WO II: de verdedigingswerken van Nederland
De Duitse inval in Nederland begin mei 1940 is vooral bekend van het bombardement op Rotterdam, de gevechten bij de Grebbeberg en vooral ook de lakende voorbereiding van de Nederlanders. Maar hoewel het misschien anders lijkt, er was in Nederland wel degelijk een plan, compleet met verdedigingslinies, gemobiliseerde soldaten en bunkers. Men kan het sterker stellen, de Duitsers bombardeerden Rotterdam omdat Nederland zo taai bleef doorvechten. Op welke Nederlandse linies stuitten de Duitsers precies?
De verdediging van het Koninkrijk der Nederlanden
Er wordt vaak gezegd dat de neutraliteit van Nederland tijdens de Eerste Wereldoorlog een enorme invloed heeft gehad op de staat van Nederlands oorlogsmachinerie tijdens de Tweede Wereldoorlog. Het wapentuig was verouderd en in Nederland heerste een pacifistische stemming. Nederland zou de dans wel ontspringen, ze zou in een volgende oorlog weer neutraal blijven. Ondanks deze mateloos positivistische houding was het zeker niet zo dat Nederland geheel onvoorbereid was op bedreigingen uit het buitenland. Sinds 1870 was de 'Vestingwet' aangenomen waarmee onder andere de Nieuwe Hollandse Waterlinie op poten werd gezet. Deze omvatte een omvangrijk stelsel van verdedigingswerken en inundatieplaatsen en diende vooral ter bescherming van de steden Amsterdam, Utrecht, Den Haag en Rotterdam bij een aanval uit oostelijke richting. Rond Amsterdam was tevens de Stelling van Amsterdam opgebouwd. En langs de kust werden forten gebouwd om strategische mondingen te beschermen tegen vijandelijke schepen. Belangrijke andere Nederlandse stellingen die in de Tweede Wereldoorlog in bedrijf waren, waren de Peel-Raamstelling, de Grebbelinie, de Maaslinie en de IJssellinie.
De Vestingwet
De zogenoemde 'Vestingwet' stamt uit 1874 en regelde de verdediging van Nederland tegen vijandelijke invallen. De wet volgde op inzichten die werden opgedaan tijdens de Frans-Duitse Oorlog, welke woedde in 1870 en 1871. In de wet werd de bouw van negen vestingwerken opgenomen, namelijk:
- Nieuwe Hollandse Waterlinie
- Grebbelinie
- Stelling van het Hollands Diep en het Volkerak
- Stelling van de monden der Maas en van het Haringvliet
- Stelling van Den Helder
- Werken ter dekking van rivierovergangen aan IJssel, Maas en Waal
- Stelling van Amsterdam
- Zuider Waterlinie
- Werken aan de Westerschelde
Vesting Holland
De kern van de alomvattende verdediging van het Nederlandse grondgebied was wat men de Vesting Holland noemde (geen officiële term). Deze werken beschermden de steden in het economisch belangrijke westen van het land. De naam Vesting Holland kwam rond 1922 voor het eerst in zwang. Ze bestond uit een sectie west, oost, noord en zuid en vormde op die manier een groot deel van de landsverdediging van Nederland.
West: de forten aan de waterwegen
Met het op stoom komen van de industrialisatie werden in Nederland drie van de meest strategische kustlocaties van nieuwe verdedigingswerken voorzien. Relevant voor de oorlog was vooral de bouw van twee nieuwe forten aan de Nederlandse kust, IJmuiden en Hoek van Holland. In de loop van de Tweede Wereldoorlog zouden de Duitsers laten zien hoe een gemoderniseerd fort er indertijd uit kon zien. Want dat de Nederlanders na het bouwen van de forten steken hebben laten vallen mag duidelijk zijn. Al rond de eeuwwisseling, in 1903 werd vastgesteld dat het geschut van het fort Hoek van Holland door de komst van moderne slagschepen verouderd was. Voor beide forten werden in de eerste decennia van die eeuw plannen gemaakt tot modernisering die niet van de grond kwamen; het kostenplaatje en de telkens veranderende eisen van de tijd zaten in de weg. Het fort in Den Helder betrof de modernisering van een bestaand fort uit de tijd van Napoleon.
Oost: de Nieuwe Hollandse Waterlinie
De Nieuwe Hollandse Waterlinie was het grootste verdedigingsproject van Nederland. Ze werd gebouwd na het besluit van de Vestingwet, rond 1870. De Nieuwe Hollandse Waterlinie diende ter vervanging van de Hollandse Waterlinie, die stamde uit de 17e eeuw en niet meer voldeed aan de moderne eisen. Beide linies berustten op de tactiek van inundatie (onder water zetten van land), op zo'n waterpeil dat zowel landlegers als boten er een obstakel aan hadden. Dit was in het verleden een zeer effectieve manier van verdedigen gebleken.
Het ontwerp
In de Nieuwe Hollandse Waterlinie werd een kralenketting van forten toegevoegd waarmee strategisch belangrijke locaties werden verdedigd. De linie is eigenlijk nooit gebruikt. Hoewel de Nederlanders zich veilig achtten achter hun onder water gezette polders kwamen de Duitsers met vliegtuigen en landden met parachutisten achter de stellingen.
