De biografie als literatuurverschijnsel
Vroeger schreven meestal mannen biografische werken en vaak gingen die over mannen van historisch of religieus belang. In latere tijden werden ook gewone mensen het onderwerp van een biografie en met de veranderende rol van vrouwen in de maatschappij, kwamen steeds meer door hen geschreven biografieën uit. Niet elke nieuwe ontwikkeling in de vorm en de rol van de biografie werd positief ontvangen. Zo vond men in de negentiende eeuw de beschrijving van intieme details over bekende mensen vulgair en is er de voortdurende discussie over wat zwaarder telt; opsomming van feiten of het oproepen van sfeer en persoonlijkheid van het onderwerp van de biografie.
De eerste biografieën
De ons vroegst bekende biografieën werden voor het begin van de jaartelling geschreven. Ze ontstonden in het hellenistische tijdperk, de periode van 300 - 50 v.Chr. Een populair onderwerp was Alexander de Grote met zijn veroveringen. Een apart genre was de biografie nog niet, maar eerder een minder gerespecteerd onderdeel van het genre historiografie. Vaak werden de feiten gemengd met mythen en anekdoten. Enkele vroege manuscripten zijn:
- Excellentium Imperatorum Vitae uit 44 v.Chr. van Cornelius Nepos (± 100 v.Chr. - na 28 v.Chr.) met o.a. beschrijvingen van het leven kan keizers, koningen, generaals, filosofen en dichters.
- Geschiedenis van Alexander van Ptolemaeus I (367 v.Chr. - 283 v.Chr.), het werk ging verloren, maar delen ervan zijn bewaard gebleven in Anabasis Alexandri (de Veldtochten van Alexander) waarvoor historicus Arrianus (89 - ± 145/146 na Chr.) o.a. de biografie van de hand van Ptolemaeus I heeft gebruikt.
- Vitae Parallelae (Parallelle Levens) uit ± 80 na Chr. van Plutarchus (± 46 - ± 120) waarin hij bekende historische personages behandelt uit de Griekse en Romeinse geschiedenis.
- De vita et moribus Iulii Agricolae (over het leven en het karakter van Julius Agricola), ook wel De Agricola genoemd uit 98 na Chr. van Tacitus (± 56 - 117).
- Annales, serie boeken (± 16-18 delen) over keizer Tiberius, gepubliceerd tussen 110 en 120 na Chr. en tevens geschreven door Tacitus.
‘Over de levens van keizers’ uit ca. 121 na Chr. van de Romein Suetonius (± 70 – 140 na Chr.) is waarschijnlijk de eerste biografie zonder mythologisering van de feiten. Gaius Suetonius Tranquillus gebruikte voor deze acht boeken officiële documenten, evenals mondelinge overleveringen. In sober taalgebruik schreef hij eerst de chronologische gebeurtenissen op en daarna vertelde hij in een tweede gedeelte anekdoten en andere details om de persoonlijkheid van zijn onderwerp uitgebreider te beschrijven. Suetonius had grote invloed op latere biografen.
De term ‘biografie’
In de achttiende eeuw ontstonden in Frankrijk de termen 'literatuur' en 'biografie'. Een eeuw later was er al discussie of deze twee categorieën iets met elkaar gemeen hadden; hoorde biografie bij de literatuur of was het een vorm van geschiedschrijving en moest de literatuur op haar beurt de werkelijkheid accuraat weergeven? Tot aan het einde van de negentiende eeuw betekende een biografie:
- krantenrubriek met nieuws
- mobiele bioscooptent die de eerste films vertoonde
- 2-4-delige biografieën of 20-25 pagina’s tellende portretten van personen waar op dat moment publieke belangstelling voor was
Op tentoonstellingen, kermissen en tijdens andere openbare evenementen werd zo’n 20-25 pagina’s tellend portret vaak verspreid als een soort pamflet. In de achttiende eeuw drukte men deze biografieën als pamflet wanneer een crimineel ter dood werd veroordeeld en geëxecuteerd. Sommigen van deze portretten werden aan het einde van het jaar gebundeld in een boek, voorzien van inleiding en verbeteringen. De uitgever Arie Cornelis Kruseman (1818-1894) uit Haarlem gaf van 1870-1875 zo’n serie uit die hij ‘Mannen van beteekenis’ noemde.
