Biografie: A.E. van Giffen, archeoloog in Drenthe
Albert Egges van Giffen (1884-1973) wordt ook wel ‘de vader van de hunebedden’ genoemd. In de loop van de twintigste eeuw speelde deze archeoloog een buitengewoon belangrijke rol bij het onderzoek naar de hunebedden in Drenthe. Ook speelde hij een hoofdrol bij de restauratie van deze megalithische monumenten. Daarnaast werd hij internationaal beroemd vanwege zijn ‘Kwadrantenmethode’, wat een methode voor archeologen is om een grafheuvel te onderzoeken.
Jeugd
Op 14 maart 1884 werd Albert Egges van Giffen geboren in het Groningse dorp Noordhorn. Zijn moeder was Hendrika Post. Zijn vader was de Hervormde predikant Jan van Giffen. Voor zijn werk wisselde die vader meermaals van standplaats. Op een gegeven moment verhuisde het gezin naar het Drentse dorp Diever. Daar maakte de 7-jarige Albert mee dat er een archeologische opgraving plaatsvond. Bij de Ossekoele, een plek waar ossen vroeger gewassen werden, vond men urnen uit de oertijd. De jonge Albert raakte gefascineerd door die opgraving en dat was het begin van zijn passie voor archeologie.
Opleiding
Nadat hij het gymnasium had volbracht ging Albert van Geffen aan de universiteit van Groningen botanie en zoölogie (plant- en dierkunde) studeren. Vlak na zijn studie deed hij enige tijd onderzoek naar terpen, onder meer voor het zoölogisch laboratorium van Groningen. Vervolgens werd hij in 1912 conservator bij het Rijksmuseum van Oudheden in Leiden. In die periode ging hij voor het eerst ook als archeoloog aan de slag in Drenthe. Zo deed hij onderzoek naar de veenweg ‘Buinerbrug’.
Oudheden
In 1916 keerde Van Giffen terug naar het zoölogische instituut in Groningen, waar hij de functie van conservator kreeg en wederom vooral onderzoek naar terpen in Groningen moest gaan doen. Albert van Giffen had echter ook andere ambities. Graag wilde hij onderzoek doen naar grafheuvels, hunebedden en urnenvelden in de provincie Drenthe. Zijn plannen hiervoor zond hij naar het Provinciaal Museum van Oudheden in Drenthe. Dit was voorloper van het Drents Museum te Assen. Hij werd vervolgens benoemd tot conservator van de prehistorische afdeling van dit museum.
Monumentenzorg
In 1917 deed hij onder meer onderzoek naar grafheuvels bij de Drentse plaats Zeijen. In 1918 en 1919 werkte Van Giffen voor de Rijkscommissie van de Monumentenzorg aan een rapport (inventarisatie) over de toestand van de hunebedden in Drenthe. Deze megalithische monumenten werden door Van Giffen en zijn medewerkers uitgebreid beschreven, opgemeten en gefotografeerd. In de periode 1917-1919 legde hij de basis voor zijn levenswerk; hij zou op den duur uitgroeien tot Neerlands grootste expert op het gebied van hunebedden. Vanaf 1920 had hij de leiding over het Biologisch Archeologisch Instituut, dat hij zelf aan de universiteit van Groningen had opgericht.
De hunebedden in Nederland
De bekendste publicatie van Albert Egges van Giffen is 'De hunebedden in Nederland'. Dit is een reeks van drie boeken, die hij uitbracht in de periode 1925-1927. Lange tijd gold dit als het grote standaardwerk met betrekking tot megalithische monumenten in Nederland.
Kwadrantenmethode
Internationaal maakte Van Giffen vooral faam met zijn 'Kwadrantenmethode'. Dit is een methode voor het opgraven van grafheuvels, die ook wel de 'taartpuntmethode' wordt genoemd. Hierbij onderzoekt men zo'n grafheuvel op een specifieke manier met zowel horizontale als verticale sleuven, om een zo goed mogelijk inzicht te krijgen in de inhoud van die heuvel. Deze methode kreeg wereldwijd veel navolging. Van Giffen schreef over zijn methode in 'Die Bauart der Einzelgräber'.
Renovatie van hunebedden
Van Giffen is ook zeer actief geweest bij projecten om de hunebedden te renoveren en restaureren. Veel hunebedden die hij rond 1918 onderzocht waren zwaar in verval. Soms was het nog maar een slordige verzameling grote stenen, waarin nauwelijks nog een hunebed was te herkennen. Sommige hunebedden zagen er zo verwaarloosd uit omdat ze al eeuwenlang aan de natuur blootgesteld waren en nooit waren onderhouden. Andere hunebedden zagen er juist slecht uit omdat veel stenen ervan door mensen waren weggehaald, bijvoorbeeld om te gebruiken voor het aanleggen van wegen, tuinen of dijkverzwaringen.
Dat veel hunebedden in Drenthe er in de 21e eeuw juist wel goed bijliggen, als prachtige monumenten die indruk maken op de vele toeristen die ze bezoeken, is voor een belangrijk deel te danken aan de werkzaamheden die Van Giffen in de loop van de 20e eeuw heeft gedaan. Hoewel hij hier veel lof voor heeft gekregen, zijn er door sommige andere archeologen ook wel wat kritische kanttekeningen bij zijn methodes geplaatst. Men vond bijvoorbeeld dat Van Giffen bij zijn restauraties van hunebedden meermaals te grondige ingrepen deed.