Noord: de Stelling van Amsterdam
Kosten nog moeite werden gespaard voor de bescherming van Nederlands hoofdstad Amsterdam. Tussen 1880 en 1920 werden bij de stad op een afstand van 15 tot 20km rond het centrum wel 45 forten aangelegd. De Stelling van Amsterdam werkte volgens het zelfde principe als de (Nieuwe) Hollandse Waterlinie, met het inunderen van stukken land. De forten werden ontworpen voor de legers om zich achter terug te trekken en moesten in geval van een vijandelijke aanval voldoende middelen hebben om zes maanden stand te kunnen houden. Inundatie geschiedde aan de noord- en zuidzijde door bemaling te stoppen, dan zou het land binnen twee dagen onderlopen. Voor andere delen van de stelling werd de hulp van de Zuiderzee ingeroepen.
Zuid: Dordrecht-Hellevoetssluis
Er is weinig bekend over de Zuidzijde van Vesting Holland. Wat wel duidelijk is, is dat op het eiland van Dordrecht, langs de waterwegen enorm veel manschapsbunkers zijn gebouwd. Dit moet op grotere schaal rond de rivieren zijn uitgevoerd, naar het plan van de bescherming rond het Hollands Diep, dat even verderop ligt. Ook werden rond de rivieren de bruggen bewaakt. Zo is bekend dat de brug bij Vianen voor de oorlog was uitgevoerd met geschut in de pijlers.
Overige Vestingwerken
Bij de verdediging van Nederland speelden veel van de ingezette verdedigingswerken een rol in gevechten met Duitse eenheden. Behalve dat de Duitsers landingen uitvoerden achter de waterlinies, kwamen zij ook met pantsertreinen over de grens ons land binnen. De bedoeling was dat zij zouden stuiten op in eerste instantie de Maaslinie en IJssellinie en later de Peel-Raamstelling en Grebbelinie.
Maaslinie en IJssellinie
De verdedigingswerken langs de Maas en IJssel vormden de eerste horde voor een vijand uit oostelijke richting. De Maaslinie volgde grofweg de Maas en bestond uit versterkingen in de vorm van kazematten (bunkers), prikkeldraadversperringen en veldversterkingen. Alle bruggen kregen bewaking van twee kazematten. Bij de Maaslinie werd niet de methode gebruikt van de inundatie. De IJssellinie begon ten noorden van waar de Maaslinie ophield, bij Arnhem. In het teken van de Vestingwet zijn aan de IJssel enkele forten gebouwd. Er werd geen gebruik gemaakt van inundatie. Vooral na de Tweede Wereldoorlog werd de IJssellinie in ontwikkeling gebracht, tegen een mogelijke conventionele aanval door Rusland. Hier zou wel weer gebruik worden gemaakt van inundatie rond de IJssel.
De Peel-Raamstelling
In het zuiden was de Maas de eerste natuurlijke hindernis. De Nederlanders besloten om 10 tot 20 km landinwaarts een militaire verdedigingslinie te maken, de Peel-Raamstelling (PRS). In de jaren dertig werd besloten tot de bouw van de linie en in 1937 werd de versperring volledig in de vorm van bunkers, die een gesloten vuurfront vormden. In 1939 groef men oostelijk van de bunkers een 40 km lange tankgracht, het Defensiekanaal. Ook kwam er een mijnenversperring en een driedubbele hekversperring ten behoeve van de hoofdstelling. De belangrijkste strategische locatie van de linie was bij Mill, waar een spoorlijn (het Duitse lijntje) de stelling doorkruiste. Ook waren daar twee bruggen over de tankgracht. Het probleem met de Peel-Raamstelling was echter dat vlak voor de oorlog uit tactische overweging werd besloten veel van de divisies landinwaarts te verplaatsen, naar de Vesting Holland. De stelling zou alleen nog tot doel krijgen om de vijand een dag te vertragen. Bij de Duitse inval in 1940 was de stelling vrijwel gereed.
De Grebbelinie
De Grebbelinie liep vanaf de Maas naar het IJsselmeer, ten oosten van de Utrechtse Heuvelrug en werd ontworpen in de 18e eeuw. In het zuiden sluit de linie aan op de Peel-Raamstelling. De Grebbelinie is gebaseerd op inundatie, net als veel andere Nederlandse verdedigingslinies. De linie werd tot het einde van de 19e eeuw goed onderhouden, maar omdat er geen gebruik van werd gemaakt werd in 1926 besloten om een deel van de werken af te breken. In 1939 is de Grebbelinie in het teken van de mobilisatie weer bemand en bewapend. Dat gebeurde met de middelen die beschikbaar waren tegen de prijs die het Rijk ervoor wilde betalen. Dit betekende dat de soldaten de Grebbelinie eigenhandig op moesten bouwen, in de tijd dat training ook zijn beslag had kunnen nemen.
Tijdens de inval
Tijdens de Duitse inval was de Grebbelinie ingedeeld in drie onderdelen. Er was een voorlinie, die ver voor de berg in de polders was gesteld. Hier werd deels gebruik gemaakt van inundatie, deels van voorposten. Aan de voet van de Grebbeberg was de frontlijn opgericht. Deze had het Hoornwerk als basis, aarden wallen en watergangen als klassieke schans gebouwd. Er was divers geschut voorhanden. Op de Grebbeberg lag de stoplinie. Hier moest de vijand koste wat het kost staande gehouden worden. Men moest er weken kunnen standhouden, volgens de regering, maar middelen waren niet voorhanden.
Lees verder