Mannen van beteekenis
Deze reeks kwam om de twee weken uit. Na 1875 werkte Kruseman samen met uitgever (Hermanus Diedericus) Tjeenk Willink (1843-1917). In 1895 werd de titel veranderd in ‘Mannen en vrouwen van beteekenis in onze dagen’. Tot en met 1921 werd deze serie gepubliceerd. Hier schreven zowel specialisten, historici en biografen voor als bekende romanschrijvers, al merkte niemand het verschil aan de schrijfstijl. Dat komt omdat deze reeks hoorde bij het genre biografische encyclopedie.
De biografische encyclopedie
In o.a. Duitsland, Engeland en Frankrijk kwam in de eerste helft van de negentiende eeuw de ‘biografische encyclopedie’ in zwang. Pas in de tweede helft van de negentiende eeuw zouden dikke biografieën worden uitgegeven van individuen. Belangrijke biografische encyclopedieën waren:
- Biographie universelle ancienne et moderne, 52 delen tussen 1811-1828 van Louis-Gabriel Michaud
- Dictionary of National Biography, 66 delen tussen 1885-1901 van Leslie Stephen (vader van auteur Virginia Woolf)
- Oxford English Dictionary, sinds 1884 van Herbert Coleridge (kleinzoon van dichter Samuel Coleridge)
Aan deze reeksen deden eveneens allerlei soorten auteurs mee, waaronder romanciers. Toch was schrijfstijl, dus literatuur, van onderbelang in deze werken. Het was meer een opsomming van biografische details in chronologische volgorde. Ook hier weer merkte men aan de schrijfstijl niet wie de tekst had geschreven. Pas veel later, tegen de tijd van de moderne biografie, werden de schrijfstijl en verteltrant deel van de discussie rondom dit genre. In de voorgaande eeuwen gebeurde er echter ook heel veel.
Historische biografie
In het begin van de middeleeuwen (± 400-1450) hielden eigenlijk alleen monniken, priesters en kluizenaars de historische en actuele gebeurtenissen van hun tijd bij. De Romeinse katholieke kerk bezat als enige manuscripten over allerlei soorten kennis en geschiedenis.
De hagiografie
De biografie was nog geen echt opzichzelfstaand genre. Er werd alleen geschreven over kerkvaderen, pausen, heiligen en martelaren zodat die als voorbeeld konden dienen voor de kerkgangers en om andere volkeren te bekeren tot het christendom. De biografie werd een hagiografie. Een van de belangrijkste uit dit tijdperk is geschreven door geleerde Einhard (± 775-840) aan het hof van Karel de Grote (± 747-814). Einhard schreef tussen 817 en 830 zijn ‘Vita Karoli Magni’ (‘Het leven van Karel de Grote’). Daarin vertelde hij over het leven en het karakter van Karel de Grote, vaak uit de eerste hand. De grote voorbeeld van Einhard was niemand minder dan Suetonius.
