De muzen van Pablo Picasso
Pablo Ruiz Picasso (1881-1973) heeft tijdens zijn leven vele vrouwen gehad. Behalve op zijn sentimentele leven hebben allen op de één of andere wijze invloed gehad op zijn manier van werken. Vaak viel het begin van een nieuwe relatie samen met een nieuwe schilderstijl.
Jeugdwerken
María Picasso López (gestorven in 1937)
De moeder van Picasso was een vrouw uit Málaga (Andalucía). Er is weinig over haar bekend. Het schijnt dat ze een zeer liefdevolle en delicate vrouw was en dat de jonge Picasso erg dol op haar was, meer dan op zijn vader, José Ruiz Blasco. Bij haar voelde hij zich veilig. Zij was het ook die al zijn jeugdwerken trouw heeft bewaard, die nu nog in het Picassomuseum te Barcelona, het oude woonhuis van de familie, te zien zijn.
Picasso’s vader had een heel andere rol in het leven van de kunstenaar, namelijk die van ontdekker en stimulator van zijn artistieke talenten. De grootste droom van José Ruiz was altijd om als kunstschilder te kunnen leven, maar vanwege zijn gezin had hij zich tevreden moeten stellen met het leraarschap. Misschien schuilt daar de reden in dat Picasso zich nooit al te lang aan een vrouw wilde of kon binden en daarmee uitdrukkelijk voor het kunstenaarsschap koos. Het zal zeker indruk op hem hebben gemaakt dat zijn vader toen hij op zijn veertiende werd aangenomen aan de Kunstacademie van Barcelona en meteen twee klassen mocht overslaan, hem zijn penselen overhandigde en zwoor nooit meer te zullen schilderen.
Conchita Ruiz Picasso (1887-1895)
Als de jongste in huis was ze het speeltje van het hele gezin. Haar broer Pablo, die zes jaar ouder was dan zij, was dol op haar en noemde haar ‘gordita’ (dikkertje). In 1895 stierf ze in A Coruña.
Analytisch kubisme
Fernande Olivier (1881-1966)
Picasso´s eerste grote liefde, Fernande Olivier, of ‘La Belle Fernande’, viel samen met zijn periode van Analytisch kubisme. Ze was schildersmodel en dochter van een ongetrouwde moeder. Haar echte naam was Amélie Lang. Fernande was een vriendin van de vrouw van een buurman toen Picasso bij de Spaanse kolonie van Bateau-Lavoir woonde. De relatie duurde van 1904 tot 1912.
Marcelle Lapré (1879-1965)
Rond 1910 begon Picasso Fernande te bedriegen met Marcelle Lapré, die onder de naam Madamme Vorvanne als een schildersmodel werkte. Zij was bevriend met Fernade Olivier en werd door haar bij Picasso geïntroduceerd. In 1911 ging ze met Georges Braques, die ze al sinds 1908 kende, samenwonen en pas in 1926 zouden ze in Parijs trouwen. In de zomer van 1912 bezochten ze Picasso in de ‘Ville des Clochettes’ in Sorgues, vlakbij Avignon. Later kocht het paar daar zelf een huis.
Synthetische kubisme
Éva Gouel (1885-1915)
In mei 1912 begon Picasso een relatie met Éva Gouel, geboren onder de naam Marcelle Humbert. Zij was op`dat moment de vriendin van Louis Marcoussis, een Poolse kubist. Op enkele schilderijen, die Picasso van haar maakte, wordt ze door hem ‘ma jolie’ genoemd. In 1913 ging hij met haar naar Céret, waar hij ook enige tijd met Juan Gris zou doorbrengen en samen de collagetechniek ontwikkelde. Dit viel samen met het ontstaan van het Synthetisch kubisme. Éva stierf op 14 december 1915 aan kanker.
Gaby Lapeyre
Terwijl Éva in een sanatorium verbleef, leerde Picasso in mei 1915 Gabriëlle Lapeyre, later Lespinasse, kennen en maakte met haar een geheime reis naar Saint-Tropez. Aan deze romance kwam in maart 1916 al weer een einde.
