Harry Mulisch, één van Nederlands grootste auteurs
Harry Mulisch (1927 - 2010) geldt als één van de belangrijkste naoorlogse schrijvers en wordt gerekend tot de 'Grote Drie', samen met W.F. Hermans en Gerard Reve. In zijn werk komen thema's als de Tweede Wereldoorlog en de Griekse mythologie veelvuldig terug.
Afkomst en jeugd
Harry Kurt Victor Mulisch wordt op 29 juli 1927 geboren in Haarlem. Zijn vader was afkomstig uit Gablonz an der Neisse, Oostenrijk-Hongarije (tegenwoordig: Jablonec nad Nisou in Tsjechië). In de Eerste Wereldoorlog was hij commandant aan het Russische, Italiaanse en Franse front. Na de oorlog kwam hij naar Nederland. Mulisch' moeder werd geboren in Antwerpen als dochter van een joodse bankier. In de eerste wereldoorlog vluchtten haar ouders naar Nederland. Mulisch' ouders ontmoetten elkaar via haar vader, die hem aan een baan hielp. Mulisch zou later de conclusie trekken dat hij zijn leven dankte aan de Eerste Wereldoorlog.
Mulisch werd grotendeels opgevoed door de huishoudster, Frieda Falk. Met haar reisde Harry op 4-jarige leeftijd naar Berlijn, waar hij verdwaalde in het labyrint van de dierentuin. Naar eigen zeggen was dat het moment waarop hij besloot schrijver te worden. Toen Harry negen jaar was, scheidden zijn ouders. Zijn moeder verhuisde naar Amsterdam en later naar Californië. Harry bleef bij zijn vader, die na de vrolijke jaren '20 zwaarmoedig werd.
In de Tweede Wereldoorlog kreeg Mulisch' vader in opdracht van de nazi's een baan bij een bankiershuis. Deze had de taak geconfisqueerde joodse bezittingen te beheren. Dankzij deze samenwerking was hij in staat zijn joodse ex-vrouw en zoon uit handen van de Duitsers te houden. Mulisch' familie van zijn moeders kant is in 1943 naar concentratiekampen weggevoerd.
De positie als zoon van een joodse familie en tegelijkertijd zoon van een collaborateur leverde hem stof voor een groot deel van zijn werk. Na vier jaar op het Eerste Christelijk Lyceum van Haarlem zakte hij voor een herexamen, waarna Mulisch stopte met school.
In de jaren daarna produceerde Harry enkele chemische boeken, maar raakte beïnvloed door o.a. Edgar Allan Poe, Thomas Mann en Dostojevski. Mulisch volgende werk was het verhaal 'De Kamer', dat op 8 februari 1947 werd gepubliceerd in Elseviers Weekblad. Verder hield Mulisch zich bezig met occultisme, spiritisme en toneel. Hij was in die tijd aangesloten bij het Reis-Opera-Gezelschap.
Oeuvre
De eerste periode
In 1952 verscheen zijn eerste volwaardige roman, Archibald Strohalm, waarvoor hij de Reina Prinsen Geerligsprijs won. Deze roman zette de toon voor de eerste periode van Mulisch' schrijverschap. In de jaren 1952 - 1959 overheerste een sterk mythische invloed. Mulisch laat het proza beginnen met een alledaags tafereel, dat langzaam maar zeker overgaat in wonderbaarlijke en bovennatuurlijke motieven. Ook alchemie komt veelvuldig aan bod. Na de verhalenbundel Chantage op het leven (1953) volgen De Diamant (novelle, 1954), De Sprong Der Paarden en de Zoete Zee (1955), Het Mirakel (1955) en Het Zwarte Licht (1956). In 1959 sloot Mulisch de eerste periode af met de roman Het Stenen Bruidsbed, over het bombardement op Dresden in 1945.