We kennen verschillende genres van hagiografieën:
- vita; levensbeschrijving van een heilige
- passio of martyrion; martelaarschap of gewelddadige dood van een heilige
- miracula; wonderbaarlijke gebeurtenissen tijdens het leven of na de dood van een heilige
- elevatio; verheffing van overblijfselen van een heilige uit het graf naar een eervolle plaats in een altaar of een reliekschrijn, in de middeleeuwen was dit een onofficiële heiligverklaring
- translatio; overbrenging van een reliek van een heilige naar een ander vereringsoord of plaatsing in een nieuwe schrijn
- inventio; ontdekking van de reliek van een heilige
- revelatio; getuigenis over waarneming van een miraculeuze gebeurtenis i.v.m. een heilige of de plaats van de cultus van de betreffende heilige
Intussen in de Islamitische wereld (± 750-1258)
Middeleeuwse moslims begonnen aan biografieën van Mohammed (± 570-632) en andere belangrijke figuren uit de vroege jaren van de Islam. Hiermee ontstond de traditie van de profetische biografie. Er kwamen ook biografische woordenboeken waarin beroemde Islamitische figuren werden beschreven vanaf de negende eeuw. Ze bevatten opvallend veel maatschappelijke informatie voor dat tijdperk. Een van de bekendere vroege biografische woordenboeken is ‘Kitab Tabaqat Al-Kubra’ (‘Het Boek van de Grote Klassen [Standen]’). Arabische biograaf en soennie geleerde Ibn Sa’d al-Baghdadi (784-845) beschreef daarin het leven van Mohammed, zijn tijdgenoten en de daaropvolgende generatie die werd onderwezen door metgezellen van Mohammed. Het werk bestaat uit acht boeken.
Van hagiografie naar seculiere biografie
In de late middeleeuwen verschenen in Europa steeds meer biografieën over koningen, ridders en tirannen. Deze werken waren minder gericht op de kerk. Ze brachten langzaamaan een nieuwe kijk op het humanisme. Een belangrijk manuscript uit deze tijd was ‘Le Morte d’Arthur’ (‘De Dood van Arthur) van de Engelse schrijver Sir Thomas Malory (±1416-1471). Er is nog altijd veel discussie over de identiteit van Thomas Malory, maar over het algemeen is de theorie geaccepteerd dat hij in Warwickshire een ridder, landeigenaar en politicus was.
Vooral na de Renaissance verschoof de aandacht naar het humanisme en seculiere onderwerpen. Ook het schrijven in de eigen landstalen (in plaats van het Latijn) werd aangemoedigd. Dé biografie over seculiere levens was ‘Levens van de Kunstenaars’ uit 1550 van Italiaanse kunsthistoricus, schilder en architect Giorgio Vasari (1511-1574). Dit werk was zo populair dat de erin beschreven personen beroemdheden werden. Naast een biografisch werk was dit manuscript bestaande uit vier delen, ook nog de eerste echte kunsthistorie. Vasari begon met de eeuwen voor zijn eigen tijd minderwaardig te noemen vergeleken met de Klassieke Oudheid. Volgens hem was zijn tijd een
rinascità, oftewel een
wedergeboorte van de Klassieke Oudheid. Zo kwamen we via de Italiaanse
Rinascimento aan het Franse woord
Renaissance dat inmiddels overal een bekend begrip is.
Andere belangrijke ontwikkelingen waren de uitvinding van de drukpers in de vijftiende eeuw en het afnemende analfabetisme.
1791: Overgang naar de moderne biografie
Wat veel geleerden betreft, schreef Schotse biograaf en dagboekschrijver James Boswell (1740-1795) met zijn ‘The Life of Samuel Johnson’ uit 1791, de eerste moderne biografie. Het is ook wel de beste biografie uit de Engelse taal genoemd. Dit werk van Boswell was uniek omdat er veel vooronderzoek in was gestoken, waaronder gebruik van archiefmateriaal, ooggetuigenverslagen en interviews. Nooit eerder was een biografie zo compleet, inclusief een eerlijk relaas over alle aspecten van het leven en het karakter van auteur Samuel Johnson (1709-1784). Dit allemaal in aantrekkelijk taalgebruik.
Het duurde nog wel even voordat de moderne biografie er definitief was. In de negentiende eeuw kwam er een terugkeer van traditionelere biografieën waarbij de doden een soort overdreven lofrede kregen. Deze werken deden denken aan hagiografieën uit de middeleeuwen. Tegen het midden van de eeuw kwam er een scheuring tussen hoge cultuur en de cultuur van de middenklassen. Dat werd ook zichtbaar in de publicaties van biografieën. Er ontstond een nieuw onderscheid:
- de massabiografie
- de literaire biografie
Het aantal biografieën dat werd gedrukt nam snel toe dankzij een groter lezerspubliek. Met de komst van de paperback werden betaalbare uitgaven van populaire biografieën voor het eerst beschikbaar. Periodieken gaven reeksen biografische schetsen uit, waaronder in Nederland de eerder genoemde bundels ‘Mannen van beteekenis’. Dankzij de toename van onderwijs en goedkope druk ontstond een nieuw soort roem; de autobiografie werd zeer populair.
