Nederlandse slavenhandelaars in de 17e en 18e eeuw

Nederlandse slavenhandelaars in de 17e en 18e eeuw In 1658 voer het Nederlandse schip de Hasselt met 271 slaven aan boord van Madagaskar naar de westkust van Sumatra. Bij aankomst bleek dat 43 slaven de reis niet hadden overleefd. Vijfentwintig jaar later, in 1683, legde het schip Hogergeest dezelfde route af met 274 slaven. Tijdens deze reis overleden maar liefst 166 slaven, zodat de schipper maar 108 stuks koopwaar, want zo sprak men over slaven, aan land kon zetten. En dat was een enorme schadepost omdat een slaaf al gauw 200 gulden opleverde. Ondanks deze verliezen ging de slavenvaart gewoon door.

Werken op de plantages

De slavenhandel was in de 16e eeuw op gang gekomen na de kolonisatie van Midden- en Zuid-Amerika. Om de kolonies zo goed mogelijk te benutten, waren veel arbeiders nodig. De koloniserende mogendheden hadden plantages aangelegd waar suikerriet, tabak, koffie en cacao verbouwd werden, producten waar in Europa veel vraag naar was. Zij dwongen de bevolking van de kolonies daarop te werken. Velen stierven door het zware werk, door honger of ziekte, en daarom besloten de Spanjaarden en Portugezen om slaven uit Afrika te halen.

Zij bouwden forten op de westkust, waarna ze de binnenlanden introkken om slaven te kopen van stamhoofden of te ruilen tegen Europese producten, zoals wapens, textiel en geweren. Ook kochten zij slaven van Arabische en Afrikaanse handelaren. Voor een volwassen man betaalden zij 40 gulden. Vrouwen en kinderen waren minder waard. Nadat de transacties afgerond waren, werden de slaven aan elkaar vastgeketend en lopend of per schip naar de forten gebracht. Daar werden zij ondergebracht in kelders, in afwachting van de reis naar Amerika.

De Hof van Zeeland

Vooral in de 18e eeuw kon het lang duren voor een schip ‘afgeslaafd’ was, zoals dat heette. Zo duurde het in 1732 vier maanden voor het Zeeuwse schip de Hof van Zeeland vol was en kon vertrekken. Tijdens het wachten braken regelmatig opstanden uit en ook overleden er slaven. Toen de Hof van Holland uiteindelijk aan de oversteek begon, waren er al twee slaven gestorven, een man en een vrouw. De vrouw had geprobeerd te vluchten en was overboord gesprongen. Daar was ze aangevallen door een haai en gedood. Tijdens de reis in de volgepropte schepen stierven verschillende slaven door gebrek aan voedsel en water, ziekten of doordat ze zelfmoord pleegden. Na aankomst op de slavenmarkten werden de slaven naakt gekeurd en als het om Portugese of Spaanse slaven ging, gebrandmerkt, zodat duidelijk was van wie ze het eigendom ze waren.

De West-Indische Compagnie

Nederland raakte rond 1600 betrokken bij de slavenhandel toen zij haar handelsgebied ging uitbreiden. De West-Indische Compagnie speelde de grootste rol in de Hollandse trans-Atlantische slavenhandel. Deze organisatie had het monopolie op de slavenvaart en bracht tussen 1621 en 1730 ongeveer 273 duizend slaven vanuit Elmina (nu in Ghana) naar Amerika. De slaven waren bestemd voor Brazilië, de kolonie die Nederland in 1637 op de Portugezen had veroverd. Toen Nederland Brazilië kwijtraakte, gingen de slaven naar Curaçao, om vandaar verder vervoerd te worden. In het begin van de 18e eeuw raakte de slavenmarkt op Curaçao in verval. Nederland had de kolonie Suriname in bezit gekregen en die werd nu het belangrijkste afzetgebied. Het drassige kustland werd ingepolderd naar Nederlands voorbeeld. Dat was zwaar werk, waarbij veel Afrikanen stierven.

