Johannes Vermeer (1632-1675) - Schilder
Johannes Vermeer kreeg van zijn biograaf na zijn dood de bijnaam 'de sfinx van Delft' aangezien er zo weinig bekend was over zijn leven en zijn schilderijen. Wanneer Vermeer begon aan zijn opleiding als schilder was niet duidelijk net als het feit wie zijn leermeester was en wanneer hij zijn studie afrondde. Dat zijn studie in ieder geval zijn vruchten had afgeworpen bleek in 1653 toen Vermeer werd toegelaten tot het prestigieuze Sint-Lukas schildersgilde te Delft. In hetzelfde jaar van zijn toelating trad hij ook in het huwelijk met Catharina van Bolnes die hem in de loop van hun huwelijk tien kinderen schonk. Vermoedelijk was zijn grote gezin een reden voor het feit dat Vermeer niet of nauwelijks aan schilderen toekwam want -voor zover bekend- vervaardigde hij in zijn hele leven 'maar' 45 schilderijen.
Inhoud
Van Vos naar Vermeer
De vader van Johannes Vermeer, Reynier, was een actief man met een zeer brede interesse. Hij had zijn vrouw leren kennen tijdens zijn opleiding tot fluweelbewerker, ging na zijn opleiding handelen in stoffen, besloot vervolgens om herbergier te worden en combineerde deze laatste functie ook nog met die van kunsthandelaar. Ook op het gebied van zijn achternaam was Reynier nogal wispelturig. Hij ruilde zijn eigen achternaam -Van der Minne- in voor Vos toen hij het huurcontract voor herberg 'de Vliegende Vos' tekende. Om deze jaren later nogmaals te wijzigen in de achternaam Vermeer.
Familie van der Minne
Op twintigjarige leeftijd arriveerde -de van oorsprong uit Delft afkomstige- Reynier Janszoon van der Minne (1591-1652) in Amsterdam om te beginnen aan zijn opleiding tot fluweelwerker. Al snel na zijn aankomst leerde hij de uit Antwerpen afkomstige Dingnum -roepnaam Digna- Balthasars (1595-1670) kennen en toen Reyniers periode als leerling eindigde in 1615 traden ze direct met elkaar in het huwelijk in de Nieuwe Kerk te Amsterdam. Na hun huwelijk lieten ze Amsterdam achter zich en keerden terug naar Delft waar ze onderdak vonden in de herberg van Reyniers moeder genaamd 'de Drie Hamers'. Vijf jaar na hun huwelijk werd hun eerste kindje geboren, een dochter die de naam Geertruy (1620-1670) kreeg. Maar toen de kleine meid vier jaar oud was werden haar ouders gedwongen om te verhuizen.
Familie Vos
Reyniers moeder was in de loop der jaren in de financiële problemen geraakt en kon in 1624 haar hoofd niet langer meer boven water houden. Ze was genoodzaakt 'de Drie Hamers' te verhuren en zowel zij als Reynier, Digna en hun dochter Geertruy werden gedwongen een nieuw onderkomen te zoeken. Volgens de archieven van de stad Delft huurde Reynier in 1624 -onder de naam Reynier Janszoon Vos- een herberg genaamd 'De Vliegende Vos' welke was gelegen aan de Voldersgracht in Delft. Vermoedelijk was de naam van de herberg de reden dat Reynier zijn achternaam aanpaste en al spoedig raakte zijn echte achternaam 'Van der Minne' steeds meer in de vergetelheid.
Huis 'Mechelen' gravure van circa 1730 /
Bron: Leonard Schenk, Wikimedia Commons (Publiek domein) Familie Vermeer
Reynier was een hardwerkende man met een zeer brede interesse. Zo was hij opgeleid tot fluweelbewerker, was hij sinds het aangaan van de huurovereenkomst van 'de Vliegende Vos' herbergier, handelde hij in stoffen én schreef zich in 1632 ook nog in als kunsthandelaar bij het Delftse Sint-Lukas schildersgilde. Rond de periode dat Reynier zich inschreef als kunsthandelaar werd hij ook voor de tweede keer vader. Dit keer had Digna het leven geschonken aan een jongen die de naam Johannes -doopnaam Johannis- kreeg. Na de geboorte van de kleine Johannes was het spoor van de familie Vos niet meer te volgen tot aan het jaar 1640. Reynier diende in dat jaar een officieel verzoek in bij het stadsbestuur om zijn achternaam te wijzigen van Van der Minne-Vos in Vermeer, maar een reden voor de wijziging werd niet opgegeven. Reyniers verzoek werd goedgekeurd en vanaf dat moment ging de familie Vos officieel als de familie Vermeer door het leven.