De autobiografie
Zowel auteurs (Charles Dickens, 1812-1870) en entertainers (P.T. Barnum, 1810-1891) als filosofen (John Stuart Mill, 1806-1873) en kerkvaders (kardinaal Newman, 1801-1891) schreven hun autobiografie. Het verschil met een dagboek is dat een autobiografie jaren later wordt geschreven waarbij men terugkijkt op gebeurtenissen van toen, terwijl in een dagboek vrijwel gelijk wordt genoteerd dat iets plaatsvindt. Een memoir beschrijft weer alleen een bepaalde periode of enkele herinneringen.
Hoe betrouwbaar is een autobiografie eigenlijk? Sommige auteurs verschaffen informatie die je in geen archief aantreft, terwijl andere auteurs gebeurtenissen en motieven verdoezelen om beter uit de verf te komen. Wat dat betreft is een van de meest eerlijke en zelfs vermakelijke autobiografieën een reeks geschreven door Britse entertainer en heel veel meer; Stephen Fry. Zonder hypocrisie of gewichtigdoenerij vertelt hij over zijn misstappen, zijn gevoelens, onzekerheden, succes en problemen om aan het eind van zijn relaas het voor elkaar te krijgen dat je hem alleen maar meer mag.
Alhoewel de autobiografie in de negentiende eeuw aan populariteit won, bestaat het al langer. Een van de eerste voorbeelden is de ‘Confessiones’ (‘Belijdenissen’) van kerkvader Aurelius Augustinus (354-430). Daarin vertelt Augustinus over zijn bekering tot het christendom. Het boek bestaat uit dertien hoofdstukken. Een bekend middeleeuws manuscript is de autobiografie van theoloog en filosoof Petrus Abaelardus (1079-1142), de ‘Historia calamitatum’ (‘Geschiedenis van mijn rampspoed’).
Egodocument en autobiografische fictie
In 1955 bedacht Nederlandse historicus Jacques Presser (1899-1970) het woord ‘egodocument’. Daarmee bedoelde hij teksten waarin de schrijver in de ik-vorm vertelt. Tot egodocumenten behoren o.a.:
- autobiografieën
- dagboeken
- brieven
- films
- fotoalbums
- memoires
- e-mails
- weblogs
De auteur laat hiermee de eigen karakter en leefwijze zien. Een andere manier om over het eigen leven te vertellen is de autobiografische fictie. Daarin verwerken auteurs ervaringen uit hun eigen leven. Zo’n verhaal kan dan nog erg verschillend zijn van de werkelijkheid. Enkele voorbeelden van Nederlandse autobiografische fictie zijn:
- ‘In de ochtend van het leven’, Theo Thijssen
- ‘Terug naar Oegstgeest’, Jan Wolkers
- ‘Onder professoren’, W. F. Hermans
- ‘Oud en eenzaam’, Gerard Reve
- ‘Bij nader inzien’, J. J. Voskuil
De moderne biografie
Aan het begin van de twintigste eeuw kwamen psychologie en sociologie als wetenschappen in zwang. Ze hadden veel invloed op de literatuur (o.a. op Virginia Woolf, 1882-1941) en op de biografieën van het moderne tijdperk. Met de ontwikkeling van de psychoanalyse ontstond een indringender beeld van het onderwerp van de biografie. Ook de autobiografie veranderde en werd een vorm van therapie. Waar eerst helden en succesverhalen de boventoon voerden, ging het nu vooral om de psychologische verkenning van een persoonlijkheid. Wat de moderne biografie verder vorm gaf, was de nieuwe standaard die Lytton Strachey zette.
