Grote klis, geschiedenis van een kruid
Grote klis of Klitwortel. Een ruige plant van braakliggende terreinen en begroeide bospaden. Nu alleen nog een beetje bekend als alternatieve groente, maar ooit een geneeskrachtige plant met een geschiedenis van 2000 jaar. Oude glorie dus om opnieuw te ontdekken.
We beginnen weer met Dioscorides 2000 jaar geleden, hij schrijft dat de groene bladeren de klis genezend werken op oude wonden; fijngemaakte bladeren gemengd met zout als ook de wortel zijn goed bij wonden, veroorzaakt door de beet van giftige dieren,
Hildegard von Bingen en verder
In het "Liber subtilitatum diversarum naturarum creaturarum" (= das Buch von dem inneren Wesen der verschiedenen Naturen der Geschöpfe) van Hildegard von Bingen (+ 1100) wordt "Die Klette" wel genoemd. Maar "dip Wurzel hat keine Kraft und die Blatter sind roh und gekocht gefahrlich für den Genusz".
Van Dioscorides tot Hildegard verliepen 1000 jaar, de volgende stap is maar 400 jaar; de geest van de Renaissance heeft ook de wetenschappen veranderd. De Middeleeuwse wetenschap werd doorbroken, omdat het vertrouwen in eigen waarneming boven boekenwijsheid werd gesteld. Een nieuw tijdvak voor de wetenschap brak aan. Deze ontwikkeling verliep echter langzaam en nog tal van jaren later kan men in de werken van toch beroemde botanici de Middeleeuwse geleerdheid terugvinden. Ik noem de namen van Dodonaeus, Clusius, Lobelius, schrijvers van beroemde kruidenboeken.
Het Cruydt-boeck van Dodonaeus zegt over de klis:
- De Wortelen van Groote Clissen zijn zeer nut en bequaem voor die gene die bloet en etter uitspouwen. Apuleius schrijft dat de selve wortels met een weinich sauts gestooten ofte ghewreven zijnde/ seer nuttelijck zijn om op de beten van dulle honden te leggen: in dier voegen dat den gebeten daer mede terstont genesen wordt.
- Den selven Apuleius seydt dat het sap van de bladeren van Groot Clissen cruydt met honich te drincken gegeven, de pisse verweckt ende de smerten der blasen wech neemt: en dat het selve sap met ouden wijn gedroncken zijnde alle beten van de slangen oft diergelijcke vergiftige dieren wonderbaerlijcken geneest.
- Columella vertelt dat soo wanneer men dit cruydt met saut gewreven oft gestampt zijnde op de plaetsen dié van den adder gebeten zijn legt al het vergift wech genomen en crachteloos gemaect wordt: wel verstaende alsmen de huyt eerst met het vliem oft lancett geopent en geschrapt heeft. Maer hij seydt dat de Wortel gestampt zijnde noch veel crachtigher is tegen t' vergift van de slangen. Hij versekert oock dat de selve wortel op de cropsweeren oft gheswillen van den hals seer groote baete doet".
Of de kliswortel tegen adders en slangenbeten nuttig is, durf ik niet zeggen en voor de hedendaagse kruidengeneeskunde is dat ook van minder belang. Mogelijk verwijst het wel naar een soort ontgiftende werking van de kliswortel.
18de eeuw klis in de apothekersboeken
Was in de 17e eeuw de klit nog in de officieuze kruidenboeken van Mathiolus en Dodonaeus opgenomen, in de 18e eeuw zien we deze plant voor het eerst in de officiële apothekersboeken vermeld, nl. de Pharmacopea Hagana van 1758 onder de vegetabilia officinalia. Werkzame bestanddelen zijn nog niet bekend, ook in de Pharmacopea Batava van 1808 is de klit wel opgenomen, maar er wordt slechts vermeld dat het een tweejarige plant is, die overal groeit en in andere kruidtuinen gekweekt wordt. De wetenschap over de geneeskrachtige waarde der simplicia sluimerde die eeuwen rustig door en zal bij de opkomst van de chemische wetenschappen opnieuw een tijdelijke impuls krijgen. De eerste vondst wordt vermeld in de Flora Batava van 1822, waarbij vermeld wordt dat Parmentier uit de wortel meel heeft verkregen en bovendien, dat deze wortel gebruikt kan worden tegen het uitvallen van het haar, een middel, dat ook nu nog als "klitwortel op brandewijn" wordt gebruikt.
