Tien tips om een mooi sinterklaasgedicht te maken
Voor de een is het een eitje, maar voor de ander een noodzakelijk kwaad of een regelrechte marteling: het sinterklaasgedicht. Daarom komen hier tien tips om een mooi gedicht te maken.
Zorg dat je wat te vertellen hebt
Niemand wordt blij van een half kantje geneuzel in de rondte. Bedenk daarom van tevoren wat je wilt zeggen. Dit kan heel simpel zijn: een hint naar het cadeau, een spannend avontuur van de Sint of iets over de persoon die het cadeau krijgt. Maar bedenk wel dat dit gedicht een uitstekende kans is om iemand ergens mee te pakken. Een leuke stommiteit kan je zo weer zes regels verder helpen! Of een slechte eigenschap, iets waar je iemand al vaker mee plaagt of een nieuwe liefde. Denk er wel om dat het gezellig moet blijven; plagen mag, maar tot op zekere hoogte!
Bijvoorbeeld:
Beste Jolanda, kijk toch eens uit!
Midden in de supermarkt, plat op je snuit.
Piet schrok zich werkelijk een ongeluk,
Gelukkig was er deze keer eens niet iets stuk
Schrijf een zin pas op als je een rijmwoord hebt gevonden
Als je een prachtige zin hebt bedacht en al hebt opgeschreven, is het jammer als daar een regel op volgt die nergens op slaat, maar wel rijmt. Schrijf daarom pas een zin op als je al een geschikt rijmwoord weet voor de volgende regel. Zo bedenk je je gedicht per tweetal regels. Je hoeft nog niet precies de tweede regel geformuleerd te hebben, want tegen die tijd ben je je eerste regel al weer kwijt, maar als je al een geschikt rijmwoord hebt ben je al een heel eind.
Bijvoorbeeld:
Jolanda is dol op chocola,
Maar ze lust ook graag hopjesvla.
Die tweede regel is erg jammer, gewoon omdat het nergens op slaat. Bedenk daarom hoeveel rijmwoorden je hebt op ‘chocola’ Dat zijn la, vla, ga, ma, sla. Ga voor jezelf na of je hier wat mee kunt. Denk je van niet, formuleer de eerste regel dan anders:
Bijvoorbeeld:
Chocola is voor Jolanda een lekkernij
(rijmwoorden: blij, zij, hij, rij, wij, enz.)
Waarschijnlijk maakt Piet haar dan nu wel blij
Eet je nu niet helemaal te pletter
Van deze overheerlijke chocolade…
Zorg voor een ritme
Een gedicht moet lekker lopen. Dat kan alleen als er een ritme in de regels zit. Dit kan soms best moeilijk zijn. Lees daarom de regels voor aan jezelf en ga dan na of het goed klinkt. Soms moet je wat lettergrepen toevoegen of weghalen. Toevoegen is vaak makkelijk door bijvoorbeeld woorden als zo, dus, toen, daarom etc. toe te voegen. Toch is het vaak zo dat er meerdere lettergrepen toegevoegd moeten worden. Het helpt vaak al goed als je probeert de regels ongeveer even lang te maken, of uit een gelijk aantal woorden te laten bestaan. Toch zegt dit niet altijd alles, lees daarom het gedicht goed door en puzzel wat met de woorden.
Bijvoorbeeld:
Pepernoten lust ik graag
Ze zijn alleen niet zo heel erg goed voor mijn maag
Want als ik er te veel van eet krijg ik enorme buikpijn
En dat is niet fijn
Om dit lekkerder te laten lopen kun je hier en daar wat woorden toevoegen en weghalen:
Bijvoorbeeld:
Pepernoten lust ik erg graag
Helaas zijn ze niet goed voor mijn maag
Eet ik te veel, krijg ik enorme buikpijn
En dat vind ik beslist niet fijn.
Liever te kort dan te lang
Je kunt beter een kort maar krachtig gedicht hebben van zo’n tien regels dan anderhalf kantje waar kop nog kont aan zit. Stop dus als je gezegd hebt, wat je gezegd wilde hebben. Dan begint het gedicht ook niet te vervelen. Je kunt het gedicht wel langer laten lijken door groter te schrijven of door het gedicht onder te verdelen in strofen.
Je hoeft niet te dichten
Een sinterklaasgedicht hoeft geen diepzinnig stukje poëzie te zijn. Je hoeft daarom je taalgebruik niet aan te passen. Houd het algemeen en gebruik geen moeilijkere woorden dan je normaal gebruikt. Bovendien is het vaak ook makkelijker om een rijmwoord te vinden op een simpel woord.
