De kindertransporten vanuit kamp Vught
Op 6 en 7 juni 1943 vonden vanuit kamp Vught twee kindertransporten plaats. In totaal 1300 kinderen in de leeftijd van nul tot zestien jaar werden, samen met hun vader of moeder, eerst naar Westerbork gebracht en vandaar in goederenwagons naar vernietigingskamp Sobibor in Polen. Alle kinderen kwamen om in de gaskamers.
Aparte kinderbarakken
Kamp Vught was toen dit beruchte kindertransport plaatsvond nog maar een half jaar in gebruik. Het bestond uit twee gedeelten: het
Judendurchgangslager, voor Joodse gezinnen, en het
Schutzhaftlager, bestemd voor de overige gevangenen. De eerste Joodse gezinnen, afkomstig uit Amsterdam, arriveerden op 16 januari 1943. De mannen werden na aankomst van de vrouwen gescheiden. Jongens vanaf tien jaar kregen een plaats in een mannenbarak en de andere kinderen bleven bij hun moeder.
In februari kwam er verandering in deze situatie en bracht de kampleiding alle kinderen van vier tot zestien jaar onder in speciale kinderbarakken. Elke leeftijdsgroep kreeg een eigen barak. Alleen de allerkleinsten, van nul tot drie jaar, mochten in de vrouwenbarak blijven. Dat was erg moeilijk, zowel voor de ouders die hun kinderen hoogst zelden of helemaal niet meer zagen, als voor de kinderen. Veel kinderen waren terneergeslagen; anderen reageerden opstandig.
Het eerste kindertransport
In de kinderbarakken zetten volwassenen zich in om de kinderen goed zorg te bieden, maar dat was erg moeilijk door het ontbreken van goede voeding en medische verzorging. Er braken besmettelijke ziekten uit en veel kinderen stierven. Dat raakte buiten het kamp bekend en Rauter besloot daarop om alle Joodse kinderen – 1800 op 30 april 1943 – te deporteren. De eersten vertrokken op 8 en 9 mei, samen met hun ouders en een groep bejaarden.
Op 6 en 7 juni volgden de andere Joodse kinderen. De kampleiding had hen wijsgemaakt dat ze naar een speciaal kinderkamp gingen, met hun vader of moeder. Op zondag 6 juni vertrokken de baby’s en kleuters, samen met hun moeder. De gevangenen van het
Schutzhaftlager zagen hen gaan, ‘moeders met zuigelingen op de arm... dreinende kleuters... hollende verpleegster, alles haastig, gejaagd... Deze situatie kan niemand verwerken’, schreef een gevangene.
Machieltje Prins
Het jongste kind dat vertrok was Machieltje Prins. Hij was op 31 mei geboren, drie maanden te vroeg, en erg zwak. In Westerbork werd hij uit het transport gehaald en in een couveuse gelegd. Kampcommandant Gemmeker kwam elke dag kijken hoe het met hem ging. Na enkele maanden woog hij, door de goede verzorging die hij kreeg, zes pond en Gemmeker vond hem sterk genoeg voor de reis naar Polen. Samen met zijn moeder vertrok Machieltje met het eerstvolgende transport naar Auschwitz, waar zij beiden omkwamen.
Waarom Gemmeker zo handelde, is onbekend. Waarschijnlijk wilde hij de indruk wekken dat een goede conditie belangrijk was voor een verblijf in Polen. De overige kinderen van het eerste kindertransport waren twee dagen na aankomst in Westerbork verder gereisd naar kamp Sobibor in Polen. Sobibor was een vernietigingskamp, waar de gevangenen direct na aankomst werden vergast. De enigen die daar in leven bleven – slechts voor een korte tijd – waren de mannen die de lichamen moesten verbranden en in magazijnen de bezittingen van de gevangenen sorteerden.
Het tweede kindertransport
Op maandag 7 juni vond het tweede kindertransport plaats en vertrokken alle kinderen vanaf vier jaar. Hun vader of moeder vergezelde hen. Alleen als beide ouders in het kamp zonder werk zaten, ging het hele gezin op transport. Dat kwam niet vaak voor en daardoor moesten veel ouders toezien hoe de rest van het gezin vertrok, terwijl zij in het kamp achterbleven. Veel ouders probeerden ingedeeld te worden bij het transport. Verschrikkelijke taferelen speelden zich af in het administratiegebouw, waar ouders de kampleiding probeerden over te halen hen met het gezin mee te laten gaan. Geen enkel verzoek van de ouders werd gehonoreerd.
De mannen die in een van de werkplaatsen buiten het kamp waren, kregen geen gelegenheid afscheid te nemen van hun gezin. Pas nadat de treinen vertrokken waren, hoorden ze dat hun vrouwen en kinderen weg waren. Volgens een niet-Joodse gevangene die het kamp overleefde, ontstond er een ontzettend tumult: "dáár lag er een te huilen, dáár een te schreeuwen – het was ontzettend; dit was een van de ergste dagen van mijn gevangenschap".
De kinderen reisden naar Westerbork, waar ze nog diezelfde dag aankwamen. Op dinsdagavond vertrokken zij met hun ouders en allen die deel uit maakten van het eerste transport naar Polen. Na een lange reis van drie dagen in een afgesloten goederenwagon, arriveerden ze in het vernietigingskamp. Op 11 juni stierven alle 1300 kinderen, samen met hun vader of moeder.