Duitse spionage in Nederland voor de Tweede Wereldoorlog
Toen de Duitsers op 10 mei 1940 ons land binnenvielen, beschikten ze over zeer gedetailleerde stafkaarten waarop stellingen, inundaties, mijnenvelden, commandoposten en kazematten stonden. De gegevens die nodig waren om deze kaarten te maken, waren bijeengebracht door Duitse en Nederlandse spionnen.
Scheepsspionage
Zij hadden gewerkt voor de Abwehr, de Duitse militaire inlichtingendienst. De Abwehr maakte gebruik van agenten die zich vestigden in het land waarover ze gegevens moesten verzamelen, Duitse zakenlieden die spioneerden tijdens een bezoek aan het land, diplomaten, officieren en (Duitse) inwoners.
Zo zette de in Den Haag wonende Duitser F. Sturm een scheepsspionagenetwerk op waarbij hij nauw samenwerkte met diverse ambtenaren. Zij gaven hem informatie over de lading en positie van schepen die naar ons land terugkeerden en Sturm zorgde ervoor dat deze gegevens bij de Abwehr terechtkwamen. In het najaar van 1939 werden Sturm en zijn handlangers gearresteerd en gevangengezet. Na de Duitse invasie herkregen zij hun vrijheid.
Nederlandse spionnen bezochten havens om te zien of de Duitsers daar zouden kunnen landen, verzamelden informatie over de schepen die vanuit Rotterdam vertrokken en seinden weerberichten door. Hitler wilde namelijk aanvallen bij gunstige weersomstandigheden. De Nederlandse agenten werden goed betaald, evenals hun Duitse collega’s.
Op ‘werkbezoek’
Duitse spionnen verzamelden de belangrijkste informatie. Zij brachten de situatie bij de Moerdijk en de bruggen over de IJssel in kaart en zorgden ervoor dat er zeer gedetailleerde kaarten van de Grebbelinie en De Haag en omgeving gemaakt konden worden. Zeer druk werd er gespioneerd vanuit de Duitse ambassade in Den Haag. Onder het mom van werkbezoeken maakte het personeel veldverkenningen. Zo bezocht het bijzondere waterwerken (de Afsluitdijk), veelbelovende vliegroutes (Schiphol) en de Brabantse industrie (de Peel-Raamstelling). Vooral de diplomaten Otzen, Schultze-Bernett en Butting waren actief als spion.
Otzen, een beroepsmilitair, verzamelde onder meer informatie over de plaatsen waar de Nederlandse troepen zich bevonden en bracht de stellingen in kaart. Veel aandacht besteedde hij aan de route naar het paleis en zaken rond de luchtlandingen bij Den Haag en Rotterdam. Hij bezocht de Moerdijkbruggen onder de dekmantel van een werkbezoek aan Brabant en verdiepte zich in de schietrichting vanuit de daar aanwezige stellingen.
Arrestatie
Schultze-Bernett bracht vooral militaire gegevens bijeen en Butting verdiepte zich in het leger, de versterkingen en het werk van de buitenlandse inlichtingendiensten in Nederland. Ook vroeg hij Duitse dienstmeisjes die bij Nederlandse politici werkten hun oren goed open te houden en alles wat zij over de Nederlandse oorlogsinspanningen te weten kwamen aan hem door te geven. Butting was een buitengewoon ijverige spion en een van de spilfiguren van de Duitse contraspionage. Met de hulp van zeventien agenten vergaarde hij zeer veel waardevolle informatie.
In het najaar van 1939 werd hij gearresteerd na de vondst van een envelop met spionageberichten waarop zijn naam stond. Hij was deze verloren in Voorburg. De Nederlandse regering zette hem daarop het land uit.
Uitkijktoren
Ook een aantal Duitse militairen spioneerde voor de Abwehr. Zij konden vaak moeiteloos rondrijden in strategisch belangrijke gebieden. Zo reed de Duitse kapitein Kriebel op 23 februari 1940 met de auto naar Rhenen om de Grebbelinie te verkennen. Hij en andere spionnen brachten daarbij ook een bezoek aan Ouwehands Dierenpark waar ze de uitkijktoren beklommen die een prachtig uitzicht bood op de stellingen van de Grebbeberg. Een familielid van minister-president De Geer had erop aangedrongen dat de uitkijktoren afgebroken zou worden, maar De Geer wilde dat niet vanwege de kosten die ermee gemoeid waren.