In de jaren na 1730 transporteerden andere ondernemingen slaven. Tussen 1730 en 1803 vervoerden zij nog eens 257 duizend slaven. Vooral inwoners van Zeeland hielden zich ermee bezig. De Middelburgse Commercie Compagnie ondernam 113 slavenvaarten en verscheepte ruim 31.000 slaven. Omdat er ook Afrikanen gesmokkeld werden, wordt het Nederlandse aandeel geschat op 550 duizend slaven. Rond 1680 was Nederland de op één na grootste vervoerder van slaven, na Spanje.

Nageslacht van Cham

Protesten tegen de slavenvaart klonken er nauwelijks in Nederland. Enkele predikanten veroordeelden de handel in menselijke koopwaar, maar anderen juichten het juist toe. God had immers Cham, de zoon van Noach vervloekt wegens zijn houding tegenover zijn dronken vader? De inwoners van Afrika waren zijn nageslacht en hen trof deze vloek net zo goed. Een 17e eeuwse predikant schreef dat de bevolking van Afrika zich in vrijheid niet kon gedragen. ‘Maar wanneer men ze gedurig afrost en telkens zonder genade slaat, kan men veel goeds van hen verwachten’, geloofde hij. Een legitieme handel dus.

Leven op de plantages

Op de plantages stierven veel Afrikanen door het zware werk en het tropische klimaat, waarin ziekten goed konden gedijen. De slaven werkten zes dagen per week en vaak ook ’s nachts. Alleen rond de jaarwisseling kregen ze een paar vrije dagen. Op de suikerrietplantages kwamen veel Afrikanen om vanwege het gevaarlijke werk. Slaven verwondden zich tijdens het rietkappen, vielen in het rad van de molen of kwamen in de ketels terecht, waarin de suiker gekookt werd. Het overlijden van een slaaf was een schadepost voor de eigenaar, omdat de gemiddelde waarde 340 gulden was. We weten dit uit inventarislijsten van plantages die bewaard gebleven zijn. Naast beschrijvingen van gebouwen en velden bevatten die ook slavenlijsten. Zo bleek ‘oppertimmerneeger’ Trobel op suikerplantage Roosenburg 1500 gulden waard te zijn en ‘veldmeid’ Vorte Jacoba 325 gulden.

Regelmatig probeerden slaven te ontsnappen. Wie wegliep kreeg 80 zweepslagen of werd maandenlang gevangen gezet.
In de loop van de 19e eeuw verbeterde de behandeling van slaven, vooral door nieuwe slavenreglementen die moesten zorgen voor betere woon- en leefomstandigheden.

De Verenigde Oost-Indische Compagnie

Nederlandse slavenhandelaars brachten de meeste Afrikanen naar Amerika. Een klein deel van hen kwam terecht in Oost-Indiё. De Verenigde Oost-Indische Compagnie maakte gebruik van slaven op plantages op de westkust van Sumatra en Kaap de Goede Hoop. De slaven werden gekocht op Madagaskar. Aanvankelijk was het slaventransport weinig succesvol, omdat veel slaven onderweg stierven. Om dit te beperken, namen de schippers meer voedsel en water mee.

De eerste slaaf die in de Kaapkolonie aankwam, heette Abraham en hij had als verstekeling gereisd met het Nederlandse schip Malakka. Hij arriveerde op 2 maart 1653 en de eerste vijf jaar na zijn komst kwamen er nog elf slaven naar de zuidpunt van Afrika. Toen de Kaapkolonie uitbreidde, nam het aantal slaven toe tot 25 duizend in 1795. Zij werkten in de huishouding en op het land.

Batavia

Ook in Batavia nam het aantal slaven in de loop van de 17e eeuw sterk toe tot 20 duizend in 1699 (30% van de bevolking). Ze werkten in de huishouding, in de werkplaatsen van hun eigenaar of buitenshuis, waarbij ze bijvoorbeeld bloemen of brood verkochten op straat. Tussen 1700 en 1780 maakten slaven steeds 25-30% van de bevolking uit.

Op 30 mei 1719 hielden zij een parade tijdens de herdenking van de verovering van Jacatra. Dat ging niet helemaal naar de zin van de bestuurders en die verboden zulke optochten voortaan. Ook mochten slaven niet meer als groep op straathoeken en bruggen staan. In 1752 mochten zij ook niet meer op de stoep lopen, omdat ze steeds tegen Europeanen aanliepen.
Ondanks protesten verdween in de tijd dat de VOC bestond de slavenhandel niet.

