De Paltskapel in Aken en de Karolingische Renaissance
Toen het Christendom een officiële godsdienst werd, ging men op zoek naar gebouwen waarin men deze godsdienst kon uitoefenen. De basilieken waren hier uitstekend geschikt voor. Ze waren multifunctioneel, een grote, ruime, lange zaal die geen associaties had met andere godsdiensten. Het was ook een makkelijke bouw, het was makkelijk aan te passen en zelf te bouwen. De keuze voor de basiliek was dan ook een functionele keuze en geen liturgische.
Maar in die tijd werden er toch ook nieuwe kerkgebouwen gebouwd met een geheel andere plattegrond dan die van de basiliek. In dit verslag zal ik gaan beschrijven waarom in sommige gevallen voor een andere plattegrondvorm werd gekozen. En ik zal dit vooral doen aan de hand van de Paltskapel in Aken.
De Paltskapel in Aken is omstreeks 790 in opdracht van Karel de Grote in aanbouw genomen, naar een ontwerp van Odo van Metz. Het paleis waar de kapel oorspronkelijk deel van uitmaakte, is nu vrijwel geheel verdwenen. De Paltskapel in Aken is wellicht het belangrijkste monument van de Karolingische bouwkunst. Ik zal nu eerst iets vertellen over de Karolingische Renaissance, zodat er een beeld ontstaat van de tijd waarin de Paltskapel is gebouwd.
De Karolingische Renaissance
In de loop van haar geschiedenis heeft de westerse beschaving voortdurend pogingen gedaan de prestaties van de oude Romeinen te evenaren. In 732 versloeg de Frankische leider Karel Martel een groot Arabisch leger. Martels zoon Pepijn kroonde zichzelf in 751 tot koning van de Franken en stichtte hiermee de Karolingische Dynastie, vernoemd naar Karel Martel. Pepijns zoon Karel de Grote werd in het jaar 800 gekroond tot keizer. Hoewel zijn imperium aan het eind van de 9e eeuw alweer uiteen viel, heeft Karel de Grote met zijn West-Europese rijk toch grote invloed gehad op het ontstaan van het middeleeuwse en moderne Europa. De Karolingen hebben nooit de tijd gehad stabiliserende instituten als een bestuursapparaat, een leger en een vloot op te bouwen zoals de Byzantijnen die wel kenden. In plaats daarvan leunde Karel de Grote sterk op het benedictijns kloosterwezen als stabiliserende factor, waarmee hij een belangrijk precedent schiep voor de verdere middeleeuwen. Hij bevorderde ook het gebruik van Latijn in zowel officiële als religieuze situaties in het hele keizerrijk. Als onderdeel van deze ‘Romeinse Renaissance’ ondersteunde hij de kunsten in een mate die in Noord-Europa ongekend was. Tijdens de regeerperiode van de Karolingen was er dus sprake van een hernieuwde belangstelling voor de klassieke cultuur. En zijn er veel klassieke teksten in het Latijn tot in onze tijd bewaard gebleven in de vorm van kopieën die in de Karolingische tijd zijn vervaardigd. Dit gebeurde vooral in kloosterbibliotheken, waarvan het aantal en de omvang sterk toenamen tijdens en vlak na de regeerperiode van Karel de Grote. Onder de Karolingische Renaissance wordt dus de opleving van cultuur en wetenschap in de 9e eeuw onder invloed van de regeerperiode van Karel de Grote verstaan.
Waarom een Karolingische Renaissance?
De interesse van Karel de Grote in de Klassieke oudheid, en cultuur en wetenschap is waarschijnlijk veroorzaakt door de Northumbriër Alcuin. Aan het eind van de 8ste eeuw raakte Karel de Grote bevriend met hem, Alcuin werd een hoveling van Karel de Grote. Zijn wijze lessen aan Karel de Grote hebben waarschijnlijk bijgedragen aan de Karolingische Renaissance. Hij vond dat Karel de Grote geen politiek en militaire ambities moest hebben, maar voor een nobeler doel moest strijden. Alcuin vertelde hem dat wanneer hij goed te werk zou gaan, hij een nieuw soort Athene kon stichten, maar dan nog mooier. Waarin hij wijsheid, religie en de kunsten kon verspreiden. Hoewel de tijd waarin men toen leefde zeer ongeciviliseerd was, bleef altijd het ideaalbeeld bestaan dat de Christelijke cultuur de Klassieke Oudheid, met zijn kunsten en literatuur kon behouden. En daarom ontwikkelde de Christelijke cultuur zich snel door de westerse wereld.
