Landweren ooit voldoende als bescherming
Landweren zijn verdedigingswerken die in de veertiende en vijftiende eeuw werden aangelegd. Ze bestaan uit een dubbele of enkele aarden wal met veelal aan beide zijden een gracht of greppel waaruit het zand voor de wal afkomstig is. Ze dienden als bescherming in tijden van gevaar. De bevolking kon zich terugtrekken binnen of achter het gebied van de landweer die vaak kilometers lang was. In enkele Nederlandse provincies zijn nog landweren of restanten daarvan te vinden.
Landweren voor bescherming vanaf de veertiende eeuw
Een van de vroegste landweren lag bij Deventer. In een bewaard gebleven stadsrekening van 1337 wordt melding gemaakt van een omheining tussen het Overstichtse Deventer en het Gelderse buurtschap Epse. Uit de rekeningen blijkt eveneens dat de jaren daarna tot 1360 veelvuldig op stadskosten aan die omheining is gewerkt.
Weinig doorgangen van de landweer
Bij het aanleggen van een landweer werd zoveel mogelijk gebruik gemaakt van het bestaande landschap. Zandruggen werden aangewend en waar beken stroomden hoefden geen grachten te worden gegraven. Mogelijke moerasgebieden werden gebruikt omdat die al een natuurlijke bescherming vormden. Een landweer had maar op enkele plaatsen een doorgang die meestal voorzien was van een slagboom en bewaking.
Niet meer voldoende bescherming bij oorlogsgeweld
Om een landweer moeilijk doordringbaar te maken werden de wallen beplant met stekelige struiken zoals egelantier, hondsroos, meidoorn en sleedoorn. Soms werden zogenaamde struikelgaten gegraven waarin de paarden van ruiters struikelden. Omdat landweren onvoldoende bescherming gaven bij zwaardere oorlogshandelingen verdween de oorspronkelijke functie in de loop van de tijd en hadden ze nog louter het doel om gebieden af te bakenen of om het vee bijeen te houden en andere ongewenste dieren te weren.
Hoe was het ooit?
Veel landweren zijn in de loop van de eeuwen geheel of gedeeltelijk verdwenen en geëgaliseerd tot landbouwgrond of voor stadsuitbreiding. Maar restanten komen nog voor in de provincies Gelderland, Limburg, Noord-Brabant en Overijssel. Het willen behouden van landweren in deze tijd is vooral gebaseerd op de archeologische waarden en de informatie over hoe het ooit was. Daarvoor is regelmatig onderhoud van groot belang.
Onderhoud voor behoud
In een bosgebied is het onderhoud van landweren er op gericht om het aardwerk duidelijk zichtbaar te houden. Verstoringen moeten daarom worden verwijderd zoals bijvoorbeeld bomengroei op de wallen of struikengroei in de greppel. Landweren op heide en ander open terrein vergen minder onderhoud. Slechts te houtig struikenwerk dient verwijderd te worden. Bij eventueel meegetrokken wortels tijdens de werkzaamheden moet het beschadigd grondwerk weer worden hersteld.
Waar restanten van landweren?
Sporen van restanten van landweren zijn vooral nog te vinden op de zandgronden van Gelderland en Overijssel en in Limburg bij de plaatsen en streken:
- Bakkeveen-Allardsoog
- Berendonk tussen Swalmen en Elmpt
- Beuninger landweer
- Deventer stadslandweer
- Gelre en Oversticht
- Hetter landweer
- Landgraaf
- Lankerd tussen Neer en Kessel
- Sallandse landweer
- Twentse landweer
- Wallen van Stein
- Wolfsgraaf tussen Beesel en Swalmen
- Vaalserberg
Landweer van Salland
Een belangrijke landweer indertijd was die van Salland. Deze vormde van de dertiende tot de zestiende eeuw een verdedigingslinie waarbij de steden Deventer, Zwolle en Kampen belang hadden. De landweer van Salland bestond waarschijnlijk voor een deel uit een natuurlijke grens door de beken: Koerhuisbeek, Dortherbeek en Schipbeek. Naast doornstruiken waren mogelijk op sommige plaatsen palissaden gebouwd. De Sallandse landweer beschikte bij de doorgangen over zware bakstenen wachttorens en kastelen zoals:
- Kasteel Arkelstein bij Bathmen
- Kasteel de Waardenborg bij Holten.
- Koerhuis ten zuiden van Deventer
- Swormertoren bij Colmschate
Vooral de stad Deventer had grote belangen bij de landweer van Salland. Elke vijf jaar kwamen namelijk veel kooplieden uit de Hanzesteden naar Deventer voor een jaarmarkt die weken kon duren. De landweer beschermde daarbij hun handelswegen tegen roversbenden.