'Huis Mechelen'
In 1641, een jaar na de naamsverandering van de familie, liep het huurcontract van 'de Vliegende Vos' af en Reynier besloot het contract niet te verlengen. Door de inkomsten uit zijn kunsthandel en herberg was hij in staat geweest een klein bedrag te sparen en besloot dan ook een herberg aan te kopen in plaats van te huren. Nog hetzelfde jaar werd hij eigenaar van 'Huis Mechelen', gelegen op de hoek van de Grote Markt en de Oude Manhuissteeg. 'Huis Mechelen' bestond uit een herberg met woning en stond in Delft bekend als een zeer luxueus onderkomen -mede doordat de herberg meerdere stookplaatsen had-. De gasten die 'Huis Mechelen' bezochten waren van een andere slag dan de gasten die hadden gelogeerd in 'de Vliegende Vos' en het feit dat de gasten van 'Huis Mechelen' aanzienlijk meer te besteden hadden kwam ook de kunsthandel van Reynier ten goede.
Het leven van Johannes Vermeer
Over de opleiding van Johannes tot schilder was nauwelijks iets bekend en naar zijn vermoedelijke leermeester bleef het gissen. Maar feit was dat zijn lessen hun vruchten hadden afgeworpen want in 1653 werd Johannes toegelaten tot het Sint-Lukas schildersgilde van Delft. In hetzelfde jaar trad hij ook in het huwelijk met Catharina van Bolnes en na hun jawoord volgden de kinderen elkaar in hoog tempo op. Helaas was de financiële situatie van Johannes ronduit slecht en hij was dan ook aangewezen op de financiële steun van zijn schoonmoeder. Toen deze wegviel door de Hollandse Oorlog raakte Johannes al snel in de financiële problemen.
Opleiding
In de herberg van zijn vader leerde Johannes al op jonge leeftijd kennis maken met bekende schilders zoals Balthasar van der Ast (1593 of 1594-1657), Pieter Steenwyck (circa 1615- na 1656) en Pieter Groenewegen (circa 1600- 1658), maar of hij in de leer ging als schildersleerling en zo ja op welke leeftijd en bij wie, was niet bekend. Namen die werden genoemd als mogelijk leermeester van Johannes waren onder andere Abraham Bloemaert (1564 of 1566-1651), Hendrick ten Brugghen (1588-1629) en -de eerder genoemde- van der Ast, maar bij geen van allen was er enig bewijs te vinden dat Johannes in de leer was geweest. Aan Johannes' werken was tevens te zien dat de Italiaanse schilder Caravaggio (1571-1610) een grote bron van inspiratie voor hem was aangezien hij de door Italiaan veelvuldig toegepaste 'clair-obscur-techniek'* geheel eigen wist te maken.
*Clair-obscur-techniek: Een techniek waarbij de schilder de licht/donker-contrasten sterker weergaf dan ze in werkelijkheid waren waardoor er meer diepte en dramatiek werd gecreëerd.
Huwelijk
Johannes begon steeds meer naam te maken in Delft en in 1653 werd hij toegelaten tot het prestigieuze Sint-Lukas schildersgilde en kreeg de bijbehorende titel van meester-schilder. Het voordeel van de titel was dat Johannes nu officieel leerlingen mocht aannemen en opleiden maar voorlopig had hij hele andere dingen aan zijn hoofd. Johannes had Catharina Bolnes (circa 1631-1687) leren kennen en het tweetal was al snel tot over hun oren verliefd op elkaar. Helaas voor Johannes was de moeder van Catharine, Maria Thins (circa 1593-1680), het helemaal niet eens met de relatie van haar dochter en deed er dan ook alles aan om het tweetal uit elkaar te krijgen. De reden voor Maria's verzet was vermoedelijk gelegen in het feit dat Johannes van oorsprong protestants was en zij en haar dochter katholiek, maar na tussenkomst van een goede vriend van Johannes gaf Maria uiteindelijk haar zegen voor een huwelijk. Johannes bekeerde zich tot het katholieke geloof en op 5 april 1653 gaven hij en Catharina elkaar het jawoord in de kerk van het dorp Schipluiden.
Kinderen en financiële problemen
Na hun huwelijk namen Johannes en Catharina hun intrek in de enorme woning van (schoon)moeder Maria Thins die was gelegen aan de Oude Langendijk en kregen de hele eerste verdieping tot hun beschikking. Ze richtten één kamer in als atelier voor Johannes en wisten de overige kamers in afzienbare tijd te vullen met kinderen*. Mede door het grote aantal kinderen hadden Johannes en Catharine grote moeite om hun hoofd boven water te houden en ondanks het feit dat oma Maria Thins geregeld bijsprong op financieel gebied moesten Johannes en Catharina ieder dubbeltje drie keer omdraaien. Johannes zag al snel in dat hij met zijn schilderijen niet voldoende verdiende en besloot -in navolging van zijn vader- een kleine kunsthandel te openen als extra bron van inkomsten, maar diep in zijn hart lag zijn ware passie bij het maken van schilderijen en niet bij het verkopen daarvan.