‘Zo vertrouwd als de rouwstoet van de begrafenisondernemer’
In 1918 kwam ‘Eminent Victorians’ uit van de Britse criticus Lytton Strachey (1880-1932) en daarmee ontstond een nieuw tijdperk in de geschiedenis van de biografie. Strachey wilde af van de traditionele stoffige biografie, de ‘
twee dikke volumes . . . van onverteerde massa’s materiaal’, legde hij uit in zijn voorwoord. Tot dan toe waren Victoriaanse biografieën ‘
zo vertrouwd als de rouwstoet van de begrafenisondernemer', ging hij verder. ‘Eminent Victorians' behandelde vier grootheden uit het Victoriaanse tijdperk. Strachey demythologiseerde hun iconische status met accurate feiten:
- Kardinaal Manning, 1808-1892, werd onderuit gehaald om zijn manipulatieve pogingen te verhinderen dat John Henry Newman kardinaal zou worden (wat die toch werd)
- Florence Nightingale, 1820-1910, werd neergezet als een intens gedreven vrouw die zowel een onuitstaanbare als een bewonderenswaardige persoonlijkheid had
- Thomas Arnold, 1795-1842, werd onderuit gehaald na lange tijd te zijn geëerd voor het vestigen van het publieke (openbare) school systeem, omdat hij de wetenschappen negeerde en zich teveel richtte op de klassiekers en de kerk
- Generaal Gordon, 1833-1885, werd neergezet als non-conformistische soldaat en avonturier die vaak in naam van dubieuze regeringen in conflicten terechtkwam
Het boek werd niet alleen een succes in Groot-Brittannië, maar werd wereldberoemd door de oneerbiedige en geestige stijl en een artistieke schrijfwijze. Strachey was van mening dat een biograaf selectief moest zijn. Hij moest daarbij aspecten verlichten en verhelderen die tot dan toe nog niet waren behandeld in plaats van alles te vertellen. Dat laatste vond Strachey geen methode om een beeld van een persoon te krijgen.
De nieuwe trend van het ‘ontmaskeren’
In de twee decennia na ‘Eminent Victorians’ werd de stijl van Strachey overgenomen door de meeste biografen. Van deze werken is het boek van dichter en criticus Robert Graves (1895-1985) over keizer Claudius (10 v.Chr. - 54 na Chr.), getiteld ‘I, Claudius’, vooral bekend. Uitgegeven in 1934 ontving het prijzen en werd het verfilmd. In deze biografie, geschreven in de vorm van een autobiografie, volgde Graves de nieuwe Strachey trend van het ‘ontmaskeren’.
‘Voyeurisme’ en roem
Deze nieuwe ‘ontmaskeringstrend’ ging in de populaire biografie gepaard met een soort ‘voyeurisme’ waarbij de nieuwsgierigheid van lezers verder ging dan moraliteit of patriottisme. Toen tegen de Eerste Wereldoorlog goedkope herdrukken populair werden, steeg de verkoop van biografieën enorm.
Nu bestond in de negentiende eeuw met series als ‘Mannen van beteekenis’ al een vorm van ‘voyeurisme’ wat biografieën betreft. Biografieën waren toen vaak een weinig prestigieus hoofdartikel in de krant, naast hun andere ontstane vormen als kronieken en romans. Zo’n biografie werd ook gebruikt om de heersende norm te toetsen. Waar lag de maatschappelijke grens qua gedrag? Daarvoor probeerden journalisten vaak de meest intieme details te achterhalen van hun onderwerpen. Deze manier van werken vond men vulgair en de krant was dan ook voor het gewone volk, terwijl het boek voor beschaafde burgers was.
