De slavenhandel vanuit Nederland
In de 17e eeuw zijn er vanuit verschillende Europese landen vele Afrikanen gedwongen om als slaaf te werken. Ook Nederland heeft hierin een grote rol gespeeld, en dan met name de West-Indische Compagnie. Schepen vol slaven werden naar het Caribisch gebied vervoerd. Velen stierven onderweg al tijdens de onmenselijke reis. Degenen die de reis overleefden, wachtte een verschrikkelijk leven aan de andere kant van de oceaan.
Het gebruik van slaven
De slavernij bereikte een grote omvang in de 17e eeuw, toen verschillende koloniserende Europese landen slaven begonnen te gebruiken. Slavernij bestaat echter al veel langer. In Afrika was het al een bekend fenomeen. Toen waren het vooral krijgsgevangenen die als slaaf werden gehouden of verkocht aan bijvoorbeeld Arabische handelaren. Dit was echter op heel andere schaal dan in de 16e tot en met de 19e eeuw, toen veel Afrikanen slachtoffer werden van de slavernij door Europeanen.
De Portugezen en de Spanjaarden zijn de eersten die vanuit Europa de wereld beginnen te verkennen met hun schepen. Daarbij koloniseren ze gebieden, waar ze vervolgens mensen nodig hebben om te werken op bijvoorbeeld suikerriet- of katoenplantages. De Portugezen brengen dan ook al in de 16e eeuw slaven vanuit Afrika naar Brazilië om ze daar op de suikerrietplantages te laten werken. Ook de Spanjaarden transporteren al vroeg Afrikanen naar Amerika. Andere Europese landen nemen dit over, waaronder Nederland.
De slavenhandel en de WIC
Aan het eind van de 16e eeuw was slavernij in Nederland nog niet geaccepteerd. De bevolking stond er negatief tegenover. Dit veranderde toen het gebruik van slaven economisch gezien voordelig werd voor Nederland. Het begon in 1621 met de oprichting van de West-Indische Compagnie (WIC). De WIC werd aanvankelijk vooral ingezet om de Spanjaarden en Portugezen te bestrijden op zee. De WIC stond toen nog afwijzend tegenover de slavenhandel. Toen de WIC koloniën stichtte en gebieden voor plantages veroverde, werd dit anders. Op dat moment kwam het economische belang erbij kijken. Er waren mensen nodig om op de plantages te werken en men begon te accepteren dat hiervoor de Afrikaanse bevolking kon worden gebruikt.
Zo startte de driehoekshandel van de WIC. Vanuit de Republiek (Nederland) werden producten als textiel en ijzer in de schepen meegenomen naar Afrika om als ruilmiddel te gebruiken. Aangekomen in Afrika ruilden ze deze producten tegen slaven. De slaven werden op de schepen getransporteerd naar het Caribisch gebied. Daar werden ze op veilingen aan de hoogste bieders verkocht, om vervolgens tewerkgesteld te worden op de plantages of om andere taken voor hun bazen uit te voeren. De schepen werden daarna weer volgeladen met exotische producten als maïs, paprika, tabak, cacaobonen en tomaten, die men in Nederland niet had. Daarmee was de driehoek compleet. De WIC hadden in Nederland het monopolie op de export van slaven. Dit hielden ze tot 1738, waarna de slavenhandel de vrije vaart toekwam.
Van de daadwerkelijke slavenhandel zag de bevolking in Nederland niets. Dit maakte het makkelijker om de slavernij te accepteren. Aan de ene kant wist een deel van de bevolking aan het begin misschien niet hoe verschrikkelijk het was voor de slaven. Aan de andere kant was het natuurlijk vooral ook veel gemakkelijker om de ogen te sluiten zolang je niet dagelijks geconfronteerd werd met de wrede omstandigheden waarin de slaven moesten leven.
Het leven als slaaf
Van de Afrikanen die als slaaf werden ingescheept om getransporteerd te worden naar de andere kant van de oceaan, overleefden velen niet eens de reis. Oorzaak was ten eerste dat de mensen die het transport regelden zoveel mogelijk slaven in één keer wilden meenemen, dus werden de schepen veel te vol geladen. Naast het gebrek aan ruimte dat hierdoor ontstond, waren de verdere omstandigheden aan boord onmenselijk. Vaak werden de slaven geketend vervoerd waardoor ze nauwelijks konden bewegen. Ze werden onderin de ruimen vervoerd waar ze te weinig frisse lucht hadden, en licht zagen ze niet of nauwelijks. De hygiëne was zeer slecht en de slaven kregen te weinig eten en drinken. Vaak stierf 40% tot 70% van de slaven daarom al aan boord van het schip.
En dat was alleen nog maar de reis. Eenmaal aangekomen op de bestemming werd een slaaf gedwongen te werken op plantages of ze kregen andere taken van hun ‘meesters’. De slaven werden over het algemeen zeer slecht behandeld. Van hun familie waren ze vaak gescheiden en ze hadden geen enkele vrijheid om zelf beslissingen te nemen. Op de plantages was het werk zwaar en de slaven moesten lange dagen maken. Soms werden ze om het minste of geringste geslagen of ze werden uitgehongerd. Er waren slaven die een ijzeren halsband met uitsteeksels omkregen zodat ze niet konden rusten. Veel slaven hielden het dan ook niet lang vol en stierven snel. Sommige slaven liepen weg en probeerden een leven op te bouwen in het oerwoud. Ook werd er verzet gepleegd en waren er opstanden die hard werden neergeslagen. Slechts zeer weinig van hen zagen ooit hun thuisland terug.
De afschaffing
Langzaam veranderde de houding van de bevolking met betrekking tot de slavenhandel. Dit gebeurde niet alleen in Nederland, maar ook in andere landen die zich met de slavenhandel bezighielden. Men begon in te zien dat het wreed en onmenselijk was. Aan het einde van de 18e eeuw kwamen er steeds meer protesten tegen de slavernij. In Groot-Brittannië werd daarom in 1814 de slavenhandel verboden. In Nederland duurde het echter nog tot 1863 voor ook hier de slavernij werd afgeschaft. Daarmee was Nederland één van de laatste landen in Europa.
Helaas waren toen al vele duizenden Afrikanen slachtoffer geworden van de slavernij. De Nederlanders transporteerden ruim een half miljoen Afrikanen vanuit hun thuislanden naar de andere kant van de oceaan. Rond de jaren 70 van de 18e eeuw werden de meeste slaven vervoerd: zo’n 6000 per jaar. Samen met de andere landen die aan slavenhandel deden werden in totaal ruim twaalf miljoen Afrikanen als slaaf gebruikt.