H. Colijn - levensloop in jaartallen
Hendrikus Colijn (1869-1944) is een omstreden politicus. Aan de ene kant was hij – zeker in zijn tijd – populair en voor velen de sterke man die Nederland nodig had en de politicus die de NSB de wind uit de zeilen nam. Aan de andere kant werd hem zijn berustende houding in het eerste oorlogsjaar kwalijk genomen en werd hij, vooral na de oorlog, verguisd om zijn harde bezuinigingspolitiek. Ook zijn optreden als KNIL-militair is (later) veroordeeld.
Jonge jaren
1869
Hendrikus Colijn wordt op 22 juni geboren als zoon van Antonie Colijn en Anna Verkuyl in Burgerveen, nu gemeente Haarlemmermeer. Vader is boer – een van de pioniers die de Haarlemmermeer (drooggevallen in 1852) in cultuur brachten. Hendrikus groeit op in een orthodox-calvinistische familie die zich in de jaren 1830 had aangesloten bij de
Afscheidingsbeweging waaruit de gereformeerde kerken zijn voortgekomen. Aanvankelijk kiest Hendrikus voor een
loopbaan in het onderwijs – hij volgt een opleiding aan de christelijke kweekschool te Nieuw-Vennep en wordt volontair op een school in Nieuw-Vennep. Maar na een jaar heeft hij er genoeg van.
1886
Hij begint aan een
militaire loopbaan – iets wat hij altijd al had geambieerd. Meldt zich bij het instructiebataljon in Kampen. Van 1890 tot 1892 volgt hij er een officiersopleiding.
Militaire loopbaan in Nederlands-Indië
1893
Tweede luitenant Colijn is klaar om, als KNIL-militair, naar Nederlands-Indië te vertrekken. In dat jaar komt hij, na een periode dat zijn gereformeerde achtergrond weinig voor hem betekende, tot een bekering; zo wordt zijn gereformeerde overtuiging hem tot belangrijkste inspiratiebron. Op 18 juli treedt hij in het
huwelijk met zijn nicht Helena Groenenberg. In september vertrekt het echtpaar Colijn naar Nederlands-Indië.
1894
Tweede luitenant Colijn vertrekt voor een
militaire expeditie naar het eiland Lombok, tot dan een onderdeel van het Balinese rijk. Na een korte maar hevige strijd, waarbij ook veel bugerslachtoffers vallen, geeft de vorst van Lombok zich over en het eiland wordt gepacificeerd (zoals dat genoemd wordt). Wegens dapperheid ontvangt Colijn de
militaire Willemsorde vierde klas. De jonge officier had ook blijk gegeven van zijn leiderskwaliteiten.
1895
Hij geeft zich op voor dienst in Atjeh, een sultanaat op Noord-Sumatra, waar Nederland al sinds een twintigtal jaren probeerde de soevereiniteit te verwerven. In de tijd dat Colijn er arriveert worden de militaire acties van het Koninklijk Nederlands Indisch Leger (KNIL) daar geleid door J.B. van Heutsz, die in 1894 bevorderd was tot luitenant-kolonel.
1896
De strijd van het KNIL heeft zich ontwikkeld tot een conta-guerrilla, waarbij het weinig zachtzinnig toegaat.
Adjudant van Van Heutz
1901
Colijn heeft behalve van militaire ook van bestuurlijke kwaliteiten blijk gegeven. Hij wordt bevorderd tot kapitein en vervolgens aangesteld als adjudant van Van Heutsz die gouverneur van Atjeh was geworden. Hij krijgt het commando bij mobile acties van het KNIL en functioneert als officier met een bestuurlijke taak.
1902
Als tijdelijk commandant en gezaghebber in een bestuursgebied aan de oostkust van Atjeh betoont Colijn inzicht en moed en hij wordt bevorderd tot
ridder derde klas in de militaire Willemsorde.
1903
De sultan van Atjeh geeft zich over aan Van Heutsz..