*Van de vijftien kinderen die werden geboren, bleven er helaas maar tien in leven. Van het merendeel van de kinderen was geen geboortedatum bekend; Maria, Elisabeth (Lijsbeth), Cornelia, Aleydis, Beatrix, Johannes (Jan), Gertruyd, Fransiscus, Catharina en Ignatuis
Bakker, mag ik een Vermeer?
Tijdens een bezoek van de Franse diplomaat, kunstliefhebber en -kenner Balthasar de Monconys (circa 1611-1665), bleek hoe penibel Johannes financiële situatie was. De Monconys wilde -op aanraden van Constantijn Huygens (1596-1687)- graag de werken van Vermeer bekijken en plande een bezoek aan de schilder tijdens zijn reis door Holland. Tot zijn grote verbazing bleek Vermeer geen enkel werk van zichzelf in huis te hebben en hij verwees De Monconys dan ook zonder blikken of blozen door naar de bakker op de hoek. Aangezien Vermeer zijn rekening bij de bakker niet had kunnen betalen had hij de man een aantal van zijn schilderijen gegeven om zijn schuld te voldoen met de afspraak dat potentiële kopers ze mochten bezichtigen. Toen De Monconys tot zijn grote woede 'helemaal' naar de bakker op de hoek was gelopen was hij ook nog hevig teleurgesteld in het werk van Vermeer. Naar zijn mening was er veel te veel geld voor het werk betaald aangezien er maar één enkel figuur op was afgebeeld -hoe meer figuren, hoe meer een schilderij waard was-. De Monconys verliet hevig teleurgesteld de bakker en nam geen contact meer op met Vermeer.
De laatste jaren van Vermeer
Toen in 1672 de oorlog tussen Holland en Frankrijk (Hollandse Oorlog 1672-1679) uitbrak had dit grote gevolgen voor Johannes, Catharina én Maria. In de eerste plaats nam de vraag naar luxe goederen in hoog tempo af en de handel in kunst -schilderijen- kwam volledig stil te liggen. Daarnaast besloot de toenmalige stadhouder van Holland om de Hollandse Waterlinie in werking te stellen, een noodmaatregel om de Franse opmars over land te stoppen. Het gevolg hiervan was dat de landerijen van Maria Thins volledig onder water kwamen te staan en ook haar bron van inkomsten droogde op. Ze was niet langer in staat om haar dochter en schoonzoon op financieel gebied te helpen en Johannes raakte in de problemen. Om het hoofd boven water te houden was Johannes in juli 1675 genoodzaakt een bank in Amsterdam te bezoeken en een lening van 1.000,- gulden aan te vragen, maar of hij deze ook kreeg was niet duidelijk aangezien hij enkele dagen na zijn terugkomst in Delft geheel onverwachts overleed op 43 jarige leeftijd.
Op 15 december 1675 werd het stoffelijk overschot van Johannes bijgezet in het familiegraf van de familie Vermeer welke was gelegen op de begraafplaats van de Oude Kerk van Delft. Catharine Vermeer-Bolnes bleef na het overlijden van haar man achter met tien minderjarige kinderen en een berg schulden en werd gedwongen haar landerijen af te staan om de schuldeisers tevreden te houden. De enige 'erfenis' die Catharina ontving waren twee schilderijen van Johannes die na zijn dood nog in zijn atelier hingen; getiteld 'De Schilderskunst' en 'Het Parelsnoer'. Het laatste schilderij gaf Catharina aan haar moeder in ruil voor het afbetalen van een deel van haar schuld.
Het werk van Johannes Vermeer
Johannes Vermeer was een schilder in hart en nieren en er waren dan ook geen andere werken van hem bekend dan de 45 schilderijen die hij had gemaakt. Na zijn leerperiode was hij genoodzaakt thema's te schilderen waar veel vraag naar was maar zodra hij meer naam maakte werd hij vrijer in de keuze van zijn onderwerpen en maakte vanaf dat moment alleen nog maar genrestukken. Aangezien Vermeer het merendeel van zijn werken schilderde in opdracht waren de meeste van zijn schilderijen na zijn dood in privébezit wat maakte dat hij als snel vergeten werd.