Overal in Europa stonden nog de bouwkunstige monumenten van de Klassieke Oudheid, die de mensen moest herinneren aan het vakmanschap en de technische kennis die men in die tijd had. Deze kennis is verloren gegaan door oorlogen en invasies. Maar de bouwkunstige monumenten bleven staan, en moesten nu dienen als voorbeeld voor stabiliteit en harmonie. De interesse van Karel de Grote voor de Klassieke Oudheid kan ook door zijn reizen naar Italië zijn ontstaan; hij zag de monumenten van Rome en maakte in Ravenna kennis met de verfijnde Byzantijnse cultuur. Dat alles wilde hij ook in het noorden introduceren, dus werden de kunst en de wetenschap bevordert. Hoewel zijn leven lang ongeletterd - hij en zijn opvolgers konden nauwelijks hun naam schrijven - was Karel bedreven in de rekenkunde en de sterrenkunde, en sprak hij verschillende talen. Omdat hij besefte dat regeren kennis vereiste, richtte hij scholen op, waar de zonen van de adel konden worden opgeleid voor de staatsdienst. Deze werkwijze heeft het niet lang volgehouden; de edelen waren veel meer geïnteresseerd in bezit, wapens en paarden. Lange tijd zouden het daarom in West-Europa enkel de geestelijken zijn die het schrift beheersten; alles wat we uit deze periode kennen, komt uit hun pen en is daarom ook sterk door hun inzichten gekleurd.
De Karolingische Architectuur
Tijdens de Karolingische periode probeerde de architecten de grandeur van de Late Romeinse en Vroegchristelijke gebouwen over te nemen. Karel de Grote nam dan ook Rome als belangrijk uitgangspunt om zijn Frankische ‘Wereld Rijk’ net zo groot te maken als het Oosterse Heilige Romeinse Rijk.
Er is altijd veel interesse geweest in de Byzantijnse architectuur, en de Byzantijnse architectuur heeft ook veel invloed gehad op de Europese bouwkunst. De Byzantijnse bouwstijl bleef tijdens haar bestaan bijna onveranderd, maar er waren twee fases van verandering die te maken hadden met de expansie en de rijkdom van het rijk. De decoraties die zij gebruikte waren gebaseerd op de vroegchristelijke patronen. Het Byzantijnse Rijk werd erg beïnvloed door een paar contrasterende punten, namelijk, het christendom, de oriëntaalse invloeden en Hellenistische invloeden doordat er veel Grieken in de omgeving van Byzantium (Istanbul) woonden. De Byzantijnse cultuur werd de belangrijkste cultuur toen het Romeinse Rijk in één stortte. Omdat veel van hun gebouwen waren verwoest, begonnen ze opnieuw met de bouw van verschillende soorten gebouwen. Daar het officiële geloof in Byzantium het christendom was, werden er vele kerken gebouwd. Deze Byzantijnse architectuur vormt een belangrijke link tussen het Oude Romeinse Rijk en de Romaanse bouwstijl. De structurele link tussen de Romeinse architectuur en de Romaanse bouwstijl is de Byzantijnse uitvinding van de koepel, en dat deze koepel op een ronde ondergrond moest komen te staan. Door pilaren in de hoeken te plaatsen ontstond er een achthoekige plattegrond.
Geschiedenis van Aken
Na de Romeinse tijd was Aken verlaten tot de achtste eeuw. In het jaar 768 kwam Karel de Grote voor de eerste keer naar Aken. Hij hield erg van deze plek en begon hier twintig jaar later een palts te bouwen. Een palts was een koninklijke verblijfplaats in een geheel van residenties dat als een netwerk over het Frankenrijk en -later- het Duitse Rijk verspreid lag. Het woord is afgeleid van het Latijn palatium (paleis).
De magistrale kapel van dit paleis vormt tegenwoordig de kern van de Dom van Aken. Om te kunnen genieten van de hete geneeskrachtige bronnen die zich in Aken bevonden, verbleef Karel de Grote tussen het jaar 800 en tot zijn dood in 814 de meeste winters in Aken. Na zijn dood werd hij bijgezet in de kapel, waar zijn tombe nog steeds te vinden is.