1904
Van Heutz wordt Gouverneur-Generaal van Nederlands-Indië. Colijn blijft en reist in die functie over de gehele archipel. Hij houdt toezicht op het bestuur ter plaatse en doet voorstellen voor verbetering ervan. Zij aanzien stijgt en met verlof in Nederland wordt hij ontvangen door koningin Wilhelmina.
Politicus
1907
Colijn komt vanwege zijn verdiensten op bestuurlijk gebied in burgerdienst bij het gouvernement van Nederlands-Indië. Hij reist door de gehele archipel. Een beschouwing over zijn werkzaamheden heeft hij gegeven in de nota
Politiek beleid en bestuurszorg in de Buitenbezittingen (Batavia 1907).
1909
Wegens zijn verkiezing tot
lid van de Tweede Kamer voor de Anti-Revolutionaire Partij (AR / ARP) komt er een einde aan Colijns Indische loopbaan. (Al voor zijn vertrek naar Indië was hij actief geworden in AR- kring; hij schreef artikelen voor het AR-dagblad
De Standaard en correspondeerde met christelijke politici.) Hij trad daarmee in het voetspoor van AR-politicus A.W.F. Idenburg (minister van koloniën in 1908 en Gouverneur-Generaal in 1909 als opvolger van Van Heutsz), die ook officier in Atjeh was geweest.
1911
In verband met een kabinetscrisis wordt Colijn onverwacht snel
minister van Oorlog (beëdiging op 4 januari 1911) in het kabinet Heemskerk. Hij gaat voortvarend te werk, voert veranderingen en bezuinigingen door.
1912
Na het aftreden van de minister van Marine, neemt Colijn ook het ministerie van Marine erbij.
1913
Bij de kamerverkiezingen verliest de christelijke coalitie de meerderheid. Het kabinet treedt af.
In dienst van ‘de Koninklijke’ (Shell)
1914
Colijn komt in dienst van de Koninklijke Maatschappij tot Exploitatie van Petroleumbronnen in Nederlandsch-Indië (later Shell). De functie verschaft hem een vermogen. Vijf maanden na zijn aantreden begint de Eerste Wereldoorlog. In de periode 15-9-1914 t/m 10-11-1920 is hij
lid van de Eerste Kamer voor de ARP.
1918
Tijdens de oorlog heeft Colijn er blijk van gegeven dat hij met succes een multinational kan besturen in moeilijke tijden.
1920
Hij wordt, na het overlijden van A. Kuyper zowel partijleider van de ARP als
directeur van de ‘Koninklijke’ in Londen. Die combinatie geeft aanleiding tot kritiek en conflicten.
Partijleider van de ARP
1922
Hij legt zijn functie als directeur van de ´Koninklijke´ neer. In de loop van het jaar neemt hij binnen de ARP meerdere functies over die door Kuyper waren bekleed. Hij doet zijn intrede in de Tweede Kamer en wordt daar meteen voorzitter van de antirevolutionaire Kamerclub (fractie) en bevestigt zo zijn leiderschap van de partij.
1923
Colijn treedt aan als
minister van financiën. In zijn eerste miljoenennota kondigt hij vergaande bezuinigingen aan; zijn naam zou voor altijd verbonden blijven met strenge bezuinigingspolitiek. Ook pleit hij voor bezuiniging op defensie, maar inclusief een ingrijpende uitbreiding van de vloot.
1925
Internationale economische opleving doet een conjunctureel herstel ontstaan. Er is een ruim batig saldo op de begroting en onder leiding van Colijn keert Nederland, samen met o.a. Groot-Brittannië, terug naar de 'gouden standaard'. In verband met de Kamerverkiezingen verschijnt dit jaar het bekende affiche waarop de AR-voorman staat afgebeeld als ´s lands stuurman aan het roer. Hoewel de ARP een verlies leidt bij de verkiezingen, wordt Colijn wel informateur. Vooral dankzij steun van de Rooms-Katholieke Staatspartij (RKPS) slaagt hij er in een nieuw kabinet te vormen, waarin hijzelf als minister van financiën optreedt:
het eerste kabinet Colijn. Al na drie maanden komt dit echter ten val - in november 1925 - na de ´nacht van
Kersten´ (coalitiegenoot CHU - Christelijke Historische Unie - steunt een amendement ingediend door de SGP dat voorziet in de afschaffing van het Nederlandse gezantschap in Vaticaanstad - een amendement dat Colijn had afgewezen).
