De Gouden Eeuw van de Republiek der Verenigde Nederlanden
De periode van ongeveer het laatste decennium van de 16e tot het laatst decennium van de 17e eeuw in de Nederlandse geschiedenis wordt de Gouden Eeuw genoemd. Het was een tijd van economische, culturele en politieke voorspoed. Het gaat om een periode waarvan niet exact, dat is met bepaalde jaartallen, het begin en het einde vastgesteld kan worden. Als er toch jaartallen geplaatst worden is dat een keuze; wel een keuze die vanzelfsprekend gebaseerd is op relevante historische feiten. Bij de benaming van de periode dient aangetekend te worden dat het toen niet voor iedereen een gouden tijd was; er was licht, maar ook schaduw en duisternis.
Inhoud
Opvallend van de Nederlandse 'gouden periode' is dat zij niet, zoals gangbaar is bij vergelijkbare tijdperken, samenviel met een tijd van vrede maar juist met een tijd dat er bijna continu oorlog was; met name betreft dat de 80-jarige oorlog.
Opstand en 80-jarige oorlog (1568-1648)
Die oorlog was het gevolg van de
opstand van Nederlandse gewesten tegen het absolute Spaanse staatsgezag uitgeoefend door de Koning van Spanje en Heer der Nederlanden, Filips II. Dat gezag werd als onderdrukkend ervaren door met name de edellieden die leidende functies in de gewesten vervulden en niet gediend waren van het streven naar centralisatie van de macht door de Spaanse gezagsdrager. Onderdrukking werd ook zeker ervaren door de aanhangers van de Reformatie, de protestanten, die door de toegewijde aanhanger der heersende Rooms-katholieke Kerk die Filips was, als ketters werden gezien en vervolgd. Een leidende rol in de opstand werd vervuld door de calvinisten, de aanhangers van
de reformator Calvijn (1509-1564). Het calvinisme is wel ‘het staal in het bloed van de opstand’ genoemd; het leverde in ieder geval een godsdienstige rechtvaardiging voor de opstand en de calvinistische (gereformeerde) kerk werd de bevoorrechte, enige officieel toegestane kerk in de staat die als resultaat van de opstand tot stand kwam in de Noordelijke Nederlanden: de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden.
Wanneer was de Gouden Eeuw?
De vraag waar op de tijdlijn het begin van der Gouden Eeuw geplaatst moet worden, wordt vanzelfsprekend verschillend beantwoord want het betreft immers een periode die moeilijk door twee jaartallen is af te bakenen. De Gouden Eeuw was een van de onderwerpen op het examenprogramma Geschiedenis / VWO en HAVO 2017. De samenstellers van het programma stelden het begin ervan op
1585. Een valide jaartal want toen werd de Schelde afgesloten door de opstandige gewesten nadat Antwerpen was veroverd door de Spaanse landvoogd en veldheer de hertog van Parma. Sindsdien nam Amsterdam de leidende functie over die de Zuid-Nederlandse stad tot dan gespeeld had in de scheepvaart en de daarmee samenhangende wereldhandel – de economische basis van de welvaart gedurende de Gouden Eeuw.
1588 wordt door anderen genoemd als beginpunt: toen besloten de gezamenlijke Staten der noordelijke gewesten, de Staten-Generaal, het vorstelijk gezag (de soevereiniteit) niet meer aan een vervanger van de in 1581 afgezworen Filips II op te dragen. Vanwege hetgeen er gebeurde in
1581 wordt ook dat jaar wel gezien als begin der Republiek. De weg vanaf dat jaar leidde uiteindelijk tot de internationale erkenning als onafhankelijke staat in 1648 (vrede van Münster). 1581 zou daarom ook als beginpunt voor de Gouden Eeuw genomen kunnen worden, te meer omdat het begin van de Republiek globaal genomen samenvalt met het begin van de Gouden Eeuw.