Techniek & kenmerken
Waar menig collega van Vermeer nog wel eens een uitstapje maakte naar het papier (tekening) of koperen plaat (ets) hield Johannes vast aan het gebruik van olieverf en doek. Hij was een schilder in hart en nieren en voor zover bekend maakte hij ook geen andere werken dan schilderijen. Vermeer beschikte over een vaste hand en een zekere penseelvoering en maakte dan ook zelden tot nooit gebruik van een voorstudie of schets maar zette zijn werken direct in olieverf op doek. Voor het opbouwen van een schilderij had Vermeer een vrij vaste methode ontwikkeld waarbij hij eerst grote effen vlakken aanbracht en deze naderhand invulde met details. Hij was hierbij uiterst zorgvuldig met het mengen van de kleurpigmenten en het aanbrengen van realistische kleuren. Vermeer was een liefhebber van het aanbrengen van extra elementen in zijn schilderijen waardoor deze (lichtelijk) afweken van de werkelijkheid. Door deze eigenschap kon hij niet worden gerekend tot de zogenaamde 'fijnschilders' die er juist naar streefden een zo natuurgetrouwe weergave van de werkelijkheid te geven. Opvallend was dat veel van Vermeers schilderijen overeenkomstige kenmerken -Vermeers voorkeuren- hadden; zo kwam het licht meestal van links en het merendeel van zijn modellen vrouwelijk. Hij schilderde liever geen mannen of kinderen en had een hekel aan het schilderen van bloemen, planten of honden.
Handtekening van Johannes Vermeer /
Bron: Immanuel Giel, Wikimedia Commons (Publiek domein) Thema's
Na het afronden van zijn opleiding begon Vermeer met het schilderen van werken met een duidelijk mythologisch- of religieus thema, omdat daar op dat moment simpelweg de meeste vraag naar was. Maar vanaf 1656 had Johannes voldoende naam gemaakt om meer zijn eigen koers te gaan varen en thema's te schilderen waar hij zelf de voorkeur aan gaf. Vermeer ontpopte zich tot een genreschilder bij uitstek en werd een meester in het afbeelden van intieme en serene taferelen waarbij de gewone burger bij het verrichten van zijn of haar dagelijkse handelingen centraal stond. Net als iedere schilder had Vermeer zo zijn voorkeuren en hij beeldde het liefst juffers (jongedames) af die een simpele handeling verrichtten zoals het schrijven van een brief, het bespelen van een instrument of het doen van huishoudelijke taken.
Vermeer was ondanks zijn katholieke -en voorheen protestantse- achtergrond niet bang om onderwerpen af te beelden die de goedkeuring van de kerk niet konden wegdragen. Op zijn schilderijen werd dan ook gewoon alcohol gedronken en muziek gemaakt, maar hij waakte er wel voor om niet al te ver over de schreef te gaan. Waar mogelijk probeerde hij om ook bij het schilderen de strikte regels in acht te nemen omtrent het fatsoen en weigerde dan ook om gokkende mensen of pijp rokende mensen (een directe verwijzing naar geslachtsgemeenschap in de zeventiende en achttiende eeuw) af te beelden.
Vergeten
Vermeer werd gedurende zijn leven niet alleen gerespecteerd als schilder maar ook om zijn kennis van de schilderskunst en werd dan ook tot tweemaal toe gekozen tot deken (voorzitter) van het Sint-Lukas schildersgilde. Maar zo bekend als Vermeer en zijn werken waren tijdens zijn leven zo snel raakte hij in de vergetelheid na zijn dood. Vermeer had in zijn leven 'maar' 45 schilderijen gemaakt en het merendeel daarvan was gemaakt in opdracht van de Delftse kunsthandelaar en -liefhebber Pieter Claesz. van Ruijven (1624-1674). Na zijn Vermeers dood was het merendeel van zijn werken in handen van van Ruyven en hij gaf de collectie na zijn dood door aan zijn schoonzoon Jacob Dissius (geboorte- en overlijdensdatum onbekend). Omdat de werken zo lang in privébezit waren en niet werden verhandeld werd Vermeer als schilder al snel vergeten tot de Franse kunsthistoricus Théophile Thoré-Bürger (1807-1896) in 1886 besloot een zogenaamde monografie over Johannes Vermeer te schrijven. Aangezien er zo weinig bekend was over het leven van Johannes Vermeer en over zijn schilderijen gaf Bürger hem de bijnaam 'de Sfinx van Delft' en na de publicatie van zijn monografie steeg de vraag naar de werken van 'de sfinx' explosief. Het leek wel of heel kunstminnend Europa pas na de monografie besefte wat een uitstekende schilder Vermeer was geweest en zijn werken raakten door heel Europa verspreid om nooit meer terug te keren naar Nederland.