Kunstgeschiedenis: Erklären of Verstehen?

Kunstgeschiedenis: Erklären of Verstehen? Het doel van een wetenschapper is een verband ontdekken tussen de waarneembare en de niet direct waarneembare werkelijkheid. De wetenschap is in eerste instantie nomothetisch opgesteld, dat wil zeggen dat een wetenschapper er vanuit gaat dat de werkelijkheid geordend is en dat deze zich houdt aan bepaalde wetten. Deze wetten wil een wetenschapper achterhalen. Maar een kunsthistoricus is bijvoorbeeld niet altijd op zoek naar wetmatigheden en onderzoekt juist vaak het unieke. Per vakgebied kan de manier van onderzoeken dus verschillen. Zo wordt binnen het ene vakgebied meer gebruik gemaakt van verklaren (Erklären) en binnen het andere vakgebied heeft men een voorkeur voor begrijpen (Verstehen). Welk van deze twee manieren wordt voornamelijk gehanteerd door kunsthistorici?

De faculteit der geesteswetenschappen

Rond 1800 bestond een universiteit uit vier faculteiten, namelijk, rechten, medicijnen, theologie en de Artes-faculteit. Deze laatste diende slechts als propedeuse voor een van de andere opleidingen. In de loop van de negentiende eeuw maakte de verschillende natuurwetenschappelijke disciplines een snelle ontwikkeling door. Zo ontstond er een natuurwetenschappelijke faculteit en werd de Artes-faculteit de faculteit der geesteswetenschappen.
De geesteswetenschap wilde een eigen manier van kennisverwerving ontwikkelen. De Duitse filosoof Dilthey (1833-1911) ontwikkelde tegenover het empirisch determinisme (Erklären) van de natuurwetenschap de hermeneutische of Verstehende methode voor de geesteswetenschap. Zo houden de natuurwetenschappen zich bezig met de materiële wereld, objectieve relaties en oorzakelijke verbanden. Daarentegen richten de geesteswetenschappen zich op het menselijk bewustzijn, de rede, het verstand, de subjectiviteit, betekenissen, waarheden en redenen.
In 1937 wordt er in het tijdschrift ‘Synthese’ het volgende gezegd over de scheiding van de methodes van de natuur- en geesteswetenschappen:

“Het gaat hier niet alleen om de vraag naar een wetenschappelijke methode. Windelband, Rickert en Dilthey waren reeds wegbereiders voor de nieuwe inzichten. De onderscheiding, die zij maakten, tusschen natuurwetenschappelijk en historische begripsvorming was een stap vooruit op het in wezen a-historische idealisme van Kant, ja, is een keerpunt in de geestelijke ontwikkeling van onzen tijd. Zij hebben het imperialisme der natuurwetenschappen opgezegd en aan deze wetenschappen zelf kennistheoretische grenzen gesteld. Uit deze wending spreekt een nieuwe levenshouding. De mechanisering van het wereldbeeld, de herleiding van dit beeld tot een ingewikkeld systeem van kwantitatieve, meetbare grootheden, wordt als ontoereikend gevoeld. De natuurwetenschappen blijken in een tijd van sterke geestelijke en sociale spanningen niet bij machte die zielen te bevredigen, die gericht zijn op de laatste vragen van het zijn, op den zin van het leven, van alle worden en vergaan.”

Verstehen

Deze ontwikkeling werd dus heel belangrijk beschouwd voor de geesteswetenschappen. De schrijver van het artikel ziet het zelfs meer dan alleen een nieuwe wetenschappelijke methode, hij noemt het ‘een keerpunt in de geestelijke ontwikkeling van onzen tijd’.
Volgens Dilthey houden geesteswetenschappers zich dus voornamelijk bezig met de Verstehende methode, dit geldt dus ook voor de kunsthistorici. Zij proberen kunstwerken te interpreteren. Het gaat bij de verstehende methode niet om iets van buitenaf te aanschouwen maar juist om een gebeurtenis uit het verleden van binnenuit te herbeleven. Door zich in te leven in de geschiedenis van een object of literair werk probeert de onderzoeker de inhoud en betekenis te achterhalen.
Zo vertelt kunsthistoricus Dr. M. D. Ozinga in zijn oratie ‘Mythe en Ratio, in de verklaring der middeleeuwse architectuurgeschiedenis’ over het ontstaan van de Middeleeuwse bouwkunst en de gotische bouwstijl. Voor zijn onderzoek maakt hij gebruik van zeer direct bronnen van bijvoorbeeld Gervasius van Canterbury en Abt Suger. Abt Suger (1080-1151) was een Frans geestelijke onder wiens leiding de verbouwing van de abdijkerk van Saint-Denis plaats vond. Over deze gebeurtenis schreef hij zelf een traktaat. Gervasius van Canterbury was een Engelse monnik en hij had de leiding bij de verbouwing van de kathedraal van Canterbury aan het eind van de twaalfde eeuw. Aan de hand van deze bronnen probeert Ozinga zich in te leven in die tijd en probeert hij zich een beeld te schetsen van de bouwomstandigheden. Hij maakt dus gebruik van de Verstehende methode om te interpreteren hoe de gotiek tot stand is gekomen. Maar over het gebruik van deze bronnen zegt kunsthistorica Lindy Grant het volgende:

“The range of Western medieval texts that in some sense describe buildings and monuments is enormous. Art historians are too apt to use them with equal faith en fervour to throw light on the building they study. But there are two completely different medieval modes that need to be carefully distinguished. One is fundamentally moralising in aim. Any connection with real architecture is purely coincidental. The other descriptive tradition is factual and active. It is to do with res gesta, with thing done, with history.”