1588 was ook het jaar dat de Spaanse Armada een nederlaag leed tegen de samenwerkende oorlogsvloten van Engeland en de Nederlanden. Daarmee was het gevaar van een Spaanse overheersing van beide landen afgewend. Nu konden de opstandige gewesten, die na het afzweren van het heersende gezag van de koning van ‘Hispanje’ in 1581 een onafhankelijk verbond van ‘Zeven Verenigde Nederlanden’ waren, de ingeslagen weg vervolgen.
Een tijdperk van groei en bloei
Voor het begin van de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden wordt dus zowel 1588 als 1581 aangehouden. Welke van de twee precies gekozen wordt is niet van belang omdat de Gouden Eeuw een periode is waarvan de tijdsbepaling niet in exacte jaartallen weergegeven wordt. Als er echter toch per se een jaartal voor het begin der Gouden Eeuw genoemd moet worden is er inderdaad veel te zeggen voor 1585 in plaats van '81 of '88, want de val van Antwerpen is van cruciaal belang geweest voor de economische bloei van de Noordelijke Nederlanden en daarmee voor hun welvaart.
Blijft nog de vraag wanneer de Gouden Eeuw eindigde. Dat komt in dit artikel als laatste aan de orde.
Economische, militaire en culturele voorspoed
Sinds ongeveer het laatste decennium van de 16e eeuw groeide dus de welvaart in de Noordelijke Nederlanden. Dat leidde tot bloei op velerlei gebied.
Scheepvaart en handel als basis van welvaart
Zoals aangegeven vormden scheepvaart en handel, die zich sinds 1585 verplaatsten van de Zuidelijke naar de Noordelijke Nederlanden, de basis van de welvaart. Daarbij was nog altijd de Oostzeehandel het belangrijkst. Maar eveneens de handel in verband met de Westvaart groeide (dat is de handel op andere West-Europese landen en Mediterraan Europa) en zo ook de Levanthandel (met Klein-Azië en het Nabije Oosten). Ten gevolge daarvan kwamen er scheepvaart- en handelroutes van verschillende richtingen bij elkaar in Holland en daar kwam dan ook een omvangrijke stapelmarkt met bijbehorende drukke handel en nijverheid tot ontwikkeling. Het werd allemaal nog groter toen de Nederlanders zich daarbij gingen bezighouden met scheepvaart naar en handel met verre tropische gebieden: in 1602 werd de Verenigde Oostindische Compagnie (V.O.C.) opgericht en in 1621 de Westindische Compagnie. De Noordelijke Nederlanden werden zodoende een wereldmacht op het gebied van scheepvaart en handel.
Grootmacht, ook op militair (met name maritiem) gebied
Ten gevolge van de groei en bloei van scheepvaart en handel groeiden en bloeiden verschillende steden, met name Amsterdam en ook andere steden in vooral Holland en Zeeland. Ook de nijverheid floreerde; scheepsbouw natuurlijk, maar ook de weverijen, spinnerijen, bierbrouwerijen, fabricage van porselein en andere takken van nijverheid. De Noordelijke Nederlanden werden een grootmacht die ook op militair gebied en dan met name wat betreft de zeemacht, een belangrijke rol speelde op het wereldtoneel. Op den duur ging de Republiek zelfs de strijd aan met andere grootmachten als Engeland en Frankrijk. Als het militaire succes aan de orde komt dienen trouwens de verdiensten van de aanvoerder van het leger der Staten (en admiraal van de vloot) stadhouder Maurits van Oranje-Nassau, diens neef de Friese stadhouder Willem Lodewijk van Nassau-Dillenburg en hun opvolgers met ere genoemd te worden.
Culturele voorspoed
De ontwikkeling van cultuur, inclusief geestelijk leven, schilderkunst, andere kunsten en wetenschap stond in de Gouden Eeuw op een ongekend hoog peil. Dit hing samen met de economische voorspoed en de geestelijke vrijheid dan wel tolerantie die tijdens de Republiek bestonden. Het is onmogelijk om hier ook maar een overzicht van de hoogtepunten te geven. Literatuur, musea en internet voorzien volop in de gewenste informatie.