De Dom van Aken
De dom op de Münsterplatz wordt ook wel Kaiser dom genoemd en soms ook Münster. Het bouwwerk bestaat naast de toren uit twee duidelijk te onderscheiden gedeelten: een door een koepel bekroonde achthoekige ruimte en een hoog koor. De Dom van Aken groeide uit tot de hofkerk van Karel de Grote. De bouw van het centrale deel, het octogoon dat het eigenlijke schip van de kerk is, is begonnen in 796. Het is gebouwd naar Byzantijnse voorbeelden. De bouw werd voltooid door de bouwmeester Odo van Metz. De kerk werd ingewijd in 804 tijdens Driekoningen.
De Paltskapel
De zestienzijdige kapel met haar hoge achthoekige centrale gewelf dat wordt omringd door een kooromgang, lijkt te zijn ontleend aan de S. Vitale in Ravenna, een Byzantijnse kerk die gebouwd is rond het jaar 526, hoewel men haar ook wel heeft vergeleken met de achthoekige Chrysotriklinion, de staatszaal die rond 570 in het Heilige Paleis van Constantinopel werd gebouwd.
Odo van Metz ging bij zijn ontwerp dus uit van een Byzantijns gebouw, maar paste dit toe op een no-nonsense manier, die later typisch zal worden voor de Romaanse bouwstijl. Hij nam ook niet de Byzantijnse technieken over om de constructie lichter te maken, zoals dunne bakstenen en holle aardewerken potten voor gewelven. In plaats daarvan werden er oude Romeinse ruïnes afgebroken om aan stenen voor de muren te komen en werden kostbare bouwelementen, zoals de marmeren zuilen rechtstreeks uit Italië en soms zelfs uit Ravenna zelf overgebracht.
De kapel is gedecoreerd met Italiaans mozaïekwerk en marmer, en het koepelgewelf boven de achthoekige zaal doet je terugdenken aan de tijd dat Rome op haar imperialistische hoogtepunt was. De domkerk eromheen is later vaak uitgebreid en groter gemaakt zodat de kapel nu het centrum van deze kathedraal is geworden.
Slot
De reden dat sommige kerkgebouwen in de Middeleeuwen dus met een andere plattegrond werden gebouwd, heeft te maken met Karel de Grote en zijn Karolingische Renaissance. Hij wilde het Oude Romeinse Rijk evenaren. Hij gebruikte het Christendom om eenheid in zijn rijk te creëren. Om het Christendom te verspreiden liet hij kerken bouwen in de Oude Romeinse en Byzantijnse bouwstijl. Karel de Grote wilde geen rijk waarin het leger en oorlogen de belangrijkste rol speelden, hij wilde een rijk die de Klassiek Oudheid deed herleven.
Het paleis waar de Paltskapel in Aken deel van uitmaakte was dan ook ontworpen met de bedoeling het oude keizerlijke Rome te doen herleven. Het werd het Lateraan genoemd, naar het paleis met diezelfde naam op de Monte Celio in Rome, dat volgens de geschiedenis door de eerste Christelijke keizer, Constantijn, aan de katholieke kerk was geschonken. Helaas volgde na de dood van Karel de Grote een tijdperk van strijd en onrust. Maar deze kwam tot een eind toen Otto I in 957 de troon besteeg en de schepper werd van het ‘Heilige Romeinse Rijk’, dat Duitsland, Zwitserland en Italië omvatte. De bouwstijl deed zich in Frankrijk eveneens al spoedig gelden, maar vrij sterk gedifferentieerd in de verschillend delen van dit land, die geen hechte eenheid vormden.
De Romaanse bouwstijl vertoont in de 11e eeuw nog duidelijk invloeden van de christelijk-antieke en Byzantijnse bouwkunst, maar niet als een directe voortzetting van de Karolingische tijd.
© 2008 - 2024 Lisa2008, het auteursrecht van dit artikel ligt bij de infoteur. Zonder toestemming is vermenigvuldiging verboden. Per 2021 gaat InfoNu verder als archief, artikelen worden nog maar beperkt geactualiseerd.
Gerelateerde artikelen
Bronnen en referenties
- Baumgart, F. A History of Architectural Styles. (Praeger: New York, 1970)
Binding, G. Deutsche Königspfalzen, Von Karl dem Großen bis Friedrich II. (765-1240). (Darmstadt, 1996)
Conant, K.J. Carolingian and Romanesque Architecture, 800-1200. (Penguin Books: Harmondsworth, 1966)
Gloag, J. Guide to Western Architecture. (Londen, 1958)