De stijl van Giotto di Bondone
Giotto di Bondone, beter bekend als Giotto, was een groots kunstschilder en architect. Hij werd geboren in 1266 (of 1267 of 1276) nabij Florence in het dorpje Vespignano en is gestorven in 1337. Giotto is dé kunstnaar geweest die definitief de overgang mogelijke maakte van de Byzantijnse naar de Italiaanse stijl.
Schilderkunst van Giotto
De kunstwerken van Giotto behoren tot de kunstwerken van de vroege renaissance. Giotto was de eerste schilder die echt brak met het betekenisperspectief. Dat perspectief beeldt de belangrijke zaken het dichtstbij en het grootst af. De bijzaken worden juist klein op de achtergrond afgebeeld. Voorheen werd dit perspectief door de schilders gebruikt. In het kunstwerk ‘De bewening van Christus’ van Giotto, is goed te zien dat Giotto brak met het betekenisperspectief. In de Italiaans-Byzantijnse kunst vóór Giotto waren zowel menselijke figuren als achtergronden erg "plat" (weinig diepte) en onrealistisch. Men schilderde gezichten die uitdrukkingsloos waren. Giotto beeldde mensen "massief" af en slaagde er in om emoties weer te geven. Velen vinden de dramatiek in zijn werk dan ook zijn belangrijkste vernieuwing. Ook betrok Giotto de achtergrond beter bij het geheel. De gebouwen en natuur zijn op een manier geschilderd die veel beter overeenkomt met de regels van het perspectief. En door het gebruik van perspectief is de handeling, die in zijn kunstwerken worden uitgebeeld, in één keer duidelijk. Dit alles wordt gedeeltelijk toegeschreven aan veranderingen in de kerk. Want onder invloed van Franciscus van Assisi (1182-1226) waren emoties en de natuur belangrijker geworden. Het perspectief was echter nog niet perfect. Giotto had nog niet de technische kennis van de anatomie, zoals Leonardo da Vinci die had. Daarom is het perspectief in Leonardo Da Vinci’s schilderijen beter verwerkt. Door de economische vooruitgang in de tijd waarin Giotto leefde, konden veel tijdrovende, dure en realistische schilderijen gemaakt worden. Ondanks de vernieuwingen die Giotto doorvoerde in zijn tijd, had (vrijwel) al zijn werk, dat in opdracht gemaakt werd, een religieus onderwerp. Voorheen waren de schilderijen ook al van religieuze aard.
Stijlkenmerken van Giotto
In de werken van Giotto overheerst een sterke ordening en het decor dat hij gebruikt is eenvoudig. Hij gebruikt bijvoorbeeld een paar massieve rotsen of een een gewelf als achtergrond. Het aantal details in zijn werk zijn beperkt gehouden, omdat de meeste aandacht in zijn schilderijen uitgaat naar het belangrijkste. Daarom is er sprake van de zogehete ‘georganiseerde’ kunst.
Georganiseerde kunst heeft de volgende eigenschappen:
- Er zijn meetkundige afleidingen van het landschap.
- men maakt hebruik van opeengepakte, opeengedrongen groepen om één gebaar duidelijk te maken.
- Er worden bij de personages versieringen gebruikt rond het lichaam om het volume te doen uitkomen (= plasticiteit).
- De personages zijn altijd in beweging, bezitten een mimiek en hebben een individueel karakter. Het gaat om echte mensen van vlees en bloed. Ze hebben psychische reacties (woede, verdriet....). Dat laat Giotto ook erg goed zien in zijn kunstwerken.
- De functie van de ruimte en dieptewerking in het werk is vooral om een werkelijke (reële) ruimte te creëren. Bij de Byzantische kunt is dat juist het tegenovergestelde.
- Hierin wordt er gebruik gemaakt van een onwerkelijke ruimte. De ruimte die Giotto gebruikt is er om de figuren beter te doen uitkomen. De ruimte is een soort scène waarin hij volumes goed laat zien.
- Helderheid: de banden zijn opgesplitst in verschillende taferelen die op zichzelf staan: het is geen doorlopend fries.
Giotto verwerkte veel van deze elementen in zijn schilderijen. De stijl van schilderen, die Giotto ontwikkelde, wordt in onze tijd nog steeds gebruikt. Daarom wordt hij dus ook wel beschouwd als de vader van de moderne kunst.