Albertine Agnes van Nassau (1634-1696)
Albertine Agnes van Nassau wordt ook wel gezien als de stam-moeder van de huidige koninklijke familie. Aangezien Albertine de kleindochter was van de 'Vader des Vaderlands' Willem I van Oranje, en haar man het neefje van Willem I van Oranje, stroomde zijn bloed door hun beide aderen. De kinderen die voortkwamen uit het huwelijk van Albertine en Willem Frederik van Nassau-Dietz zijn in rechte lijn de voorouders van de huidige Nederlandse koning Willem-Alexander. Albertine Agnes was dus niet alleen belangrijk voor het voorbestaan van de Nassau dynastie maar droeg ook in grote mate bij aan het bijeen houden van de noordelijke Nederlanden en het graafschap van Nassau-Dietz.
Inhoud
Familie van Oranje
Albertine Agnes van Oranje werd geboren op 9 april 1634 in het Haagse Stadhouderlijk Kwartier van de familie van Oranje-Nassau. Ze was de dochter van prins Frederik Hendrik van Oranje-Nassau (1584-1647), stadhouder van de Nederlandse gewesten Holland, Zeeland, Utrecht, Gelderland en Overijssel en zoon van de 'Vader des Vaderlands' Willem I van Oranje (1533-1584). Albertina's moeder, Amalia van Solms (1602-1675), gravin van Braunfels, verzuchtte bij de geboorte van haar dochter dat haar man veel liever een zoon had gehad, maar 'mijn dochter is recht van lijf en leden en dat is ook veel waard'. De reden voor deze uitspraak was gelegen in het feit dat Amalia haar man sinds hun huwelijk pas één zoon had geschonken - Willem II van Oranje (1626-1650) - en vervolgens alleen dochters; Louise Henriëtte (1627-1667), Henriëtte Amalia (1628-1628), Elisabeth (1630-1630), Isabella Charlotte (1632-1642) en nu ook nog Albertine Agnes. In de hoop het tij te keren werd Amalia in de jaren die volgden nog drie maal zwanger waarna Henriëtte Catharina (1637-1708), Hendrik Lodewijk (1639-1639) en Maria (1642-1688) ter wereld kwamen.
Jeugd Albertine
Albertine en haar broer en zussen brachten hun jeugd door op het Haagse Stadhouderlijk Kwartier, op het paleis in Honselaarsdijk of op het Huis te Nieuwburg (nabij Rijswijk) dat hun vader, Frederik Hendrik in 1630 had aangekocht. Volgens diverse bronnen was niet geheel duidelijk hoe Albertine eruitzag, maar ze werd vaak omschreven als knap en was als kind zeer leergierig. Nadat moeder Amalia in het Haagse Bos, Huis ten Bosch had laten bouwen verbleef Albertine hier graag om aan de hectiek in Den Haag te ontsnappen. Onder leiding van moeder Amalia van Solms kreeg het hof van de familie Oranje-Nassau al snel internationale allure en Albertine maakte in haar jeugd dan ook kennis met vele (inter)nationale gasten. Nadat haar oudste broer, Willem II, op veertienjarige leeftijd was uitgehuwelijkt aan de negen jaar oude Princes Royal van Engeland, Maria Henriëtte Stuart (1631-1660) en ook haar oudere zus, Louise Henriëtte onder de pannen was, werd het tijd om Albertine's huwelijk te regelen. Het feit dat zij pas negen jaar oud was, was hierbij van ondergeschikt belang.
Willem Fredrik van Nassau-Dietz
Ondanks de jonge leeftijd van Albertine was er een man die al enige tijd aangaf interesse te hebben in een huwelijk met haar. Zijn naam was Willem Frederik van Nassau-Dietz (1613-1664), graaf van Nassau-Dietz en graaf van Katzelnelnbogen, Vianden en Spiegelberg. Willem Frederik was een kleinzoon van graaf Jan VI van Nassau-Dillenburg (1536 -1606), de broer van 'Vader des Vaderlands' Willem I van Oranje, en hierdoor een achterneef van Albertine. Willem Frederik was geen onbekende voor Albertine's vader aangezien de graaf al enige tijd in dienst was in het leger van stadhouder Frederik Hendrik. In 1640 erfde Willem Frederik de titel van graaf en de titel van stadhouder van Friesland, Groningen en Drenthe van zijn oudere broer Hendrik Casimir I (1612-1640), maar dit leidde tot een conflict met stadhouder Frederik Hendrik aangezien hij deze gewesten zelf wilde beheren. Uiteindelijk kozen Groningen en Drenthe ervoor om stadhouder Frederik Hendrik te erkennen en Friesland koos voor Willem Frederik als stadhouder.