1926
Colijn weer
lid van de Eerst Kamer.
1927
Vanwege zijn ervaring in het internationale bedrijfsleven en zijn betrokkenheid bij het werk van de Volkenbond wordt Colijn door de Nederlandse regering verzocht om toe te treden tot de Nederlandse delegatie naar de Internationale Economische Conferentie die in Genève wordt gehouden. Hij brengt het daar tot voorzitter van twee commissies van uitwerking, maar uiteindelijk is de conferentie weinig succesvol.
1929
Zijn ambitie om Gouverneur-Generaal van Nederlands-Indië te worden, wordt niet verwezenlijkt. Hij aanvaardt het
voorzitterschap van de Zuiderzeeraad als opvolger van ir. C. Lely. De drooglegging van de Wieringermeer en de aanleg van de Afsluitdijk worden onder zijn bestuur, resp. in 1930 en 1932, voltooid. (In 1935 zet hij zich in voor het besluit te komen tot inpoldering van wat de Noordoost-Polder zou worden.) Ook wordt hij in dit jaar lid van de Tweede Kamer en voorzitter van de AR-fractie.
Een tijd van crisis
1930
Ondanks het uitblijven van succes in Geneve (zie 1927) is er (in ieder geval in eigen kring) grote waardering voor Colijns activiteiten: hij ontvangt aan de VU een eredoctoraat in de rechtsgeleerdheid. Zijn promotor is de hoogleraar economie P.A. Diepenhorst; hij ontvangt het doctoraat dan ook vanwege zijn kennis en beleid op het gebied van de economische wetenschap. Ook grijpt in die tijd de economische wereldcrisis om zich heen. Voor velen is Colijn in die situatie de doortastende politicus die het roer (weer) in handen moet nemen. Als het zover is (zie 1933), wordt hij voor velen de meedogenloze politicus van de bezuinigingspolitiek, die over de ruggen van ambtenaren – om de overheidsuitgaven te beperken bezuinigt hij op de ambtenarensalarissen - en werklozen de financiën van de Overheid op orde probeert te houden. Zijn verlaging van de steun aan werklozen leidt op 4 juli 1934 tot het Jordaanoproer waarbij vijf doden vallen.
1933
In februari van ’33 vindt de muiterij op het oorlogsschip De Zeven Provinciën plaats. De verkiezingen twee maanden later staan daarmee in het teken van gezagshandhaving. Colijn (dan nog fractievoorzitter van de ARP) werpt zich op als man van de harde lijn. De ARP wint twee zetels; Colijn wordt kabinetsformateur. Hij formeert het extra-parlementaire centrumrechtse
tweede kabinet Colijn. Hij wordt zelf minister van Koloniën en eerste minister. In de periode 1933-1939 zouden er totaal vier kabinetten optreden onder zijn leiding. Het beleid wordt gekenmerkt door het handhaven van de gouden standaard (en daarmee van ‘de harde gulden’) en het streven naar een sluitende begroting.
1935
Aantreden van het
derde kabinet Colijn (’35-’37). Het is in feite een voortzetting van het tweede kabinet, in iets gewijzigde vorm. In deze periode nemen de internationale spanningen toe.
1936
Als in het najaar Nederland tenslotte het enige land is dat de gouden standaard blijft handhaven, zie het zittende kabinet Colijn zich gedwongen die toch ook los te laten.