Politiek/staatkundig succes
Als in 1568 de opstand van de Nederlanden tegen het Spaanse gezag begint geeft de militaire en politieke constellatie in binnen- en buitenland weinig reden tot hoop op succes, laat staan dat er een vrije, zelfstandige staat van Zeven Nederlanden in het verschiet zou kunnen liggen. Immers hoe zou zo’n klein ‘land’ ooit succesvol kunnen zijn in een strijd met de wereldmacht die Spanje was in die tijd? Toch was de afloop succesvol en ontstond die staat. De geopolitieke situatie heeft daar duidelijk aan bijgedragen. Filips II overspeelde zijn hand door zijn streven, mede om de protestantse ketterij uit te kunnen roeien, de heerschappij over heel West-Europa te verwerven. Ook Engeland moest er aan geloven. De Spaanse koning stuurde daartoe dus een armada in 1588. Uiteindelijk moest Spanje het onderspit delven en het kwam zelfs zover dat niet alleen op het gebied van de binnenlandse politiek maar ook wat betreft de wereldpolitiek het verbond van de Zeven Nederlanden succesvol was: de staat ontwikkelde zich tot grootmacht terwijl Spanje die positie verloor. Het Drievoudig Verbond dat de Republiek, Frankrijk en Engeland in 1596 sloten is veelzeggend voor de positie van de Republiek in internationaal verband in die tijd.
De Republiek der Zeven Verenigde Nederland
De onafhankelijkheidsoorlog leidde tot het ontstaan van een nieuwe staat: de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden. De opperste macht was daarin in handen van de Staten-Generaal, de vertegenwoordigers van de Staten der afzonderlijke gewesten. En zij hadden niet voor niets gevochten tegen een overheersende centrale staatsmacht, dus gewestelijke zelfstandigheid stond hoog in het vaandel. Zo ontstond een unie van zelfstandige landjes die eigenlijk alleen op militair en politiek gebied samenwerkten. De stadhouders uit het huis van Oranje-Nassau vervulden daarbij een samenbindende factor omdat ze ook Kapitein-Generaal en Admiraal van de unie waren (daarbij tot 1702 geassisteerd door hun
collega’s/familieleden die die functie in het noorden bekleedden. Die constructie betekende wel dat de Oranjes in het geheel een centrale functie vervulden en er ook persoonlijk belang bij hadden ‘de boel bij elkaar te houden’. Het betekende ook dat ze in de praktijk een functie uitoefenden die vergelijkbaar was met de monarchen in de buurlanden. Ze stonden in wezen op hetzelfde niveau – wat duidelijk bleek uit de huwelijken die de Oranjes sloten met leden van het Engelse koningshuis.
Welvaart en armoede; vrede en strijd
Het betreffende tijdperk moge dan de aanduiding ‘Gouden’ mee gekregen hebben, het was wel goud met een randje – zo niet zwart dan toch minstens duister. Zeker, er was welvaart, grote welvaart - alleen al de indrukwekkende panden aan de Herengracht in Amsterdam spreken wat dat betreft boekdelen en de wereldberoemde schilderijen, zoals van Rembrandt, zijn van uitzonderlijke klasse. Maar ook in die tijd was er wel eens sprake van malversaties aan de beurs in Amsterdam en in diezelfde stad leidde grondspeculatie in 1615 tot een groot schandaal.
Meer laakbare praktijken
En zeker naar huidige maatstaven gerekend waren er meer verwerpelijke praktijken. Zo bestond men het om ook handel met de Spanjaarden te drijven; voor goed geld werd er zelfs wapentuig aan de vijand geleverd … En de manier van optreden van de Nederlandse handelaren en soldaten in andere landen was vaak niet bepaald zachtzinnig. Soms werden hele dorpen uitgemoord, bijvoorbeeld in Indië, om het gebied onder hun heerschappij te brengen.
