De samurai - een Japanse krijger
In de Japanse geschiedenis van de krijgsmacht kent men de samoerai. De samoerai, of "hij die dient", was een man die in militaire dienst streed voor de elite, onder een heer.
Van de 12e tot in de 19e eeuw bestonden de verdedigende troepen in Japan uit samurai, of samoerai. Samoerai betekent letterlijk "Hij die dient", afkomstig van het woord "saburai" ("hij die de nobele personen dient").
Geschiedenis van de samoerai
De eerste samoerai werden gevormd tijdens de periode dat keizer Tenji regeerde tijdens de taikahervorming. Dit bedraagt de periode na de staatsgreep in 645 in Japan, tegen de Soga familie. De prins Naka-no-Öe (Tenji, een zoon van keizerin Kögoku), en Nakatomi no Kamatari (een edelman) wonnen deze staatsgreep. De keizerin trad af en maakte de oom van Tenji (Kötoku) tot nieuwe keizer. In 661 werd hij zelf keizer.
De samoerai zijn echter het meest bekend uit de periode die daarna volgde, namelijk de Heianperiode (van 794 tot 1185). Om de elite veilig te stellen werden deze krijgers getraind, evenals om het land te beschermen en opstandelingen tegen te werken. De associatie tussen samoerai en de bovenste kringen van de maatschappij was dan ook al snel gemaakt.
Toen de samoerai steeds meer status, aanzien en macht verkregen, hadden zij de mogelijkheid om een eigen eenheid te vormen. Na de Gempei oorlog werden de samoerai de officiële bevelhebbers van het land. Er ontstonden ook verschillende clans die vervolgens tegen elkaar vochten.
Tijdens de 13e eeuw werd het Zen-boeddhisme steeds belangrijker, waardoor samoerai bepaalde eigenschappen moesten hebben om te worden toegelaten. Zo moest een samoerai geen angst kennen voor de dood of de dood van anderen. Het waren ook de elite-krijgers van Japan en sloegen invasie uit Mongolië terug.
Technieken namen toe tijdens de 15e en 16e eeuw, waarbij ook nieuwe wapens werden geïntroduceerd, maar vervolgens nam de militaire functie wel af. Het zwaard werd meer gebruikt bij ceremonieën dan om te vechten en de samoerai werd meer een ambtenaar dan een militair. Aan het eind van de 19e eeuw was het zelfs verboden een samoerai-zwaard te dragen. Dit leidde tot opstanden onder de samoerai, zoals de Satsuma opstand (tussen 29 januari en 24 september 1877).
Voor de samoerai is het zwaard van groot belang. Het zwaard wordt ook wel de ziel van een samoerai genoemd, dat met respect behandeld moest worden en altijd gedragen werd.
De ronin
De ronin is een meesterloze samoerai. Deze samoerai dient geen daimyo (Japanse krijgsheer met enorm veel macht) of andere meester. Dit kwam voor wanneer de daimyo was gestorven, maar wanneer de samoerai weg werd gestuurd door zijn meester. De ronin probeerde dan weer bij zijn meester terug te komen, of leefde in isolatie in de bergen. Soms kwamen ronin samen om gezamenlijk te plunderen.
Diverse Japanse vechttechnieken
De Japanse krijgskunsten (Budokunst):
- Ken-jutsu: Zwaardschermen (de gevechtstechniek);
- Jiu-jiutsu: De "zachte kunst", door middel van veel verdedigingen, maar ook aanvalstechnieken als atemi (stoten en schoppen), wurging, drukpunten gebruiken en klemmen;
- Judo: Grijpkunst;
- Aikido: "De weg van het samenkomen met Ki";
- Kendo: "De weg van het zwaard" (de oefening van zwaardvechten);
- Iaido: Kunst van het vloeiend trekken van het zwaard.