Elvira Paladini
Ongeveer gelijktijdig met Gaby Lapeyre had Picasso een relatie met Elvira Paladini, oftewel ‘Youyou’, een sensuele vrouw uit Martinique, met een obsessie voor alles wat Italiaans was.
Emilienne Pâquerette (1896-1965)
Emilienne Pâquerette Geslot werkte rond 1916 als mannequin voor de modeontwerper Paul Poiret, die met zijn zuster Germaine Bongard in Parijs een modewinkel bezat. In de zomer van 1916 begon ze een verhouding met Picasso, die duurde tot februari 1917. Jean Cocteau maakte zeven foto's van Pâqerette en Picasso, waarop ze samen te zien zijn bij het bekende café ‘La Rotonde’.
In 1924 trouwde Emilienne Pâquerette met Alexandre-Raymond Barrieu, een bekende cardioloog in die tijd. Ze kregen in ieder geval een dochter. Emilienne Pâquerette acteerde in de periode 1910-1963 in diverse films, o.a. in ‘ Les Amants de Montparnasse’ (1958) over het laatste levensjaar van Modigliani.
Irène Lagut
Toen Eva Gouel overleed, was Picasso een tijdlang ontroostbaar. Hij wierp zich in de armen van verschillende minnaressen en één van hen was de schilderes Irène Lagut. Met haar zou hij in 1917 een huwelijksreis plannen, maar ze liet hem op het laatste moment in de steek. Het was Jean Cocteau, met wie hij datzelfde jaar zou gaan samenwerken in het ballet ‘Parade’, die toen haar plaats innam tijdens die reis, die al geboekt was.
Klassieke periode
Olga Khokhlova (1891-1955)
Picasso leerde Olga in 1917 kennen tijdens de première van het ballet ‘Parade’ van Sergei Diaghilev, Erik Satie en Jean Cocteau. Het eerste wat ze zei was. ‘Ik ben Olga Khokhlova, nicht van de tsaar’. In 1918 zouden ze trouwen, waarna ze in 1921 een zoon zouden krijgen, Paul. Deze periode werd door Picasso’s vriend Max Jacob ‘Période duchesse’ (periode van de hertogin) genoemd. Door het ballet raakte Picasso meer geïnteresseerd in de klassieken en ging ook in een stijl schilderen, die daaraan deed denken, ook al bleef hij er zijn zeer persoonlijke stempel op drukken. Door Olga werd hij ook in wat hogere kringen geïntroduceerd.
Vanaf 1927 kwam het huwelijk echter in een impasse en in 1935 zou het paar uit elkaar gaan. Het was Picasso, die echter nooit officieel wilde scheiden omdat volgens de Franse wet zijn ex-vrouw recht had op de helft van zijn bezittingen. Olga stierf in 1955 aan kanker.
Surrealistische periode
Marie-Thérèse Walter (1909-1977)
Marie-Thérèse Walter was slechts zeventien jaar toen ze Picasso ontmoette. Dit gebeurde op 8 januari 1927 om 6 uur 's avonds in het warenhuis Lafayette. Ze kregen een geheime relatie, waarbij Walter vanaf 1930 zelfs in dezelfde straat als het echtpaar ging wonen. In 1935, toen Olga erachter kwam dat Picasso een liefje had, dat ook nog zwanger van hem was, verliet ze hem onmiddellijk om met Paul in Zuid-Frankrijk te gaan wonen. In september van datzelfde jaar werd Picasso’s dochter Maya geboren. In 1936, toen Picasso verliefd werd op Dora Maar, kwam een gecompliceerde situatie, waarin Picasso beide geliefden er op wees dat ze het maar zelf moesten uitvechten bij wie hij zou blijven. In de tijdm dat hij omging met Walter, experimenteerde Picasso veel met andere kunstmedia. Hij dichtte bijvoorbeeld veel, in een surrealistische stijl. Ook liet hij zich inspireren door de fotografie van Man Ray. Er was zelfs een periode van ongeveer een jaar waarin hij daardoor in het geheel niet schilderde.
