Gerrit Jan van der Veen, leider van het Amsterdamse verzet
Tijdens de Tweede Wereldoorlog was Gerrit Jan van der Veen actief in het Amsterdamse verzet. Hij richtte de Persoonsbewijzencentrale op die tienduizenden persoonsbewijzen namaakte en pleegde aanslagen en overvallen. Na de overval op het Huis van Bewaring aan de Weteringschans werd hij gearresteerd en ter dood veroordeeld. Op 10 juni 1944 stierf Van der Veen voor het vuurpeloton.
Opleiding tot beeldhouwer
Gerrit Jan van der Veen werd in 1902 geboren in een gereformeerd gezin in Kampen. Zijn vader was slager. Na het afronden van de driejarige HBS volgde Gerrit Jan een opleiding tot werktuigkundige aan de Spoorwegschool in Utrecht. Hij werkte korte tijd bij NS en trad daarna in dienst bij een dochterbedrijf van de Bataafse Petroleummaatschappij op Curaçao. Van der Veen was zeer kunstzinnig: hij maakte tekenfilms en houten beeldjes en tekende karikaturen.
Tijdens zijn werk brak een grote brand uit op een Engelse tanker en door snel op te treden wist Van der Veen te voorkomen dat de brand zich uitbreidde. Zijn werkgever gaf hem een geldbedrag als beloning en Van der Veen nam ontslag om een opleiding tot beeldhouwer te gaan volgen aan de Rijksakademie van Beeldende kunsten in Amsterdam. Na het afronden van zijn opleiding vestigde hij zich als beeldhouwer in Amsterdam. Hij trouwde in 1931 met Louise Adriana van der Chijs. Het echtpaar kreeg twee dochters en daarnaast had Van der Veen nog een zoon uit een buitenechtelijke relatie.
Verzet tegen de Kultuurkamer
Toen de oorlog begon, weigerde Van der Veen de Ariërverklaring te ondertekenen. Hij kwam in het verzet terecht, eerst in het kunstenaarsverzet en daarna werd hij leider van de Persoonsbewijzencentrale (PBC) en lid van een verzetsgroep. Hij was een van de auteurs van het adres aan Seyss-Inquart waarin verzet werd aangetekend tegen de Kultuurkamer, een door de bezetter opgericht instituut waarvan onder meer kunstenaars lid moesten zijn om te mogen werken. Nadat enkele schrijvers van het manifest gearresteerd waren, dook Van der Veen onder.
Op 1 mei 1942 richtte hij in Amsterdam het illegale blad De Vrije Kunstenaar op. Hij werd redacteur, maar deed ook koerierswerk en hielp met het zetten. Toen de deportatie van Joden een aanvang nam, begon Van der Veen met het vervalsen van persoonsbewijzen. Dat was een moeilijke klus. De J moest er uitgesneden worden en op die plaats kwam een stukje papier uit een ander persoonsbewijs, bijvoorbeeld een gestolen exemplaar.
De Persoonsbewijzen Centrale
Omdat dit erg veel tijd kostte, besloot Van der Veen nieuwe persoonsbewijzen te gaan maken. Hij zocht contact met Frans Duwaer, directeur van een drukkerij, en samen richtten zij de Persoonsbewijzencentrale op. De eerste persoonsbewijzen die zij maakten, konden niet gebruikt worden, omdat het ondergrondpatroon en het watermerk ontbraken. Nadat Van der Veen het probleem van de ondergrond had opgelost, ging hij papier scheppen met daarin een watermerk. Dat lukte wel, maar was erg tijdrovend, evenals het uitknippen van sjablonen van de drie leeuwen die tussen de twee helften van het persoonsbewijs werden geplakt. Bovendien was het goed te zien dat het om een vervalsing ging.
Het was ook moeilijk om aan het juiste papier te komen en aan speciale letters, die nodig waren voor het drukken en niet vrij verkrijgbaar waren. Een met het verzet sympathiserende monteur van de drukkerij waar de originele persoonsbewijzen werden gemaakt, hielp de PCB om deze letters te krijgen.
In de loop van 1943 volgden enkele verbeteringen, waardoor het persoonsbewijs er steeds echter uit ging zien. Hiervan maakten Van der Veen en zijn medewerkers 65000 exemplaren. Een groot probleem bleef de paarse drukinkt. De inkt van de officiële persoonsbewijzen werd namelijk onzichtbaar tegen het licht van een kwartslamp en dat was niet na te maken. Pas in april 1944 kreeg Van der Veen de inkt van een relatie bij de Landsdrukkerij in Den Haag.
Kosten
De persoonsbewijzen waren niet gratis. De afnemers moesten een bijdrage geven naar draagkracht. Sommige mensen betaalden 300 tot 400 gulden voor een nieuw persoonsbewijs, alleen om de PBC te steunen. Tot het Nationaal Steunfonds te hulp schoot, waren de uitgaven hoger dan de inkomsten en draaiden de medewerkers zelf voor de tekorten op.
Naast het namaken van persoonsbewijzen hield de PBC zich ook bezig met het vervalsen van papieren voor het Ariseren van Joden, het namaken van de Tweede Distributiestamkaart en de productie van tabaksbonnen en stempels voor verschillende papieren en persoonsbewijzen. Het was in de loop der tijd een heel bedrijf geworden waar ongeveer honderd mensen een dagtaak hadden.
