Francisco de Goya

Francisco de Goya wordt wel gezien als de vader van de moderne kunst. Tevens was hij een van de grootste schilders van Spanje in zijn tijd.

Jeugd

Francisco Jose de Goya y Lucientes werd op 30 maart 1746 geboren in Fuendetodos in Noord-Spanje. Na enige tijd verhuisde de familie naar Saragossa. Op zijn veertiende ging Goya aan het werk bij een lokale schilder, Jose Luzan. Later ging hij verder met zijn studie van de kunst in Italië. Toen hij in 1771 terugkeerde schilderde hij frescoes voor de kathedraal in Saragossa. Met dit werk in rococo-stijl vestigde hij zijn naam als kunstenaar.

Ontwerper

Een belangrijke periode in het artistieke ontwikkeling van Goya was de tijd dat hij ontwerpen maakte voor de koninklijke tapijt fabriek. Als ontwerper tekende Goya veel scenes uit het alledaagse leven.

Langzaam begon de neo-klassieke stijl de overhand te krijgen over de rococo en ook Goya werd hierdoor beïnvloedt. Daarnaast bestudeerde hij de schilderijen van Velazquez, waardoor zijn stijl losser en spontaner werd.

Tegelijkertijd begon Goya successen te boeken als portretschilder. Hij kreeg succes bij de Spaanse aristocratie en in 1786 werd hij benoemd tot schilder van de koning en in 1789 tot hofschilder.

Doofheid

Door een ziekte werd Goya in 1792 doof. Zijn doofheid had grote invloed op zijn manier van schilderen. Hij was meer afgesloten van zijn omgeving en zijn fantasie ging een grotere rol spelen in zijn werk. Daarnaast bestudeerde hij mensen door zijn doofheid als van een afstand, wat tot kritische en satirische observaties leidde. Zijn nieuwe stijl was opvallend en lag dicht tegen de karikatuur aan. In zijn portretten schilderde hij zijn modellen zoals hij ze zag. Zijn religieuze frescoes werden van een zeer aards realisme, ongekend in die tijd.

Hofschilder

In 1799 werd Goya benoemd tot eerste hofschilder. Tijdens de Napoleontische invasie en de Spaanse onafhankelijkheidsoorlog van 1808 tot 1814 werkte Goya als hofschilder aan het Franse hof. In zijn serie van schilderijen 'De rampen van de oorlog' gaf Goya uitdrukking aan zijn afkeer van oorlog. Deze schilderijen werden pas na zijn dood openbaar.

Inquisitie

De Spaanse monarchie werd in ere hersteld na de Franse inval en Goya werd geëxcuseerd voor zijn werk voor de Fransen, maar de nieuwe koning was niet gecharmeerd van Goya. Hij moest zelfs voor de Inquisitie verschijnen om zijn werk 'De naakte Maya' te verklaren, een van de weinige naaktschilderijen in die periode.

Ballingschap

Vanaf dat moment leefde Goya vrij afgezonderd in een huisje buiten Madrid. Zijn werk werd meer persoonlijk omdat hij niet meer gehinderd werd door beperkingen die het hof hem had opgelegd. Het werk uit die tijd bracht zijn sombere gedachten naar voren.

In 1824 ging Goya in vrijwillige ballingschap in Frankrijk nadat een poging om een meer liberale regering in Spanje te vestigen mislukt was. Tot aan zijn dood op 16 april 1828 woonde hij in Bordeaux. De meeste van zijn werken zijn vandaag de dag te bewonderen in het El Prado in Madrid.