Flora Batava
In de Flora Batava wordt de klis als zeer noodzakelijk aangewezen. ‘
De wortel der plant is een zeer gebruikelijk geneesmiddel. Dezelve heeft eenen scherp-zoetachtigen smaak en weinig reuk. Men gebruikt het afkooksel en het extract van denzelven, als een zweet- en pisdrijvend middel, vooral tegen huidziekten en de jicht. Het afkooksel dient ook somtijds uitwendig tot wasschen in huidziekten, of tegen het uitvallen van het haar. Het zaad wordt ook als dienstig tegen het graveel (niergruis) door sommige geneesheeren geprezen.
Ook in de Flora Batava vinden we de klis weer terug als groente, maar ook voor ander huishoudelijk gebruik om bijvoorbeeld de bliksem af te weren en om schapen en geiten tegen ziektes te beschermen.
De jonge Wortels en Stengels, van den schil ontdaan en gekookt, kunnen als Aspergien gebruikt worden, hebbende een smaak van Artisjokken. Parmentier heeft uit den wortel meel verkregen. Volgens Mattuschka hebben bijgeloovigen Lieden dezen wortel in hunne huizen opgehangen, wanende dat de donder als dan niet zou inslaan. De Schapen bij het hoeden hiervan zorgvuldig af te houden om het aanhangen der Wol. Sommige Herders mengen eenige klein gesneden stukjes wortel in het voeder der Schapen, in geval van hoest en longziekte. Het wordt door Runderen en Geiten gebruikt, maar ander vee is hiervan afkeerig. "
Eerste scheikundige onderzoeken
Langzaam worden er ook scheikundige analyses gedaan. In de "handleiding tot de kennis der artsenijgewassen, die in de Nederlandsche apotheek zijn opgenomen" door N.Anslijn in 1837 worden als scheikundige bestanddelen opgegeven: suiker, slijm, bittere extractie stoffen, enige looistof; terwijl in Bischoff's "Grundrisz der medicinischen Botanik" (Heidelberg 1831) gesproken wordt van zout met kali-basis, salpeter, extractstof en zetmeel en een grote menigte inuline.
De inuline werd in de alant, Inula helenium ontdekt door de Duitse apotheker Valentin Rose (1802) . Dezelfde stof werd in andere planten gevonden onder de namen helenine, alantine, dahline (Dahliaknol) en synatherin.
De medische toepassing van de klis is sinds Dodonaeus niet veel veranderd, alleen heeft de wetenschap, haar in een vakje ingedeeld bij de zogenaamde sudorifera, de zweetdrijvende middelen, te samen met Flores Sambuci (vlierbloemen), Radix Sarsaparillae en Flores Chamomillae. In de Leer der geneesmiddelen "Materia Medica" van de 19de eeuw wordt de wortel aanbevolen voor,
...zijn zweetdrijvend vermogen, pisdrijvende en oplossende eigenschappen, waarom men denzelven, behalve bij catarrhale, reumatische en jichtige ongesteldheden, tegen het graveel en in de klierziekten eertijds heeft gebruikt. In verouderde venerische gebreken, kan dit geneesmiddel samen met guajac, sarsaparilla en dergelijken met vrucht gegeven worden’.
In de apothekersboeken: Radix Bardanae
In de Pharmacopeia Neerlandica Editio prima is de hele wortel nog opgenomen en stelt hierbij de eis dat men holle houtachtige kliswortels moet verwerpen; en als eigene bestanddelen inuline, een bitter extract en looizuur.
Prof. H. v. d. Hall geeft in zijn "Neerlands-plantenschat" van 1854 nog een bekende toepassing in andere vorm.
In de apotheek is het een heilzaam en veel gebruikt geneesmiddel, en wordt daartoe op vele plaatsen uit het wild opgezameld; op enige plaatsen in Gelderland en elders maakt men gebruik van deze wortel in bier gekookt om het uitvallen van het hoofdhaar te verminderen.
In de volgende farmacopeeën, worden de scheikundige stoffen en de geisoleerde bestanddelen steeds belangrijker en verdwijnen de simplicia (kruiden) uit de apothekersboeken, of worden alleen maar vermeld als obsoleet, verouderd dus. En zo verdwijnt ook de kliswortel uit de medische praktijk. Toch kan ook nu de kliswortel opnieuw een gezondheidswaarde krijgen vooral door de ontdekking van de inuline als middel om de darmflora te verbeteren.