Albertine's man, Willem Frederik van Nassau-Dietz /
Bron: Pieter Nason, Wikimedia Commons (Publiek domein)Vrouw van de stadhouder
Mede door het meningsverschil over het stadhouderschap en het feit dat moeder Amalia van Solms van mening was dat graaf Willem Frederik niet goed genoeg was voor haar dochter, duurde het nog ruim negen jaar voor Willem Frederik en Albertine in het huwelijk traden. Gedurende deze tijd wist Amalia de boot continu af te houden in de hoop dat er zich betere huwelijkskandidaten zouden aanbieden, maar na het overlijden van haar man, Frederik Hendrik, in 1647 én haar oudste zoon, Willem II, in 1650 stond Amalia met haar rug tegen de muur. In drie jaar tijd was de macht van de familie Oranje-Nassau zo goed als gehalveerd en ze kon niet anders dan het huwelijksaanzoek van graaf Willem Frederik, namens haar dochter, accepteren. Hoe ontstemd Amalia was over dit huwelijk bleek wel toen 'ze haar dochter niet wilde geven aan mijnheer graaf Willem Frederik, maar haar dochter wel gaf aan de Heer van de Staten van Friesland'. Het huwelijk tussen Willem Frederik en Albertine Agens vond op 2 mei 1652 plaats aan het hof van Willem Frederiks neef, Willem Maurits van Nassau-Siegen (1649-1691) in de Duitse stad Kleef.
Leven in Leeuwarden
Ter ere van hun huwelijk werd er dagenlang feestgevierd in Kleef en toenmalige keizer Ferdinand III (1608-1657) besloot graaf Willem Frederik te verheffen tot Vorst van Nassau-Dietz. Door deze benoeming kreeg zijn vrouw Albertine officieel de titel vorstin van Kleef, naast de titel prinses van Oranje die ze van huis uit had meegekregen. Na hun huwelijk keerde het echtpaar terug naar het hof van Willem Frederik in Leeuwarden, maar volgens de notities uit de dagboeken van Willem Frederik bleek het huwelijk tussen hem en Albertine niet gemakkelijk te zijn. Zo negeerde ze hem vaak en weigerde ze om hem aan te kijken of een hand te geven. Het werd Willem Frederik al snel duidelijk dat Albertine - net als haar moeder - van mening was dat ze onder haar stand was getrouwd en het was moeilijk voor hem om zijn jonge vrouw te plezieren. Ook het leeftijdsverschil van éénentwintig jaar tussen hen werkte niet in hun voordeel net als het feit dat Albertine van mening was dat de hoven van Willem Frederik veel te weinig allure uitstraalden. Al vanaf de eerste dag dat Albertine voet in de noordelijke Nederlanden had gezet had ze erop gestaan gescheiden van haar man te leven en had in al zijn residenties dan ook haar eigen privé vertrekken.
Nageslacht
Willem Frederik was een fervent schrijver en schreef gedurende zijn leven meerdere dagboeken vol. Hieruit bleek dat hij het niet heel erg vond dat zijn vrouw hem negeerde aangezien vrouwen alleen waren bedoeld om de lusten van mannen te bevredigen en erfgenamen te baren. Een huwelijk was volgens hem dan ook een noodzakelijk verbond en mocht daar liefde bij in het spel zijn, dan was dat mooi meegenomen, maar absoluut niet noodzakelijk. Ook Albertine was zich van haar taak als echtgenote bewust en in de jaren die volgden wist ze drie kinderen op de wereld te zetten. In december 1655 kwam hun eerste kind, dochter Amalia (1655-1695) ter wereld om twee jaar later te worden gevolgd door erfgenaam Hendrik Casimir II (1657-1696). In 1664 schonk Albertine het leven aan dochter Sophia Hedwig (1664-1667), maar zij overleed helaas al op drie jarige leeftijd. Uit Willem Frederiks dagboeken bleek overigens ook dat hij regelmatig zijn heil zocht in drank in de hoop de vele problemen in zijn huwelijk en in zijn gebieden het hoofd te bieden. Vermoedelijk droeg ook dit niet bij aan het huwelijksgeluk tussen de vorst en vorstin van Nassau-Dietz.
