Jan Campert als verzetsstrijder
Jan Campert, een Nederlandse dichter, was ook actief betrokken bij het Nederlandse verzet in de Tweede Wereldoorlog. Geschat wordt dat hij ongeveer 20 joden heeft helpen ontsnappen naar België.
Gedichten
Jan Campert, geboren op 15 augustus 1902, begon in de jaren '20 met het schrijven van gedichten. Zijn debuutbundel 'Refereinen' verscheen in 1922. Het bekendst werd hij echter door de twee gedichten die hij tijdens de Tweede Wereldoorlog schreef: 'Het lied der achttien dooden' en 'Rebel, mijn hart, gekerkerd en geknecht'.
Postuum is nog de dichtbundel 'Wie weet slaag ik in den dood' van Jan Campert verschenen, hierin staan gedichten die hij tussen 1922 en 1943 heeft geschreven.
Het lied der achttien dooden
Dit gedicht werd als eerst geplaatst in het tijdschrift Vrij Nederland dat in die tijd een ondergronds blad was. Later, in 1944, werd het als rijmprent uitgebracht door de ondergrondse studentenuitgeverij De Bezige Bij.
Het gedicht werd door Jan Campert geschreven naar aanleiding van de executie van 18 mannen: 15 verzetsstrijders en 3 februaristakers. Deze executie vond op 13 maart 1941 plaats op de Waalsdorpervlakte.
'De achttien dooden':
- Jan Wernard van den Bergh
- George den Boon
- Reijer Bastiaan van der Borden
- Nicolaas Arie van der Burg
- Hermanus Coenradi
- Joseph Eijl
- Jacob van der Ende
- Albertus Johannes de Haas
- Eduard Hellendoorn
- Leendert Keesmaat
- Arij Kop
- Dirk Kouwenhoven
- Jan Kijne
- Leendert Langstraat
- Frans Rietveld
- Johannes Jacobus Smit
- Hendrik Wielenga
- Bernardus IJzerdraat
Een cel is maar twee meter langen nauw twee meter breed,
wel kleiner nog is het stuk grond,
dat ik nu nog niet weet,
maar waar ik naamloos rusten zal,
mijn makkers bovendien,
wij waren achttien in getal,
geen zal de avond zien.
O lieflijkheid van licht en land,
van Hollands vrije kust,
eens door de vijand overmand
had ik geen uur meer rust.
Wat kan een man oprecht en trouw,
nog doen in zulk een tijd ?
Hij kust zijn kind, hij kust zijn vrouw
en strijd den ijlden strijd.
Ik wist de taak die ik begon,
een taak van moeite zwaar,
maar ‘t hart dat het niet laten kon
schuwt nimmer het gevaar;
het weet hoe eenmaal in dit land
de vrijheid werd geëerd,
voordat de vloekbre schennershand
het anders heeft begeerd.
Voordat die eeden breekt en bralt
het miss’lijk stuk bestond
en Holland’s landen binnenvalt
en brandschat zijnen grond;
voordat die aanspraak maakt op eer
en zulk Germaans gerief
ons volk dwong onder zijn beheer
en plunderde als een dief.
De Rattenvanger van Berlijn
pijpt nu zijn melodie, -
zoo waar als ik straks dood zal zijn,
de liefste niet meer zie
en niet meer breken zal het brood
en slapen mag met haar -
verwerp al wat hij biedt of bood
die sluwe vogelaar.
Gedenk die deze woorden leest
mijn makkers in den nood
en die hen nastaan ‘t allermeest
in hunnen rampspoed groot,
gelijk ook wij hebben gedacht
aan eigen land en volk -
er daagt een dag na elke nacht,
voorbij trekt iedre wolk.
Ik zie hoe ‘t eerste morgenlicht
door ‘t hooge venster draalt.
Mijn God, maak mij het sterven licht -
en zoo ik heb gefaald
gelijk een elk wel falen kan,
schenk mijn dan Uw genâ,
opdat ik heenga als een man
als ik voor de loopen sta.
Rebel, mijn hart, gekerkerd en geknecht
Rebel, mijn hart, gekerkerd en geknecht,
die aan de tralies van den al-dag rukt;
weest om uw tijdlijk lot geenszins bedrukt,
al zijn de kluisters hard, de muren hecht.
Want in den aanvang werd het u voor-zegd,
dat het aan enkelen steeds is gelukt
het juk te breken, dat hun schouders drukt,
laat dus niet af maar vecht en vecht en vecht.
Breekt uit en blaast de doove sintels aan,
die zijn verdoken onder 't rookend puin;
vaart stormgelijk over den lagen tuin,
die Holland heet; slaat doodlijk toe en snel,
opdat het kwaad schrikk'lijk zal ondergaan,
o hart, mijn hart, o bloedroode rebel.
Verzetswerk
Jan Campert heeft ongeveer 20 joden naar België helpen ontsnappen, tot het op 21 juli 1942 verkeerd ging. Hij werd met zijn helper Martien Nijkamp en de jood Frans van Raalte opgepakt en in een cel in Breda gestopt. Frans van Raalte pleegde op diezelfde dag nog zelfmoord. Campert heeft enige tijd doorgebracht in het kamp St. Michielsgestel en later in Amersfoort. Hij is uiteindelijk via Dachau in november 1942 in het concentratiekamp Neuengamme terechtgekomen. Hij had het zwaar in die winter, met longproblemen, en verzocht in een brief begin 1943 zijn moeder om hem stevige schoenen en warme kleding toe te sturen. Hij had pijn in zijn borst en kon het niet warm krijgen. In zijn medisch dossier staat dat hij op 12 januari 1943 op veertigjarige leeftijd aan een borstvliesontsteking is gestorven te Neuengamme.
Na zijn dood werd Jan Campert als een verzetsheld beschouwd. Later werd hij beschuldigd van collaboratie, wat in de doofpot werd gestopt. In 2005 verscheen echter een artikel in het NRC waarin voormalige verzetsstrijder Gerrit Kleinveld verklaarde dat hij van Jan van Bork (medegevangene in Neuengamme) gehoord had dat Campert vermoord is door medegevangenen. Hij zou namen van de geheime kampraad aan de Duitsers hebben gegeven om zo een betere behandeling te krijgen. Naar aanleiding van deze beschuldiging heeft de gemeente Den Haag een onderzoek gestart, hieruit bleek dat Campert niet is vermoord, maar is gestorven aan tuberculose en dat van Bork niet bij Campert in een barak heeft gezeten.
Uit het rapport over Jan Campert wordt het beeld geschetst van een Nederlander, die misschien in het begin van de oorlog te ver ging in zijn werk voor de bezetter, maar die zich naarmate de oorlog vorderde heldhaftiger heeft gedragen dan menig Nederlander.