Heeft de kabouter echt bestaan?
Iedereen weet dat kabouters klein zijn, een rode puntmuts dragen en een leren schortje voor hebben. En ze kunnen heel hard werken. Maar bestaan ze ook echt? Hebben ze in het verleden in ons midden vertoefd? En doen ze dat nog steeds? Sommige mensen zijn er heilig van overtuigd. Een ding is zeker: kabouters spelen in alle Europese culturen een rol. Dus is er wellicht toch iets van waar dat ze in het verborgene hun noeste werk doen. Om de oorsprong van het geloof in 'aardmannetjes' te weten te komen, moet men ver terug in de geschiedenis.
Inhoud
De tuinkabouter: een monument van beschaving
De kabouter is een
mythologisch wezen, een sprookjesfiguur. Zo heeft vrijwel iedereen dat van jongs af aan geleerd. Het geloof in kabouters is net zo hardnekkig als het geloof in
engelen en duivels. In andere landen worden kabouters
kobolde (Duitsland) of
domovoj (Rusland) genoemd. Ze hebben met elkaar gemeen dat ze klein zijn en vrijwel onzichtbaar hun werk doen.
Kobold /
Bron: JNL, Wikimedia Commons (FAL) Herinnering
In de Nederlandse tuinen staat hier en daar een monumentje ter ere van hen: de
tuinkabouter. Weinigen weten dat dit monument wel eens een herinnering zou kunnen zijn aan het eerste beschaafde volk dat een bezoek bracht aan de noordelijke streken van Europa. En dat het begrip 'kabouter' een relict is uit verloren beschavingen en plaatsen.
Zijn kabouters geesten van overledenen?
Hardnekkig is ook het geloof dat kabouters, of de boosaardige kobolds, graag in de buurt van mensen vertoeven en voor een fooi allerlei karweitjes opknappen. Ook zouden ze over
bovennatuurlijke krachten beschikken. Er zijn zelfs verhalen bekend dat het de geesten van overleden voorouders zijn. Pesten en andere kwaadaardige maniertjes zijn hen evenmin vreemd wanneer iets uit de mensenwereld hen niet zint. Naar verluidt stoten ze dan bizarre geluiden uit, maken mensenspullen zoek en gedragen zich als kwelgeesten, ook in de
dromen van mensen (nachtmerries).
Kerstman
Verder zijn kabouters in verband gebracht met de kerstman. Waar komen al die buitenissige verhalen toch vandaan? Kennelijk zitten ze collectief stevig verankerd in de menselijke genen. Iedereen wil immers diep in zijn hart best graag geloven dat kabouters nog steeds bestaan. Het heeft iets
romantisch.
Geschiedenis
Men moet ver terug in de geschiedenis om de oorsprong van het huidige geloof in ‘aardmannetjes’ te achterhalen. Volgens een overlevering waren kabouters de vroegere bewoners van Kreta. Pakweg 3500 jaar geleden vormde dat eiland een rijk in het oostelijke Middellandse Zeegebied. De Kretenzers hadden een schrift dat ouder is dan het Latijn en het Grieks. Het was een hoogstaande beschaving met een bloeiende economie. Ook beschikten de eilanders over waterleiding en toiletten in hun huizen. Er zijn gouden sieraden gevonden uit die tijd, die de ‘
minoïsche beschaving’ (ca. 3000 v.C. - ca. 1200 v.C.) wordt genoemd, naar koning Minos.
Kleine mensen
In de minoïsche periode waren de mensen veel kleiner dan nu. Dat is vast komen te staan na opgravingen en dankzij vele overleveringen. De Griekse
geograaf Strabo (64 v.C - 25 n.C.) had het 2000 jaar geleden over de dwergen van de berg Ida, ofwel de ‘Idaeïsche dactylen’. Deze kleine mensen gebruikten haken en hamertjes als gereedschap. De berg bevond zich op enkele tientallen kilometers van de hoofdstad Knossos en was een mijnbouwgebied, waar goud, koper, ijzer en andere ertsen werden gewonnen.
Bron: MrsBrown, Pixabay Mijnwerkersvolkje
De bewoners van het Middellandse Zeegebied, die sowieso al een stuk kleiner waren dan de volkeren ten noorden van de Alpen, beschouwden de ‘Idaeïsche dactylen’ als een ondermaats
mijnwerkersvolkje. In de West-Europese gebieden zou men hen indertijd beslist dwergen hebben genoemd.
Uitgeputte mijnbouwgebieden
Uiteindelijk kwijnde de ertswinning op Kreta. De ertsaders raakten uitgeput. Toch moesten er grondstoffen worden aangevoerd om de minoïsche
economie gaande te houden. De Kretenzers kozen toen om allerlei redenen niet voor ontginning van mijnbouwgronden in Afrika of verder oostwaarts, waar de Feniciërs het steeds meer voor het zeggen kregen. Aldus verkenden de Kretense mijnbouwers de noordelijke streken, waar de ‘barbaren’ woonden.
Klein gereedschap
Hun kleine gereedschap is dan ook overal aangetroffen, van de Karpaten tot ver in Polen. Hun
mijnschachten waren petieterig (minder dan een meter hoog en krap 50 centimeter breed), zoals ze tegenwoordig bijvoorbeeld nog steeds te bewonderen zijn in het Westfaalse
Ramsbecke (Duitsland).
Kabouters en barbaren
Kennelijk heeft de noordwaartse ‘volksverhuizing’ van de Kretense mijnwerkers diepe indruk gemaakt op de ‘barbaarse’ volkeren ten noorden van de Alpen. De verhalen hebben in elk geval de tand des tijds doorstaan. Als u nu een tuinkabouter in een voortuintje ziet pronken, weet dan dat het noeste werkers van weleer waren die in het verborgene (mijnen) leefden en alleen maar op zoek waren naar erts om hun eigen minoïsche economie bloeiende te houden. Vergeleken met de
barbaren – de noordelijke volkeren – waren ze beschaafd en zeer vakbekwaam. Ze mengden zich dan ook niet met het mindere volk. Het waren mijnwerkers, gastarbeiders, die na gedane arbeid liefst zo snel mogelijk weer naar huis wilden, naar de beschaafde wereld.
Lees verder