Brabantse poffer een muts van omvang
Elke provincie, streek, stad of dorp heeft dikwijls zijn eigen specialiteiten. Vaak is dat op het gebied van gerechten of versnaperingen maar ook zijn producten soms aan een bepaalde plek gebonden vanwege traditie of dat de grondstoffen ooit op die plek ruim voorhanden waren. In het verleden bestonden de specialiteiten vaak uit verschillende kleding of heel aparte kledingstukken. In Brabant was dat eertijds de zogenaamde poffer die vooral op zondag werd gedragen in de streek van de Meierij van 's-'s-Hertogenbosch.
Brabantse poffer vooral voor kapitaalkrachtigen
Een Brabantse poffer is een grote witte tulen damesmuts die rijkelijk is versierd met een kanten afwerking. De muts is ontstaan uit een paske wat een strook stof was die versierd werd met linten en soms met bloemen en veren en over een witte muts werd gedragen. Later breidde het lint met versiering uit en werd de muts alsmaar groter. Het maken van een dergelijk model kostte wel zestig uur. Door de dure stof en het maakloon konden zich alleen rijke boeren, de middenstand en bijvoorbeeld de vrouw van de burgemeester zo´n model veroorloven. De kant die gebruikt werd was meestal gekocht van een
marskramer die in het voorjaar langs de deur kwam.
De muts was overal verschillend
Een poffer was een belangrijk onderdeel van de Noord-Brabantse klederdracht en kwam vooral voor in de Meierij van 's-Hertogenbosch. De muts werd veelal gedragen op zondagen, feestdagen en bij speciale gelegenheden. De poffer was van gebied tot gebied verschillend waardoor kenners precies wisten waar de vrouwen vandaan kwamen. Ieder dorp in Brabant had mutsenmaaksters met een eigen ontwerp voor de poffer. Ook kon de status van de draagster worden afgelezen aan de wijze waarop de poffer was versierd.
Ontstaan, als statussymbool, grootste omvang en verdwijnen van de poffer
De poffer is in het midden van de negentiende eeuw ontstaan. De bloeiperiode van de muts was van 1870 tot 1940 hoewel ze sporadische nog werden gedragen tot ongeveer 1960. Tegelijk met het welvarender worden van Brabant werden de poffers alsmaar groter en steeds meer een
statussymbool. Omstreeks 1920 bereikte de muts haar grootste omvang. Maar ongeveer op datzelfde moment droegen modebewuste dames hem al niet meer. Na 1940 kwam de poffer nauwelijks nog de lade of pofferdoos uit en in 1950 was het helemaal afgelopen met het dragen van de Brabantse poffer op een enkele oudere traditioneel ingestelde boerin na.
Geschilderd door Vincent van Gogh
Enkele volkenkundige musea bezitten een aantal Brabantse poffers en sommige Noord-Brabantse musea zijn er zelfs in gespecialiseerd. Tegenwoordig wordt de poffer alleen nog gedragen op
folkloristisch getinte feesten zoals boerenbruiloften. Tijdens die gelegenheden is de muts een opvallend object omdat velen er nog nooit een hebben gezien. Temeer valt de poffer op door zijn hagelwitte tint terwijl de kleding die erbij gedragen wordt meestal statig zwart is zonder opsmuk zoals bij veel andere klederdrachten. De poffer is ook regelmatig in de
kunst afgebeeld. Een bekend voorbeeld is het portret van een plattelandsvrouw uit 1885 dat geschilderd is door Vincent van Gogh. Toen de provincie Noord-Brabant in 1996 haar 200 jarig bestaan vierde werd een gedenkmunt uitgegeven waar een vrouw met een poffer op staat afgebeeld.
Musea met Brabantse poffers
In het museum De Muts in Uden is een verzameling historische mutsen en poffers
uit de periode 1850 tot 1950 te bezichtigen. Ook zijn er oude gereedschappen van de vroegere mutsenmaaksters met allerlei accessoires. Daarnaast heeft het museum originele Brabantse
klederdrachten en verder zijn er doopkleding, communiekleding en allerlei hoedjes en haarspelden te zien. Het museum verzorgt rondleidingen waarbij al die zaken worden toegelicht. Zo’n rondleiding duurt ongeveer anderhalf uur. Een ander museum dat geheel is gespecialiseerd in poffers is Museum van Brabantse Mutsen dat gevestigd is in het Sint-Paulusgasthuis in Sint Oedenrode.
Extra versiering en opberging
In sommige streken was het gebruikelijk om de poffer te
versieren met kunstbloemetjes die op roosjes leken of op vergeet-me-nietjes. Die bloemetjes waren soms met pareltjes opgesmukt met het idee dat er dauwdruppeltjes op lagen. Maar die hoofdtooi was meestal voorbehouden aan jonggehuwden of bruidjes. Poffers werden op een speciale manier bewaard om verkleuring of verkreukelen te voorkomen. Op de bodem van een diepe lade werd blauw papier gelegd ter voorkoming van verkleuring en de diepte van de lade zorgde er voor dat de poffer niet opgevouwen hoefde te worden. Ook bestonden er wel speciale pofferdozen voor het opbergen.