Spectatoriale Geschriften: De Hollandsche Spectator
Spectatoriale Geschriften zijn tijdschriften, geschreven rond 1730-1735, speciaal bedoeld voor de burgerij. In deze tijdschriften wordt geschreven over o.a. gewoonten van burgers, waar commentaar op wordt geleverd.
Spectatoriale geschriften
De eerste Spectatoriale tijdschriften werden geschreven in Engeland. De beroemdste Engelse tijdschriften uit dit genre zijn ‘The Spectator’ en ‘The Guardian’. Deze tijdschriften werden anoniem geschreven door Engelands voornaamste schrijvers, zoals Richard Steele.
Het eerste Nederlandse Spectatoriale tijdschrift werd geschreven in 1731 in Amsterdam door Justus van Effen. Hij noemde zijn tijdschrift ‘De Hollandsche Spectator’, naar het Engelse voorbeeld ‘The Spectator’. Van Effen had als doel om zijn lezers kritisch te laten nadenken over bijvoorbeeld ingesleten gewoonten. Hij schrijft over de problematiek van de burgerij en probeert zo zijn lezers te sturen en voor te lichten. Meestal volgen op deze beschouwingen kleine stukjes tekst met een situatie waarin het probleem terugkomt.
De Hollandsche Spectator
Justus van Effen publiceerde zijn werk anoniem, in de traditie van zijn Engelse voorgangers. In de eerste paar regels van het eerste nummer verwijst Van Effen naar zijn Engelse voorbeeld. Hij zegt deze tijdschriften na te willen bootsen. Van Effen noemt ook enkele Franstalige spectators, die hij zelf overigens geschreven heeft. Hij vermijdt aanwijzingen dat de tijdschriften van één en dezelfde schrijver komen. Vaak werd geprobeerd achter de naam van de auteur te komen. Van Effen vond dit onzin en bespotte deze mensen dan ook omdat ze zoveel moeite deden om achter zijn naam te komen. ´De Hollandsche Spectator´ heeft dan ook een dubbele betekenis. Ten eerste verwijst het naar het pseudoniem van de schrijver. Hij noemt zichzelf ´Spectator´, een ander woord voor toeschouwer. Een andere uitleg is dat ´De Hollandsche Spectator´ als een soort variant op het Engelse ´The Spectator´ bedoeld is.
In zijn taalgebruik streeft van Effen naar duidelijkheid en begrijpelijkheid van zijn teksten. Hij vermijdt daarom woorden die binnengedrongen zijn vanuit het Frans. Toch zien we ook in De Hollandsche Spectator nog wel Franse woorden terug, waarschijnlijk komt dit doordat Van Effen veel in deze taal schreef en sprak.
In De Hollandsche Spectator verschenen voornamelijk stukken van Van Effens hand, maar soms verwerkte hij ook stukken die geschreven waren door een paar min of meer vaste medewerkers en zijn lezers. Het merendeel van de door het publiek ingezonden stukken was echter onbruikbaar door de slechte schrijfstijl van het publiek. Zo af en toe plaatste Van Effen een stukje tekst uit een buitenlands werk in vertaling.
Hoewel Van Effen er duidelijk naar streefde zijn Engelse voorbeelden te evenaren, zijn er toch verschillen aan te wijzen tussen de Engelse Spectatoriale geschriften en zijn eigen werk.
- Van Effen gebruikte voor zijn verhalen niet altijd maar terugkerende personages, wat in de Engelse ‘The Spectator’ wel gebeurt.
- De verhalen spelen zich ook niet altijd af in een vast decor. Waar in de Engelse tijdschriften het koffiehuis veelal als decor werd gebruikt, wisselden de decors zich in De Hollandsche Spectator af.
- In De Hollandsche Spectator ligt de nadruk op de boodschap en de moraal van het verhaal. De poëtische kant wordt minder goed uitgewerkt. Dit was bij de Engelse tijdschriften wel het geval.
- In de Engelse tijdschriften stonden advertenties en de tekst werd gedrukt in twee kolommen. Hierdoor leken ze meer op een 18e eeuwse krant dan op een tijdschrift. Van Effens werk lijkt wat meer op een tijdschrift zoals wij dat nu kennen.
- De Hollandsche Spectator werd vrijwel helemaal geschreven door Justus van Effen, in tegenstelling tot zijn voorbeelden. De tijdschriften in Engeland werden geschreven door de beste Engelse schrijvers uit die tijd. Dit is ook de reden waarom de verteltechnieken en de poëtische aspecten beter zijn dan die in De Hollandsche Spectator.
In De Hollandsche Spectator werd vooral de ethische problematiek van die tijd behandeld. Politieke of kerkelijke thema’s behandelde Van Effen nauwelijks. De Hollandsche Spectator heeft een belangrijke rol gespeeld in de verspreiding van de principes van de Verlichting, zoals redelijkheid en tolerantie, onder de burgers. Van Effen probeerde zijn lezers voor te lichten, maar deed dit zonder moeilijk taalgebruik. Zo boeide hij een groot lezerspubliek, ook het wat minder geleerde gedeelte van de burgerij. In elke aflevering van De Hollandsche Spectator wordt een bepaald thema behandeld, hoewel lezersreacties Van Effen soms dwongen een bepaald onderwerp opnieuw aan te halen.
Van Effen is moeilijk in een hokje van progressief of conservatief te stoppen. Zo bepleit hij eerst een opvanghuis voor oude en invalide letterkundigen, wat best vooruitstrevend te noemen is, om zich vervolgens enorm druk te maken over de steeds grotere macht die Amsterdamse vrouwen krijgen over hun man. In De Hollandsche Spectator komt duidelijk de sturende manier van schrijven naar voren die Van Effen gebruikt. Hij schildert de macht van vrouwen af als onwenselijk en slecht voor de maatschappij. Ook is het taalgebruik vrij begrijpelijk; wij kunnen deze tekst, ook al is het Nederlands wat verouderd, prima lezen, mede doordat er niet veel moeilijke woorden worden gebruikt.
De Hollandsche Spectator behandelt ook het toneelleven. In nummer 27 geeft Van Effen zijn eerste algemene beschouwing hierover, om vervolgens tot de conclusie te komen dat ´een wel aangelegd en bestierd toneel´ een krachtig middel tot verbetering van de zeden kan zijn. Zoals Annabel en Lianne vrijdag al hebben gezegd, was het toneel van bedroevende kwaliteit. Hij hekelt de slechte kwaliteit van de acteurs en de scripts van de toneelstukken zelf. Ook heeft hij kritiek op de slechte vertalingen van de Franse toneelstukken. Hij vindt dat deze toneelstukken ‘voor een andere Landaard als wij gemaakt zijn, voor andere zeden, voor andere fouten en gebreken als de onze’.