Bruggen inspecteren
Ook inlichtingenofficier Manty verkende de Grebbelinie. Daarna trok hij naar de Moerdijk en naar IJsselmonde om de stellingen en de verdediging van de bruggen te inspecteren. Het was de Duitsers er alles aan gelegen om zo veel mogelijk bruggen onbeschadigd in handen te krijgen. Naast Manty spioneerden ook andere geheim agenten bij de bruggen. Zo trok een spion in februari 1940 naar de spoorbrug bij Westervoort. Daar moest zowel een Duitse pantsertrein als een trein met Duitse soldaten overheen rijden om soldaten achter de Grebbelinie neer te zetten. De man ontdekte waar de elektrische leiding lag doordat hij het deksel van een houten koker optilde waarin een gummikabel lag. De soldaat die op wacht stond, was zo vriendelijk te vertellen dat het een ontstekingskabel was.
Rijnaken
Spionnen bezochten ook de bruggen over het Maas-Waalkanaal en de verkeersbrug bij Nijmegen. Zij zochten uit waar zich explosieve ladingen bevonden en waar de telefoonverbindingen lagen van de detachementen die de bruggen bewaakten. De Duitsers wilden de brug bij Nijmegen veroveren door rijnaken met troepen te laten afmeren bij de brug waarna de soldaten aan land konden gaan. Om te weten of deze actie kans van slagen had, oefenden ze twee keer in april 1940, één keer ’s nachts en één keer overdag. De nachtelijke onderneming, in de nacht van 6 op 7 april, verliep succesvol. Het schip kon ongehinderd doorvaren.
Op 9 en 10 april voeren twee rijnaken overdag naar Nijmegen. Het eerste schip kon zo doorvaren, maar het tweede werd zorgvuldig doorzocht. De schipper ontdekte tijdens deze vaartocht dat er tussen de Waalbrug en de Duitse grens twee kanonneerboten lagen en dat was een tegenvaller.
Uithoren van militairen
Naast de gegevens die spionnen bijeenbrachten, liet de Abwehr ook foto’s maken van gebieden waarvan hij vermoedde dat er stellingen lagen en hoorden medewerkers Nederlandse militairen die in Duitsland woonden uit als ze met verlof kwamen. Nederland had met deze mogelijkheid rekening gehouden en hen ondergebracht op minder belangrijke plaatsen. In februari 1940 vond de overheid de aanwezigheid van deze soldaten te riskant worden en stuurde hen naar huis. Medewerkers van de Abwehr gingen daarop bij de mannen langs met een vragenlijst en verzamelden zo veel informatie over de Nederlandse landmacht.
Zeemijnen
Niet alle berichten die bij de Abwehr belandden waren correct. Zo gaf een agent door dat de marine in de zee voor Scheveningen 63.000 mijnen had gelegd. Daar was niets van waar. De Duitsers beschikten bij hun komst in Nederland ook niet over de meest actuele informatie over de inundaties en wisten niet waar de artillerie-opstellingen zich bevonden. Ze hadden evenmin ontdekt dat de Grebbelinie de hoofdverdediging was en dat de brug bij Alblasserdam al gebruikt werd.
Kaarten
De meeste informatie klopte wel en daardoor was de Abwehr in staat om zeer gedetailleerde kaarten te maken van strategisch belangrijke gebieden. Door het werk van de spionnen kreeg de commandant van de 207e divisie een uitstekende kaart mee van de Grebbeberg met daarop de commandoposten, mijnenvelden, kazematten en geïnundeerde gebieden. Zelfs de namen van de commandanten waren bekend.
Ook de commandanten die het bevel voerden bij de slag om Den Haag bleken goede kaarten van de stad te bezitten met de route naar het paleis en de belangrijkste verdedigingsposten. Dat werd duidelijk doordat daar veel Duitse soldaten omkwamen of haastig op de vlucht sloegen waarbij ze hun spullen achterlieten. In hun tassen zaten kaarten die duidelijk maakten dat spionnen ter plekke geweest waren.
Het precieze aantal Duitse en Nederlandse spionnen dat voor de Abwehr gewerkt heeft, is niet bekend. In elk geval hebben zij er aan bijgedragen dat de aanval op Nederland zeer goed voorbereid kon worden.