Koude Oorlog: ontstaan van invloedssferen
In het begin van het jaar 1945 kwamen de Grote Drie bij elkaar op de Krim om te overleggen over de oorlog en de toekomst van Duitsland. De Grote Drie waren de leiders van de VS, SU en Engeland: Roosevelt, Stalin en Churchill. Door de capitulatie van Duitsland (8 mei 1945) werd de oorlog beëindigd. De Grote Drie kwamen nu weer bij elkaar. Deze bestond nu echter niet meer uit dezelfde samenstelling. Roosevelt was overleden, in zijn plaats kwam vicepresident Truman. Churchill verloor de Engelse verkiezingen en in zijn plaats kwam Clement Attlee.
Verschillende doelstellingen
De SU en de Geallieerden hadden met Duitsland erg verschillende plannen. De SU vond dat Duitsland geen groot leger mocht hebben, herstelbetalingen moest betalen en dat er alleen een regering mocht bestaan die niet tegen het communisme was. De Geallieerden daarentegen wilden dat Duitsland vrij zou zijn, de regering democratisch zou zijn en weinig bestelbetalingen hoefde af te lossen.
De toekomst van Duitsland
Na langdurige onderhandelingen werden de volgende besluiten genomen over Duitsland:
- Duitsland werd opgedeeld in 4 stukken: Engeland, Frankrijk, de VS en de SU kregen allemaal een zone. Berlijn lag in de zone van de SU, maar werd ook apart opgedeeld in 4 verschillende stukken.
- Polen kreeg een stuk land van Duitsland, met tegenzin van het Westen.
- Het in 1938 bij Duitsland ingelijfde Oostenrijk werd weer een apart land en opgedeeld in 4 zones.
- Er zou een einde komen aan het nazisme en oorlogsmisdadigers zouden gestraft worden.
- Er zou een democratie komen.
- Ook werd het Duitse leger ontwapend, zodat Duitsland de vrede nooit meer in gevaar kon brengen.
- Duitsland moest herstelbetalingen betalen, al waren deze niet heel hoog.
- Ondanks dat Duitsland opgedeeld was in verschillende bezettingszones, was het een economische eenheid.
De economische eenheid is er echter niet van gekomen. Dit komt door de verschillende opvattingen over de economie van de SU en de Geallieerden. In het deel van de SU werden banken, winkels, scholen, grond, fabrieken enz. genationaliseerd. Dit betekent dat ze eigendom worden van de overheid. De Geallieerden zorgden voor een sneller herstel van de economie in hun zones.
Bovengenoemde beslissingen waren bedoeld als tijdelijke afspraken. Het was de bedoeling dat er een vredesverdrag zou komen, waarin afspraken stonden voor de lange termijn. Dit zou er echter nooit van komen. Toen Engeland en de VS hun bezettingszones bundelden (1947), waren verdere onderhandelingen officieel mislukt. Hierdoor stapte de SU uit het overleg dat over Duitsland zou beslissen.
Invloedssferen
Na de Tweede Wereldoorlog snakte iedereen naar rust en vrede. Ondanks het wantrouwen tussen de SU en de VS, leek het erop dat de relatie tussen de twee beter zou worden. Maar dit gebeurde niet. Doordat de twee een totaal verschillend bestuur hadden, ontstonden twee invloedssferen. De SU was in de geschiedenis meerdere malen aangevallen door het Westen. Bijvoorbeeld door Frankrijk (Napoleon) en Duitsland (Eerste Wereldoorlog). Hierdoor wilden ze een buffer in Midden-Europa, zodat de Geallieerden bij een aanval Rusland niet direct bereikt hadden. Dit wilde de SU bereiken door communistische partijen aan de macht te brengen in een paar Midden-Europese landen. De VS wilde dit juist voorkomen. Europa was net vrij van het fascisme, en de VS wilde niet dat het communisme nu aan de macht zou komen. De naam van de afscheiding van de invloedssferen was ‘het ijzeren gordijn’.
De Geallieerden vonden dat degene die een bepaald gebied veroverd had, daar de meeste macht kreeg. De afspraak was dat men zich niet met elkaars invloedssferen zou bemoeien.
Angst voor de andere invloedssfeer
In de invloedssferen bestond grote angst en wantrouwen voor de andere invloedssfeer. Deze angst bestond niet alleen door de kans op oorlog. Ook werd er veel propaganda gemaakt tegen elkaar. Dit deden ze om de volgende twee redenen:
- Met propaganda wilden beide partijen hun activiteiten in de Koude Oorlog verantwoorden. Zowel de VS als de SU wilde het goede voor het volk, en het kwade vernietigen. ‘Goed’ en ‘kwaad’ werd door allebei de grootmachten echter anders opgevat.
- Beide partijen waren ervan overtuigd dat de ander fout zat en dachten dit aan te kunnen tonen.
Angst van het Westen
De Westerse landen, en met name de VS, waren bang dat de SU de wereld helemaal communistisch wilde maken. Dit zou volgens hun het einde van het kapitalisme en daarmee individuele vrijheid betekenen. Volgens de VS was de grote macht in Oost-Europa de aanloop naar een wereldrevolutie. Deze angst had ook gevolgen binnen de VS: er ontstond twee keer een klopjacht op communisten binnen de VS:
- Eerst in 1917, na de Russische Revolutie.
- Na het einde van de Tweede Wereldoorlog
Angst van het Oosten
De SU was bang dat de VS het communisme overal omver wilde werpen en te veel politieke en economische invloed zou krijgen in de wereld. Om dit te voorkomen hielp de SU overal in de wereld communistische organisaties, bijvoorbeeld doormiddel van donaties. Het Russische volk werd afgesloten voor nieuws en waren uit de andere invloedssfeer. Communicatie met het Westen werd zoveel mogelijk voorkomen. Alleen de overheid kon toestemming geven om te reizen naar het Westen, en als iemand niet terug kwam had dit consequenties voor de familie.
De angst slaat door
Allebei de grootmachten hadden een verkeerd beeld van de vijand:
- Het Westen had totaal geen oog voor de toch al zo moeilijke situatie in de SU, en een tekort aan veiligheid. De SU was amper instaat om aan een wereldrevolutie te denken.
- De SU had geen aandacht voor de westerse angst, dat het communisme (ondersteund door de SU) daar bloedig de macht zou proberen te krijgen, net zoals in de Russische Revolutie.