Overval op het Gewestelijk Arbeidsbureau
Gerrit Jan van der Veen de probeerde de bezetter ook afbreuk te doen door sabotage acties en overvallen. Hij groeide daardoor uit tot een belangrijke leider in het Amsterdamse verzet. Op 10 februari 1943 stichtte hij met enkele medewerkers brand in het Gewestelijk Arbeidsbureau in Amsterdam. Doordat zij te weinig brandmiddelen hadden, was de schade niet erg groot. Er ontstond slechts in één kamer brand, waardoor de kaarten van de verlofgangers verbrandden, zodat die niet naar hun werk in Duitsland hoefden terug te keren.
Het jaar ervoor had Van der Veen al plannen gemaakt om een aanslag te plegen op het bevolkingsregister in Amsterdam. Als dat in brand gestoken werd, konden de adressen van Joden en van mannen die opgeroepen zouden worden voor werk in Duitsland niet meer opgezocht worden. Het was een lastige klus, die veel voorbereiding vergde. Er waren explosieven en brandmiddelen nodig en bovendien werd het gebouw bewaakt: buiten stonden twee agenten en binnen waren twee bewakers.
Van der Veen en de kunstenaar Willem Arondeus waren de belangrijkste organisatoren van deze actie waar uiteindelijk 27 mensen bij betrokken waren. Begin maart 1943 waren de voorbereidingen klaar en op 27 maart vond de overval plaats. Samen met enkele collega’s meldde Van der Veen zich bij het arbeidsbureau. Hij liet weten dat zij militairen en rechercheurs waren die het gebouw kwamen doorzoeken op explosieven. De agenten gingen met hen naar binnen. Daar overmeesterden de verzetslieden de agenten en de beide bewakers en verdoofden hen met luminal. Ze plaatsten explosieven en haalden de ladekasten met persoons- en familiekaarten leeg. Nadat zij alles in brand gestoken hadden, vertrokken zij met blanco persoonsbewijzen en 50.000 gulden. De overval was gelukt.
Arrestaties
Joop Brandsteder, een van de betrokkenen bij de aanslag, had een kennis verteld over de brandstichting bij het Gewestelijk Arbeidsbureau. Deze man lichtte zijn werkgever, de NSB’er P. T. Teunissen, in en die ging naar de SD met een lijstje met namen van kennissen van zijn werknemer. De SD arresteerde daarop Joop Brandsteder en die noemde nog enkele namen, onder meer die van Arondeus. Op Arondeus’ onderduikadres vond de SD een notitieboekje met namen en daarna volgde de ene arrestatie na de andere, in totaal 21 personen. Alleen Van der Veen bleef buiten schot. Niet minder dan dertien verzetslieden kregen de doodstraf.
Overval op gevangenis aan de Weteringschans
Dat was een slag voor het Amsterdamse verzet. Het weerhield Gerrit Jan van der Veen en zijn medewerkers er echter niet van nieuwe aanslagen te plegen. Op zaterdagmorgen 29 april 1944 pleegden zij een overval op de Landsdrukkerij in Den Haag. Van der Veen ging er met drie van zijn mannen, onder wie de in een SS-uniform gestoken Duitse emigrant Gerhard Badrian, zogenaamd een controle uitvoeren. Binnen overmeesterden zij het personeel en legden de hand op 10.000 blanco persoonsbewijzen.
De laatste overval van Gerrit Jan van der Veen vond ruim 24 uur later plaats, in de nacht van 30 april op 1 mei. Hij wilde met enkele tientallen verzetsstrijders de mensen bevrijden die gevangen zaten in het Huis van Bewaring aan de Weteringschans na de aanval op het bevolkingsregister. Met de voorbereidingen was Van der Veen al in 1943 begonnen. Al vijf keer had hij een datum voor een overval vastgesteld maar steeds moest de actie op het laatste moment afgelast worden.
In de vroege morgen van 1 mei 1944 vond de overval dan toch plaats. Van der Veen had bewaker G.G. van Welsum bereid gevonden om mee te doen. Die nam even na vier uur de slapende wachtcommandant zijn sleutels af, opende het hek achter de binnendeur en daarna de binnendeur. Hij stak de binnenplaats over en ontsloot de buitendeur. Rechts daarvan stond Gerrit Jan van der Veen met twee collega’s. Zij droegen een armband van de Luchtbeschermingsdienst. Van Welsum overhandigde de sleutels en maakte zich uit de voeten.
De doodstraf
Samen met enkele tientallen mannen die zich in portieken in de straat bevonden, liep Van der Veen naar binnen. Zij hadden hun schoenen uitgedaan om te voorkomen dat de beide waakhonden in de gevangenis aan zouden slaan. Hoe zacht ze ook liepen, de honden hoorden hen en alarmeerden met hun geblaf de wacht. Er ontstond een schietpartij waarbij Van der Veen gewond raakte. Hij werd door twee kogels getroffen, maar wist te ontkomen. Op zijn onderduikadres werd hij twee weken later opgepakt door de Sicherheitspolizei, nadat een gevangen genomen verzetsstrijder het adres had doorgegeven aan een spion in zijn cel. Hij kreeg de doodstraf, net als Frans Duwaer en vijf andere overvallers. Op 10 juni stierf Gerrit Jan van der Veen voor het vuurpeloton in de duinen van Overveen.