Getijdenboeken als versierde handschriften met gebeden
Vóór de uitvinding van de boekdrukkunst werden boeken met de hand geschreven. Die boeken vallen onder de verzamelnaam handschriften waar ook andere met de hand vervaardigde documenten onder vallen. Een speciaal soort handschrift was het getijdenboek dat in de middeleeuwen een belangrijke positie innam in de beleving van het geloof. In een getijdenboek stonden gebeden die op bepaalde tijden van de dag werden gebeden door leken. Priesters en monniken hadden andere gebedenboeken zoals het brevier. Getijdenboeken waren daarom niet in het Latijn maar in de landstaal geschreven.
Getijdenboeken met gebeden voor allerlei doelen
Getijdenboeken hadden een vast aantal onderdelen te beginnen met een eeuwigdurende
kalender met de feesten van de heiligen en andere kerkelijke feesten. Ook een vast onderdeel was een gebedscyclus die geheel gewijd was aan Maria. En als vast onderdeel waren in een getijdenboek zeven boetepsalmen opgenomen. De boetepsalmen waren bedoeld om boete te doen door de gelovigen voor al het kwaad dat ze hadden gedaan. Meestal bestond het laatste onderdeel van het getijdenboek uit gebeden om te bidden voor een overledene. Naast de vaste onderdelen konden de boeken ook gewoon gebeden bevatten voor allerlei doelen zoals bidden om mooi weer, voor genezing van een zieke of gebeden ter aanbidding van bepaalde heiligen.
Niet alleen priesters en kloosterlingen maar ook gewone mensen dichter bij God
Het oudste getijdenboek dateert uit de elfde eeuw maar de
boeken ontstonden vooral vanaf de dertiende eeuw en waren zeer populair in de vijftiende eeuw. Dat was de tijd waarin het geloof niet alleen meer een zaak van priesters en kloosterlingen was maar ook leken wilden zich steeds meer met het gebed bezighouden. De gewone mensen wilden ook dichter bij God komen en een plekje in de hemel bereiken.
Afgeleid van brevier
Getijdenboeken waren ingedeeld in gebedsstonden zoals ook het brevier dat door kloosterlingen werd gebruikt voor gebeden. De indeling van het brevier betreft acht gebedsstonden met tussen elke stonde ongeveer drie uur te beginnen in de vroege ochtend en eindigend voor het slapengaan:
- Metten
- Lauden
- Priem
- Terts
- Sext
- None
- Vespers
- Completen
Versierde handschriften als statussymbool
Getijdenboeken werden aanvankelijk vooral gemaakt in opdracht van vorstenhuizen en rijke adel. Maar bij het stijgen van de welvaart, aan het einde van de veertiende eeuw, kon ook de rijke burgerij zich een getijdenboek veroorloven. Het boek werd zelfs een
statussymbool en door het grote succes werd de vervaardiging niet louter meer in opdracht uitgevoerd maar ook voor de vrije verkoop.
Bron: Republica, Pixabay Bron: Hans, Pixabay
Verluchtigd met decoraties en miniaturen
Naargelang de smaak en rijkdom van de opdrachtgever werden getijdenboeken
verluchtigd. Soms waren de versieringen eenvoudig maar ook kwamen zeer weelderige decoraties en miniaturen voor. Het verluchtigen gebeurde dikwijls met religieuze onderwerpen met scenes uit het leven van Jezus zoals ook de lijdenstijd. Maar ook met prachtige
sierranden waarin bloemen,
vlinders, vogels en vruchten waren verwerkt. Zeer bekende miniaturisten uit de tijd van Filips de Stoute zijn de uit Nijmegen afkomstige gebroeders Van Limburg die later ook manuscripten illustreerden voor de Hertog van Berry.
Simon Bening en einde van het verluchtigen
Bekende Vlaamse miniaturisten zijn Gerard Horenbout en Simon Bening. Vooral Bening was zeer succesvol als maker van getijdenboeken en had opdrachtgevers zoals keizer Karel V, koning Ferdinand van Portugal, kardinaal Albrecht van Brandenburg en Mencia de Mendoza. Maar tegen het midden van de zestiende eeuw was Bening slechts nog de enige Vlaamse boekverluchter en zijn overlijden in 1561 wordt beschouwd als het eindpunt van de boekverluchting. Veel van zijn getijdenboeken zijn bewaard gebleven met als belangrijksten het Da Costa-Getijdenboek, het Beatty-Rosarium, het gebedenboek van Albrecht van Brandenburg, het Hennessy-getijdenboek en het Golfbook.