle opvarenden van de vloot kregen zeventien maanden extra gage, op de “deserteurs” na die zich al in de haven van Falmouth in Engeland hadden ontscheept. Door daar van boord te gaan, ontliepen zij de inspectie van hun scheepskist. Naar werd gezegd zat daar bij sommige wel
zeven pond goud in.
Piet Heyn sneuvelde het jaar daarop in een gevecht met Duinkerkse kapers maar zal tot in de eeuwigheid in onze vaderlandse geschiedenis worden herinnerd, al was het maar door het bekende vaderlandse lied:
Piet Heyn, Piet Heyn, Piet Heyn zijn naam is klein, zijn daden Benne groot, zijn daden Benne groot, hij heeft gewonnen de zilvervloot!