Voortaan wilde men Waarheid
In 1938 werd de roman ‘La Nausée’ (‘De Walging’) uitgegeven van filosoof en auteur Jean-Paul Sartre (1905-1980). Hierin vroeg Sartre zich af wat een biograaf eigenlijk over zijn onderwerp kan schrijven. Welke literaire en wetenschappelijke mogelijkheden zijn er om inzicht te krijgen in de complexe werkelijkheid van een leven? Met de nieuwe ontwikkelingen in de biografie ontstonden twee hoofdrichtingen:
- een wetenschappelijke richting
- een literaire richting
De wetenschappelijke richting zet het ideaal uit de negentiende eeuw voort van de wetenschappelijke biografie. Op de voorgrond zijn objectiviteit en waarheid. Dankzij verfijndere wetenschappelijke onderzoeken en middelen kan een biograaf objectiever schrijven. De Eerste Wereldoorlog had volgens sommige letterkundigen, waaronder historicus Jan Romein (1893-1962), ook invloed op de drang naar echtheid in de biografie. Men was teleurgesteld in de illusies en de onoprechtheid van de vorige generatie die tot de Oorlog leidden. Voortaan wilde men Waarheid, zoals Jan Fontijn schreef in zijn boek ‘De Nederlandse Schrijversbiografie’ uit 1992, waarvan een deel online te raadplegen is op dbnl.org (digitale bibliotheek voor Nederlandse letteren).
In de literaire richting is de schrijfstijl belangrijk, de manier waarop een levensloop wordt verteld. De biografie is ten eerste een verhaal en er zijn verschillende manieren om dit verhaal vorm te geven. Aan objectiviteit kan een biografie niet altijd voldoen, want net als bij de moderne roman is de nabootsing van de werkelijkheid ingewikkeld.
De meeste moderne biografieën zijn een combinatie van deze twee richtingen.
De Amerikaanse New Critics en het Nederlandse Merlyn
In Amerika kwam in de jaren dertig een nieuwe stroming in de literaire kritiek die invloed kreeg op de biografie, de New Critics. Tot en met de jaren vijftig bleef de New Criticism de belangrijkste literatuurbeschouwing. Uitgangspunt was dat een literair werk na voltooiing op zichzelf stond en de interpretatie van zo’n tekst was dan ook
ergocentrisch, dus op de tekst gericht. De betekenis van de tekst moest uit de tekst zelf worden gehaald, zonder het leven en de persoonlijke mening van de auteur erin te betrekken. Er is de New Critics echter verweten een elitaire voorkeur voor poëzie te hebben en ook bij hen speelden persoonlijke opvattingen en vooroordelen toch een rol bij tekstinterpretaties.
Van 1962-1966 bestond in Nederland het blad Merlyn. Het werd beïnvloed door de Amerikaanse New Critics. Merlinisten vonden dat de leessituatie als uitgangspunt moest worden genomen bij tekstinterpretatie, autonomie was belangrijk voor een structurele analyse en daarvoor was
close reading nodig; daarbij ging men ervan uit dat ieder onderdeel van een tekst een plaats moet innemen in een zinvol samenhangende structuur. ‘
Een boek is historisch gezien belangrijk als het lang voor lezers werkzaam blijft bij het projecteren – of oplossen, scherp stellen, vergroten of zelfs creëren – van spanningen die zij als fundamenteel erkennen.’ De werkelijkheid binnen een literaire tekst verwees niet rechtstreeks naar de werkelijkheid erbuiten.
Volgens sommige letterkundigen had dit een negatieve invloed op biografieën in Nederland. Het duurde tot de jaren tachtig voordat de biografie in Nederland weer respect kreeg, toen Hans Werkman in 1986 de Henriëtte de Beaufortprijs kreeg uitgereikt van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde voor zijn biografie uit 1983 over Willem de Mérode (1887-1939). Tegenwoordig bestaan er verscheidene erkende subgenres binnen de biografie.