Winstgevendheid

In totaal ondernamen Nederlanders ongeveer 1500 slavenvaarten. Daarnaast waren er zeker 230 tochten van smokkelaars die het monopolie van de WIC omzeilden. Erg veel geld verdienden de Nederlandse handelaren overigens niet aan de slavenhandel. In 1780 had de volledige Nederlandse handel een omvang van 300 miljoen gulden, terwijl er in de slavenhandel 600 duizend gulden omging. Economisch gezien stelde dit dus weinig voor. Wie er echt aan verdienden dat waren de scheepsbouwers, zeelieden, verzekeraars en de kredietverstrekkers. De financiële elite werd rijk doordat zij kredieten gaf aan de planters en daarbij het recht op vervoer, de verzekering en de verkoop van goederen uit de kolonies opeisten. De planters kwamen daardoor vaak diep in de schulden terecht en de kredietverstrekkers werden rijk, omdat er veel vraag was naar koloniale waren en er goede prijzen voor werden betaald.

Door de economische crisis in Suriname, waardoor veel planters failliet gingen, stortte de Nederlandse slavenhandel in het laatste kwart van de 18e eeuw in. De laatste slavenvaarten vonden plaats in 1803. Pas in 1863 werd de slavernij door Nederland afgeschaft, 30 jaar na Engeland en 15 jaar na Frankrijk.
© 2015 - 2024 Mh1903, het auteursrecht van dit artikel ligt bij de infoteur. Zonder toestemming is vermenigvuldiging verboden. Per 2021 gaat InfoNu verder als archief, artikelen worden nog maar beperkt geactualiseerd.
Gerelateerde artikelen
De WIC: slavenhandel en machtIn de Gouden Eeuw was Nederland een rijk en machtig land. Er was veel welvaart en rijkdom. Deze rijkdom had echter ook e…
De West-Indische Compagnie; Europa gaat verderIn de achttiende eeuw begonnen de landen uit Europa over de hele wereld te varen, ze beperkten zich niet alleen maar tot…
De slavenhandel vanuit NederlandDe slavenhandel vanuit NederlandIn de 17e eeuw zijn er vanuit verschillende Europese landen vele Afrikanen gedwongen om als slaaf te werken. Ook Nederla…
Suriname: de geschiedenis van Suriname en de slavernijEr zijn weinig landen waar zoveel etnische groepen wonen en samenleven als in Suriname. Dat heeft met de oudheid te make…

Kunstgeschiedenis: de oud-Griekse architectuurKunstgeschiedenis: de oud-Griekse architectuurNaast dat de Oude Grieken veel hebben bijgedragen aan onze huidige cultuur door middel van hun kunst en filosofie, is oo…
VS van Indonesië / De MinahassaDe Verenigde staten van Indonesië (1949-1950) bestonden uit zeven deelstaten (negara’s) en negen kleinere autonome gebie…
Bronnen en referenties
  • Inleidingsfoto: Christiaan Benjamin Nieuwenhuis, Wikimedia Commons (CC BY-SA-3.0)
  • Slavernij en slavenhandel bij de VOC, 16-02-2014, www.vocsite.nl/geschiedenis/slavernij.html
  • Bosman, M. (2013), Een marginale business, 13-02-2015,
  • www.historischnieuwsblad.nl/nl/artikel/.../een-marginale-business.html,
  • Monaghan, T., Oorzaak en gevolg van de slavenhandel. Etten-Leur, 2005
Mh1903 (118 artikelen)
Laatste update: 26-01-2017
Rubriek: Kunst en Cultuur
Subrubriek: Geschiedenis
Bronnen en referenties: 5
Per 2021 gaat InfoNu verder als archief. Het grote aanbod van artikelen blijft beschikbaar maar er worden geen nieuwe artikelen meer gepubliceerd en nog maar beperkt geactualiseerd, daardoor kunnen artikelen op bepaalde punten verouderd zijn. Reacties plaatsen bij artikelen is niet meer mogelijk.