Kees Verweij, kunstschilder
Kees Verweij (Amsterdam, 20 april 1900 - Haarlem 23 juli 1995) was een Nederlandse kunstschilder. Hij schilderde stillevens, landschappen, interieurs en portretten. Zijn leermeester was Henri Boot. Hij studeerde aan de Rijksacademie voor Beeldende Kunsten in Amsterdam. Hij werd in eerste instantie vooral beïnvloed door het impressionisme. Na de Tweede Wereldoorlog kwam hij onder invloed van modernere kunststromingen. Toch zou hij altijd koppig zijn eigen weg blijven gaan.
Jonge jaren
Kees Verweij werd geboren in 1900 en stierf in 1995. Hoewel hij in Amsterdam was geboren, bracht hij een groot deel van zijn leven in Haarlem door. In zijn lange leven heeft hij enorm veel werken gemaakt. Hij was een van de belangrijkste Nederlandse kunstenaars van de twintigste eeuw. Verweij kwam uit een artistieke familie. Hij had twee beroemde ooms. Zijn oom Albert Verweij was een bekend dichter en essayist. Zijn oom Hendrik Berlage was een beroemd architect en stedenbouwkundige. De vader van Kees Verweij was politiek actief en publiceerde artikelen. Hij was maatschappelijk zeer betrokken. Chris Verweij, zoals de vader van Kees heette, was boekhouder en accountant bij De Algemeene Maatschappij van Levensverzekering en Lijfrente. Het contact tussen het gezin waarin Kees Verweij opgroeide en zijn ooms was intensief en bracht hem in een wereld van kunstenaars en andere culturele kopstukken. Hij werd als kind al omgeven door allerlei beroemdheden onder wie Richard Roland Holst. Aan de muur in huize Verweij hingen werken van de schilders Witsen en Karsen en de invloed van Breitner en Seurat was groot. Verweij heeft later wel aangegeven dat hij zich in het milieu verstikt voelde. Het legde een bepaalde druk op hem dat hij als kind opgroeide tussen nationale beroemdheden die zich bezighielden met zijn ontwikkeling.
Begin carrière
Zijn tekenleraar op de HBS bracht Verweij in contact met de schilder Henri Boot. Hij bezocht Boot in zijn atelier in een Haarlemse volksbuurt en was zeer onder de indruk van diens werk dat hoofdzakelijk bestond uit stillevens. Hij vroeg Boot hem in de teken- en schilderkunst te onderwijzen, in eerste instantie zonder succes. Wel mocht hij langskomen in zijn atelier en kreeg hij af en toe adviezen. Die hielpen hem op weg en hij verliet de HBS voortijdig om zich aan het schilderen te gaan wijden. Wat volgde was een reeks van niet afgemaakte opleidingen die keer op keer op een teleurstelling uitliepen. Op enig moment hing Verweij de schilderskwast zelfs aan de wilgen om zich op de muziek te storten. Zijn oom Albert maakte zich ongerust over deze ontwikkelingen maar kon Kees niet op het schilderspad houden. Toch keerde Kees Verweij terug op dat pad. De reden hiervoor was gelegen in zijn weigering dienst te nemen.
In het gevang
Kees Verweij werd in 1922 opgeroepen voor militaire dienst. Onder invloed van zijn anti-militaristische milieu weigerde hij echter dienst, wat hem op een gevangenisstraf kwam te staan van tien maanden. In de gevangenis hield hij zich bezig met schrijven en pakte hij het tekenen weer op.
Impressionisme
Kees Verweij werd geïnspireerd door de impressionisten en de schilders van de Haagse School en zwom daarmee tegen de richting van de kunststroming van die tijd in. Waar anderen zich bezighielden met de decoratieve kunst, hield Verweij vast aan de stijl van Boot. De werkelijkheid was het uitgangspunt van beider werken. Licht en perspectief gaven ruimtelijkheid aan hun werk. Met de impressionisten had Verwey gemeen dat zijn composities werden opgebouwd uit 'vlekken'. Met verfstreken bouwde hij een compositie op die tot de impressie van voorwerpen leidden en die door voornamelijk suggestie tot leven kwamen.
Verder na Boot
Na verloop van tijd voelde Kees Verweij zich niet langer thuis bij de principes van Boot en verruilde hij zijn stek voor een atelier in Haarlem. In deze stad bleef hij van 1931 tot aan zijn dood werken. Hij kreeg nieuwe vrienden onder wie Godfried Bomans en Lodewijk van Deysel. In zijn stoffige en rommelige atelier maakte hij talloze prachtige bloemstillevens, stillevens en portretten. Vanaf 1931, toen hij een expositie had in een zaal achter het Frans Halsmuseum, namen zijn bekendheid en roem alleen maar toe. Vanaf 1941 had hij een atelier aan het Spaarne. Hij portretteerde zo'n beetje alle notabelen uit zijn tijd. In 1951 trouwde hij met Jeanne Tilbusscher die lerares was aan de Haarlemsche Huishoud- en Industrieschool. Hij vond zijn plek gedurende een aantal jaren in de Hollandsche Aquarellistenkring. De techniek van het aquarelleren werd door veel andere kunstenaars gezien als een minderwaardige methode van schilderen. Olieverf was waar het om ging. Verweij liet zich hieraan echter niets gelegen liggen, net zo min als hij zich aansloot bij het modernisme van die tijd. Hij verwierf zich binnen de schilderkunst van de twintigste eeuw een eigen plek met zijn stillevens en portretten.
Antony Kok
In 1953 raakte Kees Verweij stevig onder de indruk van de schrijver en dichter Antony Kok die mede-oprichter was van het toonaangevende tijdschrift De Stijl. Verweij tekende en schilderde in een jaar tijd ruim veertig portretten van Kok. Hij was zozeer gebiologeerd door deze man dat het welhaast ziekelijk was en zijn dokter hem adviseerde ermee op te houden. De portretten van Kok werden tentoongesteld onder de titels ‘30 × 1' en ‘40 ×1' en werden onder andere in het Stedelijk Museum Amsterdam geëxposeerd.
De laatste dertig jaar
Kees Verweij was niet genegen zich aan te sluiten bij welke kunststroming dan ook. Koppig behield hij zijn eigen stijl en verwierf hij een eigen plaats binnen de kunstwereld van de twintigste eeuw. Zijn naam werd steeds steviger gevestigd. Hij exposeerde in verschillende grote musea in Nederland. In 1963 overleed zijn leermeester Boot die hij ‘ziel van mijn ziel, geest van mijn geest’ noemde. In 1984 schonk Verweij zijn werk aan de stad Haarlem maar deze gemeente was niet in staat of genegen een geschikt onderkomen voor de werken te vinden, reden waarom Verweij zijn werken weer terugtrok en ze onderbracht in een eigen stichting. De stichting Kees Verweij beheert de nalatenschap van de in 1995 overleden schilder. Zijn werk is te zien in museum De Hallen in Haarlem waar hij zijn eigen Verweijhal heeft en in het Frans Halsmuseum. Daarnaast vinden er exposities plaats op andere plekken. Eind 2014/begin 2015 was er een expositie in Arti et Amicitiae aan het Rokin in Amsterdam ter gelegenheid van het 175-jarig bestaan van deze Amsterdamse kunstenaarsvereniging Maatschappij. Er werden, hoe toepasselijk, 175 van zijn werken getoond.
Lees verder