Subgenres van de biografie
Met het mondiger worden van minderheidsgroepen en de ontwikkeling van nieuwe takken in de kunst en wetenschappen, zijn er verschillende subgenres ontstaan in de literatuurverschijnsel biografie. Een aantal daarvan zijn:
Vrouwen- en autobiografie
Met het toenemen van de rechten en de status van vrouwen in de maatschappij, kwamen steeds meer bio- en autobiografieën uit van hun hand. In de jaren zeventig begon de stijl van deze werken te veranderen omdat er tegen vrouwonvriendelijke denkbeelden werd ingegaan. Dit gebeurde vooral in 1973 volgens feministische geleerde Carolyn Heilbrun, toen de autobiografie ‘Journal of a Solitude’ werd gepubliceerd van dichter en auteur May Sarton (1912-1995). Het was de eerste keer dat een vrouw haar levensverhaal vertelde zoals het werkelijk was; ook vrouwen leden pijn, kenden woede en wilden controle hebben over hun eigen leven.
Psychobiografie
De psychobiografie probeert historisch belangrijke figuren, van politieke leiders tot en met kunstenaars, te verklaren door middel van psychologisch onderzoek. Omdat het persoonlijke psychologie en historisch materiaal mengt, beschouwt men het vaak als een historische vorm van een therapeutische casus. Populaire onderwerpen zijn bv Hitler, van Gogh en Shakespeare. Kritiek heeft het ook gehad sinds het begin, zoals verkeerd gebruik van psychologie en daarmee een individu onjuist neerzetten.
Rechtskundige of juridische biografieën (legal biographies)
Dit is een genre dat sinds de jaren tachtig langzaam opkomt. Er wordt geschreven over bijvoorbeeld rechters en advocaten. Een bekende uitgave is die uit 1870 van advocaat Edward Foss (1787-1870), ‘Biographia Juridica: A Biographical Dictionary Of The Judges Of England From The Conquest To The Present Time, 1066-1870’. Daarin schrijft Foss over de grootste rechtsgeleerden uit die tijd. Helaas overleed hij twee maanden voor de publicatie van zijn boek. Een ander bekend werk werd in 1984 uitgegeven van professor A. W. B. Simpson (1931-2011), ‘Biographical Dictionary of the Common Law’.
Studie naar biografie als genre
Tegenwoordig is de biografie een gerespecteerd genre dat regelmatig andere categorieën overlapt. Naast discussies over waar een verantwoorde biografie uit moet bestaan, proberen geleerden de subgenres in te delen. J. F. Clifford gebruikte in 1970 voor zijn biografietypologie de glijdende schaal van wetenschap naar literatuur:
- objectieve biografie; feitenmateriaal wordt chronologisch gegeven, niet of nauwelijks bewerkt/geïnterpreteerd (zoals ‘De wonde in ’t hert’ van Christine d’Haen over Guido Gezelle’)
- wetenschappelijk-historische biografie; gebruik makend van streng geselecteerde feiten in chronologische volgorde met wat historische achtergrond, weinig interpretatie van biograaf zelf al krijgt de lezer iets meer leiding, (zoals ‘Paul van Ostaijen. Een documentatie’ van Gerrit Borgers uit 1996)
- artistiek-wetenschappelijke biografie; de biograaf gebruikt het bewijs zo creatief mogelijk en vertelt het verhaal vloeiend, niet per se chronologisch
- narratieve biografie; literatuur is belangrijker, dus meer fictie, zoals situaties die worden verzonnen, bronnenonderzoek wordt vaak verwaarloosd
- fictionele biografie; ook hier voert de literatuur de boventoon, eveneens meer fictie, bijvoorbeeld briefwisselingen die worden neergezet als echte dialogen (zoals ‘Orlando’ van Virginia Woolf over haar vriendin Vita Sackville West, 1892-1962)
In 1990 publiceerde professor A. A. van den Braembussche zijn eigen biografietypologie. Hij kwam uit op zeven ideaaltypen:
- de exemplarische biografie; levensverhaal draagt een moraal uit
- de antiquarische biografie; feitelijkheid is belangrijk
- de anekdotische biografie; de anekdote of het sprekend detail voert de boventoon, vaak ten koste van de feitelijkheid
- de historisch-literaire biografie; het literaire en wetenschappelijke element gaan samen
- de theoretische biografie; bestaat uit een theoretisch raamwerk of begrippenkader (zoals psychobiografie)
- de emancipatorische biografie; biografie vervult vooral een functie in de arbeiders-en vrouwengeschiedenis (zoals biografie van Henriette Roland Holst over Rousseau)
- de historische reconstructie; in deze type biografie is een historische reconstructie van de collectieve leefwereld het doel
En zo zijn er meer indelingen van de biografie. Naast het onderwerp van een biografie, is de biografie zelf als literatuurverschijnsel een intrigerend terrein van studies wereldwijd geworden.