Gebruik een simpel rijmschema
Je kunt een rijmschema gebruiken dat je vroeger bij Nederlands hebt geleerd, met verschillende strofen en woorden die steeds weer terug komen, je kunt alliteratie gebruiken of klankrijm per drie woorden in een zin, maar dit hoeft natuurlijk allemaal niet. Houd het simpel! Het makkelijkste rijmschema is AA BB enz. Dit betekent dat je steeds twee regels hebt die op elkaar rijmen. Je kunt ook de ABCB gebruiken. Dit betekent dat de eerste en de derde regel niet op elkaar rijmen, maar de tweede en de vierde wel.
Voorbeeld AABB:
Sinterklaas zat op zijn paard
En had verbaasd door jouw raam gestaard
Heb je nou nog steeds oude sokken met gaten!
Daar kon Sint het niet bij laten!
Voorbeeld ABCB:
Sint keek bij jou door je raam
Maar wat zag hij nou?
Die sokken met enorme gaten!
En al je tenen blauw.
Vermijd clichés
Sint zat eens te denken, Wat hij jou dit jaar zou schenken! Deze heb je vast al iets te vaak gehoord. Probeer dit soort clichés te vermijden, hier wordt niemand blij van. Daarom een paar alternatieven om een gedicht te beginnen:
De Sint is weer gearriveerd,
Op z’n witte schimmelpeerd
De Sint is weer in ’t land verschenen,
Met een schimmel tussen zijn benen,
De Sint is weer in het land,
En heeft jouw pakje in zijn hand
Ik las laatst in de krant:
De Sint is weer in ’t land
Zie de maan schijnt door de bomen,
De Sint is weer in ’t land gekomen.
Sinterklaas Kapoentje,
Hij vindt jou wel een / echt geen oentje
Sint krabde even aan zijn baard,
Nadat hij naar jouw lijstje had gestaard.
Nadat Sint zich over jouw lijstje had gebogen,
Schoten de tranen in zijn ogen!
Een origineel begin is belangrijk. Probeer iets leuks te verzinnen. Je kunt natuurlijk ook een begin gebruiken dat hierboven staat.
Zoek hulp als je vast zit
Als je een gedicht maakt, komt het vaak voor dat je even vast komt te zitten. Vraag dan hulp van iemand die in de buurt is. Een ander kan soms ineens met het goeie regeltje komen. Als je echt vast zit, helpt het soms om even iets anders te doen, of om een aantal regels de deleten en een stukje opnieuw te maken.
Als je vast zit omdat je geen rijmwoord kunt vinden, kun je een rijmwoordenboek gebruiken. Deze zijn ook veel op internet te vinden. Ook kun je proberen om de vorige regel anders te formuleren. Je kunt ook vast komen te zitten in je verhaal. Het gaat ineens helemaal niet meer de kant op die je in je hoofd had. Dan kun je het beste een aantal regels wissen en overnieuw beginnen. Er een einde aan knopen kan natuurlijk ook.
Een goed verzorgde lay-out
Een gedicht moet niet alleen mooi zijn, het moet er ook mooi uitzien. Als het mooi op papier staat, ben je al halverwege. Je kunt je gedicht met de hand schrijven. Dit is veel persoonlijker en misschien ook wel leuker. Een nadeel hiervan is dat het makkelijk is te raden wie het gedicht heeft gemaakt en je moet hierbij ook echt netjes schrijven. Als je niet zo netjes kunt schrijven, typ het gedicht dan uit. Een cursief, dus schuin, lettertype maakt dat het gedicht er mooier uitziet. Het gedicht lijkt langer als je een iets groter lettertype gebruikt. Ook staat het mooi als je het gecentreerd op de pagina zet. Begin je gedicht met ‘Lieve …. ‘of ‘Beste …’ en eindig met ‘Groeten van Sint en Piet’, of ‘Van Sinterklaas’. Als er zorg en aandacht aan de opmaak en de lay-out van het gedicht is besteed, zal het gedicht zelf dat ook krijgen.
Humor!
In een goed gedicht zitten altijd wel een of twee grappen. Een beetje humor maakt het gedicht leuk en maakt de avond gezellig. Maak er wat leuks van!
Nu weet je hoe je een gedicht maken moet,
En dat lukt je vast erg goed
Na het voorlezen zeg je straks zelfvoldaan:
‘Dat heb ik helemaal zelf gedaan!’