Marianne, prinses van Oranje-Nassau (1810-1883)
Het jongste kind van koning Willem I was een nakomertje, een meisje, prinses Marianne. Ze werd geboren in 1810 in Berlijn. Vanwege de ballingschap waarin de familie van de voormalige stadhouder Willem V leefde, kwam Marianne pas in 1814 in Nederland. Het leven van Marianne was turbulent. Het begon al met een beoogde verloving met een Zweedse troonpretendent die niet doorging. Haar huwelijk met een gewelddadige Pruisische prins was ronduit ongelukkig. Marianne verliet haar man en vestigde zich in Voorburg in 1848. Daar leefde ze openlijk samen met haar koetsier, later secretaris en minnaar, Johannes van Rossum. Ze werd daardoor gemeden door haar Nederlandse koninklijke familie. De zoon die voortkwam uit het samenleven van Marianne en Johannes overleed in 1861. Johannes overleed in 1873 en Marianne in 1883. Ze liggen begraven in Erbach, Duitsland, waar Marianne een kasteel bezat.
In 1791 trad prins Willem-Frederik, zoon van stadhouder Willem V, in het huwelijk met zijn nicht prinses
Wilhelmina van Pruisen. Er werden totaal vier kinderen geboren: Willem (in 1792, de latere koning Willem II), Frederik (1797), Pauline (1800-1806) en Marianne die op 9 mei 1810 ter wereld kwam in Berlijn waar de stadhouderlijke familie toen verbleef, in het Niederländisches Palais. Ze werd vernoemd naar een tante van moeders kant: Marianne von Preussen. Wilhelmina Frederika Louisa Charlotte Marianne, zoals het prinsesje voluit heette, was echt een nakomertje: haar broers Willem (de latere koning Willem II) en Frederik waren respectievelijk 17 en 13 jaar ouder dan zij. Mimi was buitengewoon ingenomen met de geboorte van de dochter ze had het verlies van de kleine Pauline moeilijk kunnen verwerken. Marianne zou verwend worden, door moeder maar ook door vader.
In Nederland
Willem Frederik was in november 1813 naar Nederland vertrokken, na hem kwamen in december de prinsen Frederik (zijn broer) en zijn oudste zoon Willem. In januari 1814 volgden de vrouwen: Wilhelmina (de weduwe van stadhouder Willem V), Louise (zuster van Willem Frederik) en als laatsten Mimi met Marianne. De familie bewoonde in Den Haag de paleizen
Noordeinde en Huis ten Boschs; zomers was men op Het Loo. In 1814 werd vader Willem ingehuldigd als soeverein vorst en in 1815 als koning der Nederlanden. Gouvernante van Marianne werd Jacoba Helena gravin Bentinck-van Reede-Ginkel.
Verlovingen, huwelijk en scheiding
De eerste verloving in 1828 was met de Zweedse troonpretendent Gustaaf Wasa. Dit was een heikele aangelegenheid: het sinds de Napoleontische tijd in Zweden heersende koningshuis van de Bernadottes vatte de verloving op als een belediging en ook de vrouw van Willem II, Anna Paulowna, was tegen (Zweden was een vijand van Rusland). Het ging niet door. In 1829 verloofde Marianne zich met haar neef Albrecht van Pruisen (een jongere broer van de latere keizer
Wilhelm I) met wie ze in 1830 trouwde. Het huwelijk was zeer ongelukkig. Haar man bleek in alles een Pruisische officier te zijn. Hij was eerzuchtig, gewelddadig hij had losse handjes en was overspelig.
Johannes van Rossum
In 1831 werd het eerste kind geboren, een dochter en dat beviel Albrecht helemaal niet (later volgden nog vier kinderen). Na aanhoudende ontrouw en geweld verliet Marianne haar echtgenoot, verliet Berlijn en woonde met ingang van 1848 in Voorburg op de buitenplaats Rusthof. Daar leefde ze in alle openheid samen met Johannes van Rossum, eerst haar koetsier, later stalmeester, secretaris en minnaar. In 1849 kwam het eindelijk tot een echtscheiding tussen Marianne en Albrecht, maar de scheiding werd zowel door de Oranjes als de Hohenzollerns (de Pruisische koninklijke familie) genegeerd. Pas in juni 1853 werd de echtscheiding goedgekeurd door de koning van Pruisen. Nog in 1858 wenste koning Willem III zijn oud-tante niet te ontvangen.
Een zoon
Op 29 oktober 1849 beviel Marianne van een zoon duidelijk niet verwekt door haar voormalige echtgenoot en noemde hem naar zijn vader en grootvader: Johannes Willem. In 1852 werd deze naar Sicilië gebracht waar zijn vader, daartoe financieel in staat gesteld door zijn moeder, villa Celimontana had gekocht. Moeder probeerde ook een adellijke naam voor haar zoon te verwerven. Koning Willem III weigerde medewerking. Die medewerking kreeg ze wel van de hertog van Nassau, hoofd van de Duitse tak van de familie Nassau: de knaap kreeg de adellijke naam Von Reinhartshausen, waarmee hij jonkheer werd. Deze achternaam was afgeleid van het gelijknamige kasteel in Erbach dat eigendom was van prinses Marianne. In 1861 overleed Johannes Willem. In de protestantse kerk te Erbach, door Marianne gesticht, ligt hij begraven.
Overlijden van Marianne en Johannes
In 1873 stierf Johannes van Rossum. Hij ligt in Erbach begraven, maar niet in de kerk. Moeder Marianne, die op 29 mei 1883 overleed, evenzo.
In Voorburg herinneren nog het Marianneviaduct, de Prinses Mariannelaan, het beeldje voor de Oude Kerk en het orgel in die kerk aan haar het orgel kon dankzij haar financiële bijdrage gebouwd worden. In Erbach is een eilandje in de Rijn dat
Mariannenaue heet.