Papeloze kerk
Het belangrijkste voorbeeld hiervan is zijn werkwijze bij de restauratie van het mythische hunebed
Papeloze Kerk. Dit was in erg slechte staat. Om aan stenen te komen voor de restauratie, besloot hij een ander vervallen hunebed te slopen (hunebed D33 op het Valtherveld). Critici vinden dat hij dit andere hunebed, dat natuurlijk eveneens een historisch monument was, hier nooit voor had mogen slopen.
Van Giffen gaf in een toelichting (die onder meer werd gepubliceerd in de Nieuwe Drentse Volksalmanak) aan dat hijzelf gewoonlijk eigenlijk ook ‘principiële, theoretische en praktische bezwaren’ had tegen een dusdanig grondige restauratie, maar dat hij het hier om diverse redenen toch had gedaan. Een belangrijke reden was de didactische functie die het gerestaureerde hunebed kreeg. De gerestaureerde Papeloze Kerk heeft vervolgens inderdaad een buitengewoon grote rol gespeeld als educatiemiddel voor het grote publiek met betrekking tot hunebedden. Het is waarschijnlijk het hunebed dat het meest eruit ziet (of althans de meeste elementen bevat) van een hunebed in zijn oorspronkelijke staat (dus: zoals die eruit zag in de prehistorie). Er is bijvoorbeeld een dekheuvel aangelegd over de helft van het hunebed; in de oertijd lagen waarschijnlijk alle hunebedden bijna helemaal onder dekheuvels. Later zijn die dekheuvels (door de natuur en door graafwerkzaamheden van stenenzoekers) verdwenen. De Papeloze kerk is het enige hunebed dat weer een deel van zo’n dekheuvel terug heeft gekregen. Van Giffen schreef voor het grote publiek ook een gids over de Papeloze Kerk, die in het verleden bij dit hunebed werd verkocht.
't Spittertien
Van Giffen was een buitengewoon belangrijke archeoloog. Het was echter ook een eigenwijze man die regelmatig conflicten had met autoriteiten, instellingen en collega-archeologen. Hij was veel meer een man van de praktijk dan van de studeerkamer. Van Giffen voelde zich vooral thuis wanneer hij als archeoloog veldwerk deed bij afgravingen.
Er wordt bijvoorbeeld over hem verteld dat zijn colleges op de universiteit vaak saai waren. Maar wanneer hij met diezelfde studenten naar een archeologische afgraving ging en ze daar met hun voeten in de modder stonden, dan bleek hij op die plek ineens veel beter in staat te zijn om zijn enorme passie voor en kennis over de archeologie over te dragen, dan in de collegezaal.
Voor veel mensen met wie hij in het veld samenwerkte stond hij vooral bekend als 'een gewone man met een grote werklust en weinig behoefte aan slaap'. Veel veenarbeiders en boeren hadden sympathie voor hem. Dat was belangrijk, want zij vonden tijdens hun werk in het veen of op het land regelmatig dingen die archeologisch van belang konden zijn en dan zochten ze daarover contact op met Van Giffen. Omdat de Drentse bevolking Van Giffen zo vaak op allerlei plekken in de grond zag wroeten, gaf men hem liefkozend de bijnaam 't spittertien (het gravertje). Een andere bijnaam van hem is 'de vader van de hunebedden'.
Privé
Van 1911 tot 1938 was Albert van Giffen getrouwd met Klaziena Geertruida Homan. Zij kregen vier kinderen: twee dochters en twee zonen. In de zomer van 1938 gingen Van Giffen en zijn vrouw scheiden. Vervolgens trouwde Van Giffen in november 1938 met Guda Erica Gerharda Duijvis. Dat tweede huwelijk bleef kinderloos. Op 31 mei 1973 overleed Albert Egges van Giffen in Zwolle. Hij werd begraven in de plaats waar hij het liefst verbleef: het Drentse dorp Diever. Hij ligt daar op een begraafplaats die zich vlakbij het hunebed D52 bevindt. Tijdens het leven van Van Giffen lag dit hunebed bijna in zijn achtertuin, aangezien Van Giffen jarenlang de eigenaar was van het nabijgelegen landgoed ‘De Heezenberg’. De tweede vrouw van Van Giffen overleed op 14 augustus 1984 in Lochem. Vervolgens werd zij in Diever naast haar man begraven.
Naleven: eerbetonen
A.E. van Giffen is na zijn dood op allerlei manier nog geëerd in Drenthe en Groningen. Bij de Papeloze Kerk bevindt zich een bronzen plaquette ter ere van hem. In het Groninger museum vond in 2005 en 2006 een tentoonstelling plaats, getiteld: ‘Professor van Giffen en het geheim van de wierden’. De professor leeft ook voort als stripfiguur: in de stripreeks 'Arin en het Volk van de Hunebedbouwers' komt een personage voor dat professor 'Van Gniffelen' heet; dit personage is overduidelijk geïnspireerd door E.A. van Giffen. In 2005 vond er in het Groningse stripmuseum een tentoonstelling plaats ter ere van dit personage: 'Professor van Gniffelen en het Geheim van de Hunebedden'. In 2016 is er in het Oermuseum, in het Drentse Diever, een tentoonstelling ter ere van Van Giffen, getiteld: ‘Albert Egges van Giffen, beroemd archeoloog uit Diever.’ Ook bestaan er plannen om in Diever een standbeeld of een borstbeeld voor Van Giffen te plaatsen.