Oorlogsdreiging
1936 is ook het jaar van Colijns bekende uitspraak, tijdens een radiorede, “Ga maar rustig slapen”. Hij hield die rede naar aanleiding van de Duitse bezetting van het Rijnland waardoor dienstplichtigen langer in dienst moesten blijven – en er de nodige onrust ontstond in het land. (Later is vaak ten onrechte beweerd dat hij de uitspraak gedaan zou hebben aan de vooravond van de Duitse inval in mei 1940).
1937
In de tijd dat in Italië en Duitsland fascisme respectievelijk nationaal-socialisme aan de macht is en in Rusland het communisme heerst, neemt in Nederland de aanhang van de NSB toe. Colijn presenteert zich als alternatief. Het werkt: bij de verkiezingen van 1937 valt de NSB terug naar 4,2 %.van de stemmen (was 7% in 1935).
1938
Tijdens het optreden van het
vierde kabinet Colijn (1937-1939) wordt in 1938 aan de nationalisten in Nederlands-Indië te kennen gegeven dat er, wat Nederland betreft, geen sprake kan zijn van grotere staatkundige zelfstandigheid van de kolonie in de Oost. Het vierde kabinet steunt op een parlementaire meerderheid van RKSP, ARP en CHU. De financieel-economische problemen beheersen het beleid. Daarnaast zijn er toenemende internationale spanningen en de dreiging van oorlog. De onenigheid over het sociaal-economische beleid, met name met de ministers van RKPS-huize, leidt uiteindelijk tot de val van het kabinet in 1939.
1939
Colijn vormt (zonder verder overleg) zijn vijfde kabinet. Op 25 juli presenteert hij het in de Tweede Kamer. Al op 27 juli wordt een motie van wantrouwen ingediend en door een grote meerderheid aanvaard.
Colijn treedt af. Een coalitiekabinet van zes partijen o.l.v. de CHU-politicus De Geer treedt aan. Colijn is met ingang van 11 augustus ambteloos burger. In oktober wordt hij
voor de ARP lid van de Eerste Kamer.
Tweede Wereldoorlog
1940
Op verzoek van
koningin Wilhelmina staat Colijn haar in deze spannende tijd als adviseur terzijde. Hij blijft overtuigd van de mogelijkheid de neutraliteit van Nederland te kunnen handhaven; vanuit Duitsland verwacht hij geen aanval. Als de Duitsers op 10 mei ons lang toch binnen vallen, is hij geschokt en bovendien zeer ontstemd over de vlucht van de koningin naar Engeland. In juli van dat jaar verschijnt zijn (beroemde/beruchte) brochure
Op de grens van twee werelden. Hij spreekt daarin de verwachting uit dat Duitsland Europa blijvend zal overheersen en pleit voor berusting; in die situatie moet zijns inziens worden geprobeerd een zo groot mogelijke zelfstandigheid te verwerven. Veel Nederlanders, inclusief partijgenoten, beschouwen de brochure als verraad aan de wettige regering in Londen. Maar Colijn wil wel trouw aan de Oranje-monarchie blijven en kan en wil daarom niet samenwerken met het Duitse gezag. Op een massa-vergadering van AR-aanhangers in september neemt hij publiekelijk afstand van zijn omstreden brochure. Nog altijd is Colijn een man met groot gezag en veel aanhang in Nederland. Voor de Duitsers is hij daarmee in een potentieel gevaar en hij wordt geïnterneerd in een hotel in Valkenburg, waar zijn vrouw zich bij hem voegt.
1941
Colijn wordt door de Duitsers beschuldigd van spionage voor Engeland vanaf de Eerste Wereldoorlog tot 1940 en voor verhoor naar Berlijn gebracht. Dat levert niets op. Vanuit Berlijn wordt hij naar een hotel in het Thuringerwoud verbannen, waar hij, geïsoleerd van Nederland, zijn tijd doorbrengt. Zijn vrouw voegt zich bij hem.
1944
Op 18 september 1944
overlijdt hij in Duitsland na een hartaanval.
1947
Op 5 juni 1947 wordt het stoffelijk overschot herbegraven in Den Haag.