Aannemelijk maken

De bronnen die Ozinga dus gebruikt om te interpreteren hoe de verschillende bouwstijlen tot stand zijn gekomen zijn dus niet helemaal betrouwbaar. De beschrijvingen hadden vaak een andere functie dan waar wij ze nu voor gebruiken, ze gaan vaak niet over de bouw en stijl van het gebouw, maar zijn slechts papieren om de grenzen aan te geven van het grondbezit. Je moet dus wel oppassen op wat voor bronnen je je interpretatie baseert.
Wanneer een kunsthistoricus zijn interpretaties wil publiceren moet hij deze aannemelijk maken. Ze moeten enigszins op waarheid berusten en controleerbaar zijn. Er bestaan twee soorten waarheidstheorieën binnen de wetenschappen, namelijk de correspondentietheorie en de coherentietheorie. Wanneer een uitspraak correspondeert met de werkelijkheid spreken we van de correspondentietheorie. De coherentietheorie houdt in dat een uitspraak wordt geaccepteerd wanneer deze in verband staat met uitspraken die al als waar zijn aanvaard.

Coherentietheorie

Volgens de theoretisch-historicus Lorenz (1987) maken historici en kunsthistorici waarschijnlijk meer gebruik van de coherentietheorie, omdat uitspraken over het verleden niet altijd meer getoetst kunnen worden aan de werkelijkheid. Het is dus aannemelijk dat wetenschappers binnen historische vakgebieden meer geneigd zijn tot toepassen van de coherentietheorie dan de correspondentietheorie.
Toch maakt een kunsthistoricus niet alleen maar gebruik van de Verstehende methode. Zo wordt er bijvoorbeeld onderzoek gedaan naar stijlen en genres. Verschillende kunstwerken worden onderzocht op overeenkomsten en deze worden samengevoegd binnen een zelfde stijl. Op dit gebied is een kunsthistoricus dus op zoek naar wetmatigheden en verbanden tussen verschillende kunstobjecten

Conclusie

Een kunsthistoricus maakt in de eerste plaats dus voornamelijk gebruik van de Verstehende methode. Er bestaan geen formules om het verleden te berekenen, de kunsthistoricus moet de overgebleven restanten uit de geschiedenis proberen te interpreteren en begrijpen. Op die manier kan hij zich een theorie vormen die hij aannemelijk moet maken. Maar ook Erklären maakt deel uit van de kunstgeschiedenis. Zo zijn bijvoorbeeld alle kunstobjecten ingedeeld in stijlen met overeenkomende elementen. De kunstgeschiedenis is binnen de wetenschap dus van alle markten thuis.
© 2008 - 2024 Lisa2008, het auteursrecht van dit artikel ligt bij de infoteur. Zonder toestemming is vermenigvuldiging verboden. Per 2021 gaat InfoNu verder als archief, artikelen worden nog maar beperkt geactualiseerd.
Gerelateerde artikelen
Verstehen voor dummiesVerstehen voor dummiesVerstehen is een begrip uit de filosofie dat werd bedacht door Wilhelm Dilthey. De kunst van het lezen van een tekst is…
Het maatschappelijk nut van de kunstgeschiedenisHet maatschappelijk nut van de kunstgeschiedenisDe maatschappelijke relevantie van de wetenschap kunstgeschiedenis is niet makkelijk in een keer te noemen. Zo vindt de…
‘Ik zie, ik zie wat jij niet ziet!’‘Ik zie, ik zie wat jij niet ziet!’Beweringen die betrekking hebben op de waarneembare werkelijkheid vallen onder de empirische wetenschap. Ook de kunstges…
Universiteit van Amsterdam - Faculteit GeesteswetenschappenUniversiteit van Amsterdam - Faculteit GeesteswetenschappenBenieuwd naar wat studeren aan UvA, en dan met name aan de Faculteit der Geesteswetenschappen aan de Universiteit van Am…

De kunst van de taalDe kunst van de taalDe taal is een belangrijk element van de wetenschap, zo zegt Thijs Pollmaan in zijn boek ‘De Letteren als Wetenschappen’…
De Paltskapel in Aken en de Karolingische RenaissanceToen het Christendom een officiële godsdienst werd, ging men op zoek naar gebouwen waarin men deze godsdienst kon uitoef…
Bronnen en referenties
  • Grant, L., ‘Naming of parts. Describing Architecture on the High Middle Ages’, in: Clarke, G. & Crossley, P., Architecture and Language. Constructing Identity in European Architecture c. 1000-1650 (Cambridge 2000) ‘Beschouwingen over Kunstgeschiedenis’, in: Synthese 2 (1937) Ozinga, M.D., ‘Mythe en Ratio in de verklaring der middeleeuwse architectuurgeschiedenis’, Oratie Rijksuniversiteit Utrecht 15 november 1948. Pollmann, T., De letteren als wetenschappen (Amsterdam 1999) p. 102-103 Klukhuhn, A., De geschiedenis van het denken, Filosofie, wetenschap, kunst en cultuur van de oudheid tot nu (Amsterdam 2003)
Lisa2008 (30 artikelen)
Gepubliceerd: 04-03-2008
Rubriek: Kunst en Cultuur
Subrubriek: Kunst
Bronnen en referenties: 1
Per 2021 gaat InfoNu verder als archief. Het grote aanbod van artikelen blijft beschikbaar maar er worden geen nieuwe artikelen meer gepubliceerd en nog maar beperkt geactualiseerd, daardoor kunnen artikelen op bepaalde punten verouderd zijn. Reacties plaatsen bij artikelen is niet meer mogelijk.