De beschavingen van de Olmeken en de Chávin

De opkomst van de beschavingen
Zo’n 1200 jaar voor Christus ontwikkelden zich in Amerika tegelijkertijd twee grote beschavingen. Dit waren de Olmeekse beschaving en de Chávin-beschaving.De Olmeekse beschaving
De Olmeekse beschaving ontstond in een zuidelijk deel van Mexico in de dalen Tabasco en Veracruz. Hiermee was het de eerste beschaving in Noord-Amerika. Rond 1500 voor Christus woonden er al Olmeken aan de kust van de golf van Mexico, waar later de beschaving tot ontwikkeling kwam. De bevolking bestond toen nog uit jager-verzamelaars. Langzamerhand begonnen ze echter landbouw te bedrijven, waardoor het mogelijk werd om met meer mensen op één plek te blijven wonen. Hierdoor ontstonden er verschillende dorpen, die langzaam groter werden en uitgroeiden tot steden. Rond 1200 voor Christus brak hiermee de bloeitijd van de Olmeekse beschaving aan. Rond 1100 voor Christus bouwden de Olmeken een groot religieus en ceremonieel centrum in San Lorenzo dat aan de kust van de golf van Mexico lag. Toch was San Lorenzo niet de belangrijkste plaats voor de Olmeken. Dat was de stad La Venta, die op een eiland voor de kust van Mexico lag. Vanaf ongeveer 1000 voor Christus werd La Venta een belangrijke stad en dit bleef het ook eeuwenlang.
De Chávin-beschaving
In dezelfde tijd als de opkomst van de Olmeekse beschaving, kwam aan de kust in het noorden van Peru de Chávin-beschaving tot stand. Het lijkt erop dat de Chávin een volk waren dat geen of nauwelijks geweld gebruikte en geen oorlog voerde. Het gebied waar ze woonden breidden ze waarschijnlijk op een vredige manier uit. Ook dit volk begon als jager-verzamelaar, waarna ze overgingen op landbouw waardoor zich steden ontwikkelden. De bloeitijd van deze beschaving begon eveneens rond 1200 voor Christus. De Chávin bouwden net als de Olmeken een groot religieus en politiek centrum dat Chávin de Huántar genoemd wordt en dat in de gelijknamige stad lag. Deze stad bloeide in de periode van 850 tot 200 voor Christus.
De cultuur van de Olmeken en de Chávin
Beide volkeren bouwden in hun bloeitijd grote religieuze centra die belangrijke plaatsen werden. De belangrijkste van de Chávin-bevolking was het Chávin de Huántar centrum met als middelpunt een grote tempel. Deze tempel bestond uit verschillende hoogtes en delen die onderling met elkaar verbonden waren door middel van trappen. Om de tempel heen lagen weer vele andere vertrekken. Van de bouwwerken van de Chávin zijn verscheidene ruïnes bewaard gebleven die nu nog te bezoeken zijn. De Olmeken bouwden vele piramides als tempels met grote trappen die ze maakten van aarde. Op deze tempelpiramides hielden ze religieuze ceremonies. Er waren veel afbeeldingen van dieren op de tempels te vinden. Ook maakten ze beelden, waarvan de grote hoofden van steen die ze maakten het bekendst zijn. Van deze beelden, die soms een paar meter hoog waren, zijn er nog enkele overgebleven. De meeste zijn verloren gegaan. De Olmeken maakten ook veel kleinere beelden van materialen als klei en jade. De jaguar was een belangrijk dier voor de bevolking van de Olmeken. Er zijn beelden, maskers en afbeeldingen gevonden van jaguars of wezens die half jaguar en half mens waren. De jaguar was ook voor de Chávin een belangrijk dier. Hij kwam veel terug in de kunst die ze maakten, bijvoorbeeld in beelden. Naast jaguars werden ook arenden en slangen door dit volk vereerd. Behalve beelden maakten ze ook potten en kruiken van aardewerk. Zowel de Olmeken als de Chávin deden aan landbouw en vulden hun menu aan met vis. Van de Olmeken is bekend dat ze verder ook veel handel dreven. De stad La Venta was een belangrijke plaats voor de handel. Van de Olmeken zijn ook verschillende tekens gevonden, wat er op wijst dat zij al een schrift hadden. De Maya’s ontwikkelden dit schrift later verder. De Chávin hadden een irrigatiesysteem ontwikkeld wat de landbouw bevorderde. Ze verbouwden bijvoorbeeld aardappelen en knollen. Verder waren zij in staat metaal te bewerken.De ondergang van de beschavingen
De OlmekenWat de precieze oorzaken zijn van de ondergang van de Olmeekse beschaving, is niet bekend. Wat wel bekend is, is dat al rond 700 voor Christus de Olmeekse bevolking wegtrekt uit San Lorenzo. Een paar eeuwen later, tussen 400 en 300 voor Christus, wordt ook de belangrijke stad La Venta verlaten. La Venta wordt verwoest en de Maya’s, die zich gevestigd hebben op het Mexicaanse schiereiland Yucatán, en de Zapoteken, nemen het rijk van de Olmeken in. Rond 300 voor Christus komt er hiermee een eind aan de beschaving van de Olmeken.
De Chávin
De Chávin- beschaving ging ongeveer in dezelfde periode ten onder als die van de Olmeken. Ook hiervan zijn de redenen niet vastgesteld, hoewel het er op lijkt dat er tussen 500 en 300 voor Christus onrust ontstond in het rijk. Verschillende belangrijke plaatsen werden door dit volk eveneens verlaten. Rond 200 voor Christus kwam er zo ook een einde aan de Chávin-beschaving. Twee vroege grote beschavingen in het Amerikaanse werelddeel kwamen in dezelfde periode tot ontwikkeling, hadden een cultuur met overeenkomsten maar ook verschillen, en raakten uiteindelijk rond dezelfde tijd in verval.