Persoonlijke abstracte stijl
Dora Maar (1907-1997)
Dora Maar werd geboren als Henriette Theodora Marković binnen een Joodse familie. Toen Picasso haar in 1936 leerde kennen, genoot ze al bekendheid als fotografe. Daarnaast schilderde ze. Ze ontmoette Picasso in januari 1936 op een terras van het café ‘Les Deux Magots’. De dichter Paul Éluard presenteerde haar en Picasso was meteen gefascineerd door haar ‘trieste schoonheid’. In april 1944 schonk Picasso haar een tekening van Max Jacob als afscheidsgeschenk. Het verhaal gaat dat een vriend van Picasso, Jaime Sabartés, Dora vanaf november 1937 belde wanneer Picasso bereid was om haar in zijn atelier te ontvangen. Ook zij inspireerde hem bij het maken van vele portretten en schilderijen waar ze model voor stond.
Françoise Gilot (1921)
Begin 1944 werd de éénentwintigjarige Françoise (zie foto) de vrouw in het leven van Picasso. Die was toen 61. Samen kregen ze twee kinderen, Claude (1947) en Paloma (1949). In 1960 kregen beide kinderen na jarenlange strijd van de moeder de achternaam van de vader, wat vooral Paloma goed uitkwam om later een beroemde modeontwerpster te worden. Op dat moment was Gilot al zeven jaar weg bij Picasso. Ze hertrouwde in 1964 met Luc Simon. Ze leeft nog steeds. Ook zij schildert en schrijft boeken.
Geneviève Laporte (1926)
Picasso leerde Geneviève in 1944 als tiener kennen. Pas in 1951 kregen ze een verhouding toen Picasso nog met Gilot samen was. Het schijnt dat Picasso, toen Gilot hem in 1953 wilde verlaten, met Laporte in Saint-Tropez was en in alle spoed terugreisde om haar om te praten. Geneviève wachtte in een restaurant in de buurt op hem, maar hij kwam maar niet opdagen. Toen bleek dat Gilot voet bij stuk zou houden, wilde Picasso dat Laporte bij hem kwam inwonen, maar ze wimpelde dat af. De periode, waarin Picasso met Laporte omging, wordt door kunsthistorici ook wel de 'Periode Geneviève' genoemd, zich kenmerkend in symbolische schilderijen, waarin de figuur van Geneviève veelvuldig voorkomt.
Later begon Geneviève documentaires te filmen en 1959 huwde ze een andere man.
Sylvette David (1934)
Sylvette David, later bekend als Lydia Corbett, werkte in Vallauris in een keramiekwerkplaats die in opdracht van Picasso werkte. Haar bijzondere schoonheid bracht de schilder in 1953 in vervoering, waarna ze enige tijd zijn model en muze werd. Tijdens Picasso’s schildersessies begon Sylvette, om de tijd door te brengen, zelf te tekenen. Later, toen ze met een ander trouwde en diens naam Corbett aannam, kreeg ze bekendheid als schilderes onder die naam. Ze maakt ook aardewerk. Naar het schijnt was Sylvette het voorbeeld voor de beroemde filmactrice Brigitte Bardot in die tijd.
Jacqueline Roque (1927-1986)
Jacqueline was eerder getrouwd geweest en had een dochter uit dat huwelijk. Toen Picasso haar leerde kennen was ze verkoopster in de eerdergenoemde keramiekwerkplaats in Vallauris, die voor Picasso zijn keramiek vervaardigde. Ze trouwden in 1961. Van Jacqueline maakte Picasso honderden portretten, alleen al in 1962 waren dat er 160. Hun relatie duurde tot de dood van de schilder op 8 april 1973. Daarna had Jacqueline een jarenlange juridische strijd met Picasso’s kinderen om het legaat, wat eindigde in de oprichting van het Picasso-museum. Jacqueline Roque pleegde in 1986 in Mougins zelfmoord.
Foto boven: Olga Khokhlova tijdens het ballet 'L'Après-midi d'un faune' van Claude Debussy (1916).