Albertine's zoon: Hendrik Casimir II van Nassau-Dietz /
Bron: Onbekend, Wikimedia Commons (Publiek domein)Regentes van Nassau-Dietz
Nadat Willem Frederik zich, tijdens het jagen, per ongeluk door zijn eigen kin en keel schoot, overleed hij op 31 oktober 1664 te Leeuwarden. Aangezien het hem voor zijn overlijden was gelukt om het stadhouderschap over de gewesten Groningen en Drenthe weer terug te krijgen, liet hij zijn zeven jarige zoon Hendrik Casimir II het stadhouderschap van Friesland, Groningen en Drenthe na plus de titels vorst van Nassau-Dietz en graaf van Katzelnelnbogen, Vianden en Spiegelberg. Aangezien Hendrik Casimir nog veel te jong was om de bijbehorende taken op zich te nemen was in het huwelijkscontract van zijn ouders bepaald dat zijn moeder zou optreden als regentes. Dat Albertine voor deze rol in de wieg gelegd bleek te zijn liet ze in de jaren die volgden duidelijk blijken. Aangezien Nassau-Dietz een onderdeel van het strijdtoneel van de Dertig Jarige Oorlog was, hadden de inwoners van het graafschap te maken met vele ontberingen. Als gevolg van de vele ziektes die er heersten overleed in hoog tempo het merendeel van de bevolking en Albertine probeerde hen te helpen door een districtsarts aan te stellen en een apotheek te openen. Om de verruwing van de zeden - als gevolg van vele jaren oorlogsgeweld tegen te gaan - stelde zij strenge edicten op die de 'zedeloze' in bedwang moesten houden.
Regentes-stadhouder
Aangezien Hendrik Casimir II ook nog te jong was om zijn taken als stadhouder op zich te nemen, trad zijn moeder ook op dit gebied op als zijn regentes. Om haar zoon op zijn toekomst voor te bereiden hield ze zijn opvoeding geheel in eigen hand en stelde zijn neef, Willem III van Oranje (1650-1702), hierbij als voorbeeld. Aangezien Albertine zich al snel actief met de politiek in de noordelijke Nederlanden bemoeide was ze in de praktijk de eerste vrouw die leiding gaf aan enkele gewesten van de Republiek, al was het dan in de functie van regentes. Om zijn erfenis veilig te stellen had voormalig stadhouder Willem Frederik er zich in het verleden al van verzekerd dat zijn zoon en vrouw - bij zijn eventuele overlijden - op steun van enkele belangrijke regenten konden rekenen. Door middel van een gesloten 'akte van survivance' hadden diverse regenten Willem Frederik, in ruil voor een vergoeding beloofd, zijn vrouw en zoon na zijn overlijden onvoorwaardelijk te steunen. Een blijk van steun die Albertine als regentes overigens hard nodig had aangezien de Noordelijke Nederlanden in het jaar 1672 werden aangevallen door de toenmalige bisschop van Münster.
Overdracht
De aanvallen vanuit Münster zorgde voor onrust in Friesland en de bevolking kwam tegen de Staten van Friesland en hun regentes Albertine in opstand. Aangezien zij van mening waren dat hun regenten verantwoordelijk waren voor de aanvallen moest Albertine hemel en aarde bewegen om de situatie weer onder controle te krijgen. De regenten die in het verleden waren omgekocht door haar man bleken hierbij van grote steun en in 1672 werd besloten Hendrik Casimir II alvast te installeren als stadhouder. Aangezien Hendrik Casimir II nog steeds minderjarig was, bleef zijn moeder regentes, maar dan wel op de achtergrond. Mede door deze 'machtsoverdracht' kwamen de gemoederen in Friesland weer tot rust. In de jaren 1673 en 1674 gaf Albertine haar zoon de opdracht om te dienen in het leger van zijn neef Willem III van Oranje om de nodige militaire ervaring op te doen en in 1677 werd Hendrik Casimir II op twintig jarige leeftijd officieel meerderjarig verklaard. Albertine trad af als regentes en droeg tevens haar verantwoordelijkheden over het graafschap Nassau-Dietz over aan haar zoon.