De tweede periode
De tweede periode van Mulisch' schrijverschap loopt globaal parallel met de jaren '60. De roman Het Stenen Bruidsbed vormt de schakel tussen de mythische verhalen van de jaren '50 en het engagement van de jaren '60. In deze periode verscheen het toneelstuk De Knop (1960), Voer Voor Psychologen (1961) en De Zaak 40/61 (1962). Deze laatste is een reportage die eerder verscheen in Elseviers Weekblad, over het proces tegen ex-nazi Adolf Eichmann in Jeruzalem. Daarna legde Mulisch zich vooral toe op non-fictie. Pas in 1966 verschijnt de roman Bericht Aan De Rattenkoning, over de rellen van Provo in Amsterdam. Daarna volgde in 1968 Het Woord Bij De Daad. In 1969 schrijft hij samen met Hugo Claus het libretto voor de opera Reconstructie, over Che Guevara.
1972-1982
De Toekomst Van Gisteren (1972) bevatte o.a. een verklaring over een nooit geschreven roman, een verslag van zijn bezoek aan de oud-nazi Albert Speer, een overzicht van de Koude Oorlog. Het engagement in Mulisch' werk nam af, er verschenen minder essays en hij ging zich meer wijden aan poëzie en toneelstukken en schreef hij over filosofie en psychologie. Ook greep Mulisch terug naar de mythologie, maar ingetogener dan in de jaren '50. In 1975 verscheen de succesvolle roman Twee Vrouwen. Door dit boek heen, dat het verhaal vertelt over een lesbische verhouding, is op knappe wijze de Orpheus-mythe verwerkt. Mulisch houdt het verhaal stilistisch in toom, iets dat in romans die later verschijnen behouden blijft.
1982-heden
In 1982 verschijnt Mulisch' bekendste werk, De Aanslag. Het boek gaat over een aanslag op een NSB-lid. Zijn jongste zoon overleeft als enige de aanslag en in de loop der jaren probeert hij de waarheid te achterhalen. Met deze roman werd Mulisch voor het eerst door de critici op handen gedragen. De Aanslag werd in 1986 verfilmd. Daarna verschenen Hoogste Tijd (1985) over de ondergang van een oude toneelspeler, De Pupil (1987) en De Elementen (1988).
In 1992 verscheen zijn magnum opus: De Ontdekking van de Hemel. Deze roman, bestaande 901 bladzijden en 65 hoofdstukken, laat het verhaal vertellen door engelen en Mulisch terkt alle mythologische en filosofische registers open. De vriendschap tussen twee mannen zal uiteindelijk leiden tot de geboorte van een kind met een goddelijke opdracht. Die opdracht is een waarschuwing tegen de verworden maatschappij. Daarna verschenen de roman De Procedure (1998) en Siegfried (2001), een roman over een zoon van Hitler.
Redacteur
Naast zijn schrijverschap was Mulisch redacteur van een aantal (literaire) tijdschriften. Sinds 1962 is hij bestuurslid van De Bezige Bij, waar hij tevens sinds het begin van zijn schrijverschap zijn werk uitgeeft.
Overlijden
Mulisch overleed 30 oktober 2010 omstreeks 20.00 uur aan de gevolgen van kanker. Hij was 83. Op zaterdag 6 november 2010 werd in de Stadsschouwburg in Amsterdam een besloten plechtigheid gehouden die rechtstreeks werd uitgezonden door de NOS. Daarna werd Mulisch vanaf zijn geliefde huis aan de Leidsekade, over de Prinsengracht en de Amstel naar Zorgvlied gevaren voor de begrafenis.
Prijzen en onderscheidingen
- De belangrijkste prijzen die Mulisch ontving waren:
- De Reina Prinsen Geerligsprijs (1951, voor Archibald Strohalm)
- De Bijenkorf Literatuurprijs (1957, voor Het Zwarte Licht)
- De Vijverbergprijs (1963, voor De Zaak 40/61)
- Constantijn Huygensprijs (1977, voor het hele oeuvre)
- P.C. Hooft-prijs (1977, voor het hele oeuvre)
- Multatuliprijs door gemeente Amsterdam (1993, voor De Ontdekking van de Hemel)
- Prijs der Nederlandse Letteren (1995)
- Libris Literatuur Prijs (1999, voor De Procedure)