Het Biografie Instituut en het Biografisch Portaal
De Rijksuniversiteit Groningen heeft sinds 2004 de afdeling Het Biografie Instituut, onder leiding van hoogleraar Hans Renders. Bronnen, narratieve vormen en sociaal-culturele contexten worden onderzocht. Ook wil men meer publiceren over het genre biografie. Eerder bestond in Nederland geen instituut met de biografie als een academisch specialisme.
Online kan iedereen die op zoek is naar de achtergrond van Nederlandse historische personen, terecht bij de website van Biografisch portaal van Nederland (biografischportaal.nl). Informatie uit de meest uiteenlopende bronnen over bekende en minder bekende personen is daar in te zien, uit ieder tijdperk. Er zijn anno 2015 links naar informatie over meer dan 70.000 personen. Aan dit project hebben verschillende wetenschappelijke en culturele instellingen meegewerkt, zoals Het Biografie Instituut, Het Centraal Bureau voor Genealogie (CBG), De Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren (DBNL) en Het Onderzoekscentrum voor Geschiedenis en Cultuur (OGC). In de toekomst wil men misschien gaan samenwerken met partners in Europa voor een biografisch portaal van Europa.
Ontwikkelingen in de laatste jaren
Tegenwoordig bestaat er naast de online biografieën ook de biografie op CD-ROM. Vaak bevat zoiets allerlei media over het onderwerp, niet per se in een chronologische volgorde, bijvoorbeeld video clips en foto’s. Het is meer een soort collage van informatie over het onderwerp geworden. De biografie blijft in verschillende vormen aan populariteit toenemen. Intussen gaan de debatten over de plaats van de biografie, wetenschap of fictie, door. In Nederland hielp het instellen van een biografieprijs (de Henriëtte de Beaufortprijs) in de jaren tachtig om de biografie weer aanzien te geven. Bekende biografieprijzen in het buitenland zijn:
- Drainie-Taylor Biography Prize, Canada
- National Biography Award, Australië
- Pulitzer Prize for Biography or Autobiography, VS
- Whitbread Prize for Best Biography, VK (GB)
- Prix Goncourt de la Biographie, Frankrijk
Het gaat tegenwoordig niet per se om beroemdheden, maar ook om gewone mensen, bijvoorbeeld het schrijven over je eigen familie. Zo kwam in 2013 ‘Het Nieuwe Land’ uit van Eva Vriend. Daarin vertelt zij over het ontstaan van de nieuwe provincie Flevoland en welke invloed dat had op het leven van de mensen in de polders en ook op haar familie. ‘Plattelands journalistiek’ noemt zij haar werk; grote verhalen uit kleine plaatsen. Een ander boek over gewone mensen is ‘Sonny Boy’ uit 2004 van Annejet van der Zijl. Het is het tragische relaas van een Surinaams-Nederlands paar. In het Nawoord vertelt van der Zijl dat het klein menselijk leed haar altijd interesseerde tegenover de grote ellende in de mensheid. Tijdens een interview verklaarde ze verder
‘Dit boek gaat dus over onbekende mensen - maar hun verhaal is niet minder fascinerend en meeslepend dan dat van Annie M.G.Schmidt.’ (over wie zij ook een biografie schreef)
Met moderne media zoals films, series, documentaires naast wat internet te bieden heeft, en de nieuwsgierigheid van de mens naar het verleden, heeft de biografie een blijvende plaats in de literatuur en daarbuiten gekregen.