De laatste jaren van Albertine
Nadat Albertine de macht officieel had overgedragen had zij tijd om zich met andere zaken bezig te houden. Naast haar vele goede eigenschappen was één van haar slechte eigenschappen dat ze een enorm gat in haar hand. In haar tijd als regentes had ze vaak het dorpje Dietz bezocht waar een oude middeleeuwse Burcht stond dat rijp was voor de sloop. Aangezien Albertine haar hart had verloren aan de plaats Dietz gaf ze in 1671 de opdracht de Burcht te slopen en er een geheel nieuw Slot voor in de plaats te bouwen. Aangezien ze de familie van haar man wilde eren besloot ze het slot Oraniënstein te noemen en verbleef hier na haar aftreden als regentes veel en graag, soms in gezelschap van haar zoon Hendrik Casimir II. Naast het slot in Duitsland liet Albertine ook in de noordelijke Nederlanden een buitenverblijf bouwen dat bekend kwam te staan als Oranjestein, gelegen in Parkgebied Oranjewoud. Om dit buitenverblijf te realiseren had Albertine in 1676 een landgoed aangekocht dat bestond uit diverse landerijen, bospercelen en gebouwen. Ze bouwde op het landgoed een zogenaamd lustslot (een paleis in een mooie omgeving dat diende als ontspannend tijdverdrijf) en vormde een deel van de landerijen om tot prachtige tuinen. Na de voltooiing van Oranjestein werd dit Albertine's thuisbasis in de Nederlanden.
Onbaatzuchtig
Naast haar passie voor architectuur had Albertine ook een grote liefde voor de kunsten en dan met name de schilderskunst. Al snel na haar huwelijk in 1652 liet ze de onderkomens van haar man volledig opnieuw inrichten en decoreren waarbij ze spullen, stoffen en schilderijen lieten komen uit en maken in Amsterdam, Antwerpen en Parijs. Aan het stadhouderlijk hof in Leeuwarden getuigden de vele schilderijen van Albertine's liefde voor de kunst en na het overlijden van haar man bleek hij nog een schuld van ruim 6045 gulden te hebben openstaan bij de bekende Haagse schilder Johannes Mijtens (circa 1614-1670). Schilderijen die allemaal door zijn vrouw Albertine waren besteld. Ondanks het gat in haar hand wist Albertine haar liefde voor kunst en architectuur over te brengen op de bevolking van 'haar' gewesten en onder haar invloed bloeide de handel in kunst op. Naast haar inzet voor de noordelijke Nederlanden op cultureel en politiek gebied deed ze ook veel moeite om te bemiddelen tussen haar zoon en zijn neef Willem III. Nadat het Hendrik Casimir II was duidelijk geworden dat Willem III op zijn gewesten aasden in geval van zijn - kinderloos- overlijden was de relatie tussen beide neven onder druk komen te staan. Helaas mochten Albertine's goede bedoelingen als moeder en tante niet altijd baten.
Overlijden
Aangezien Hendrik Casimir II als kind zeer ziekelijk was geweest had men meerdere keren gevreesd voor het voortbestaan van de Nassau-Dietz dynastie. Maar tot Albertine's grote vreugde mocht ze in 1683 meemaken dat haar zoon in het huwelijk trad met (zijn nicht) Henriëtte Amalia van Anhalt-Dessau (1666-1726). In de jaren die volgden mocht Albertine ook de geboorte van al haar negen kleinkinderen nog meemaken maar ook het (onverwachte) overlijden van haar eigen zoon in maart van het jaar 1696. Of het het verdriet om het verlies van haar zoon was wat Albertine uiteindelijk de das omdeed was niet bekend maar twee maanden later blies Albertine op 24 mei 1696 zelf haar laatste adem uit. Ten tijde van haar overlijden bevond ze zich op haar geliefde lustslot Oranjestein en ze werd 62 jaar. Enkele dagen na haar overlijden werd Albertine Agnes, prinses van Oranje, vorstin van Nassau-Dietz, bijgezet in de grafkelder van de familie van Nassau-Dietz in de Grote Kerk van Leeuwarden.