Armoede
Een veel omvangrijkere duistere kant van de Gouden Eeuw vormde de armoede die ook toen bestond. Niet alle mensen profiteerden van de welvaart, ook niet in de rijke steden zoals Amsterdam – in tegendeel. De lonen zowel voor de matrozen op de schepen als de arbeiders in de havens en in de nijverheid waren laag. Met de huisvesting van dat deel der bevolking was het, zeker in de steden, vaak slecht gesteld. Maar ook op het platteland, met name in de huisnijverheid, heerste er, ook in die tijd, vaak armoede. De invloed van besmettelijke ziektes die zo nu en dan in alle hevigheid heersten, idem van barre weersomstandigheden en rampen op zee, die vaak rampzalige gevolgen hadden voor havensteden en vissersdorpen, speelden daarbij een grote rol.
Religieus conflict
Gedurende de Gouden Eeuw was de Republiek grotendeels in een onafhankelijkheidsoorlog verwikkeld. Maar ook intern waren er conflicten. Conflicten die soms zo hoog opliepen dat ze een bedreiging vormden voor de eenheid en het voortbestaan van de Republiek. De functie van de stadhouder en de politieke doelen van de Staten vormden een voedingsbodem voor conflicten. Dat bleek bijvoorbeeld tijdens het 12-jarig Bestand (1609-1621). Blijkbaar gaf vrede met het buitenland aan partijen ruimte om binnenlands strijd te voeren. Dit mede naar aanleiding van een conflict tussen twee richtingen binnen het heersende
calvinisme: tussen remonstranten en contra-remonstranten. Dit was een een theologisch/kerkelijke strijd, waaruit de contra-remonstranten als overwinnaars uit de bus kwamen – de strijd werd beslecht op de befaamde Synode van Dordrecht (1618-’19), waar tevens de leer van de bevoorrechte Gereformeerde Kerk werd vastgelegd. Maar de strijd speelde ook volop op het terrein van de staat en de binnenlandse politiek, waarbij de stadhouder en de oranjegezinde partij overwinnaars waren.
Het einde der Gouden Eeuw
De samenstellers van het Geschiedenisexamen HAVO/VWO in 2017 noemen met betrekking tot het einde van de Gouden eeuw het jaar
1648. Dus het jaar dat de 80-jarige oorlog eindigde ofwel de vrede van Münster werd gesloten.
Schooltv die in januari 2012 een programma wijdde aan het einde der Gouden Eeuw, laat dat einde (in casu het begin van het proces van achteruitgang) beginnen in het zogenaamde rampjaar
1672. Toen werd Nederland aangevallen door de legers van Engeland, Frankrijk en de bisdommen Münster en Keulen, en was, zoals het gezegde luidde: ‘Het volk redeloos, de regering radeloos en het land reddeloos ‘. Uiteindelijk kwamen de Nederlanden die ramp wel weer te boven, maar het werd nooit meer wat het geweest was, zo is de redenering.
Historicus A. Th. van Deursen laat in zijn boek
De Last van veel geluk – De geschiedenis van Nederland 1555-1702 (uitg. 2013) de bloeitijd van de Republiek, in casu de Gouden Eeuw, eindigen in
1702, met het overlijden van stadhouder Willem III. Van Deursen stelt dat de bloeitijd in wezen een voorsprong op andere landen was, en toen die voorsprong voorbij was, was de bloei en dus de Gouden tijd voorbij. M.a.w. de Nederlanden dankten de Gouden Eeuw niet zozeer aan eigen kracht, maar aan het falen van de andere mogendheden.
Conclusie
Voor het ontstaan van de Gouden Eeuw ten tijde van de Republiek kunnen meerdere oorzaken genoemd worden en in het verlengde daarvan ook
meerdere jaartallen. Dat geldt ook voor het einde ervan. Sterker nog, daarvoor is met nog minder zekerheid een jaartal vast te stellen omdat het om een proces van achteruitgang gaat. Jan Blokker en zonen laten in hun boek
Het vooroudergevoel – De vaderlandse geschiedenis (2006) de glorietijd van de Republiek eindigen in
1702. Over de tijd rond 1700 schrijven zij terecht (blz. 171): “De Republiek bleek haar vooraanstaande positie op het Europese toneel definitief te hebben verspeeld. “En de dood van stadhouder Willem III (…) symboliseerde in zekere zin het paradoxale einde van de roemrijke eeuw die bijna als een nachtkaars uitging.”
Lees verder