Handelspost van de VOC in Mozambique
De hedendaagse Republiek Mozambique is een land dat is gelegen in het zuidoosten van Afrika. In het noorden grenst Mozambique aan Tanzania en in het oosten wordt het land door middel van de Straat van Mozambique gescheiden van het eiland Madagaskar. In het zuiden worden de grenzen van Mozambique gevormd door de landen Swaziland, Zuid-Afrika en Zimbabwe en in westen grenst het aan de landen Zambia, Malawi en Tanzania. Aangezien de hele oostkant van het eiland aan de Straat van Mozambique is gelegen heeft Mozambique een kuststrook van ruim 2600 kilometer lang.
Inhoud
Handelspost Rio de la Goa
Ondanks dat de VOC al aan het begin van de zeventiende eeuw diverse pogingen deed om voet aan de grond te krijgen in Mozambique duurde het uiteindelijk tot het jaar 1721 voor de VOC ook daadwerkelijk een handelspost opende. Het comptoir van Rio de la Goa was gelegen aan de Delagoa Baai in het zuiden van Mozambique en was gebouwd in de vorm van een fort. Gezien de vele tegenslagen die de VOC in Mozambique te verwerken kreeg werd het fort in vanaf het jaar 1726 ook wel Fort 'Lydsaamheid' genoemd en was het tot aan het jaar 1730 in bedrijf.
De Portugese ontdekkingsreiziger Vasco da Gama /
Bron: Gregório Lopes, Wikimedia Commons (Publiek domein)De ontdekking van Mozambique
Eind vijftiende eeuw ging de Portugese ontdekkingsreiziger Vasco da Gama (1460 of 1469-1524) als eerste Europeaan voor anker in de baai van Mossuril, welke was gelegen aan de oostkust van Afrika. Na zijn landing besloot Da Gama de plaats waar hij aan land was gegaan de naam Mozambique te geven en in de jaren die volgden wist de Portugese kolonie zich in hoog tempo uit te breiden. Gezien de macht die de Portugezen hadden op de oostkust van Afrika werd de naam Mozambique al snel gebruikt om het gehele gebied van de Portugese kolonie te beschrijven en niet alleen meer voor de plaats waar ze aan land waren gegaan. Begin zeventiende eeuw kreeg ook de VOC interesse in de vele rijkdommen van Mozambique en viel in de jaren 1607 en 1608 het Portugese fort St. Sebastian, gelegen op het kleine eiland Ilha de Mozambique, meerdere keren aan. Toen de Portugezen echter te sterk bleken besloot de VOC de Afrikaanse oostkust voorlopig links te laten liggen en zich eerst te richten op het veroveren van andere gebieden.
Geluk bij een ongeluk
Pas in 1686 kwam Mozambique weer in beeld toen het Nederlandse schip de Stavenisse voor de kust van de plaats Terra Natal (vandaag de dag Kwa-Zulu Natal genoemd) verging. Van de zeventig bemanningsleden wisten er zestig het strand te bereiken en hiermee waren zij de eerste Nederlanders die voet aan land hadden gezet op de Afrikaanse oostkust. Aangezien de Nederlanders waren gestrand in het leefgebied van een lokale Zoeloe-stam werden ze vermoedelijk met enige argwaan ontvangen en ze besloten na aankomst dan ook direct te beginnen met het bouwen van een boot. Daarnaast besloten de Nederlanders hun tijd in Terra Natal goed te besteden door contacten te leggen met de lokale Zoeloe-stam en de handelaren in het gebied en de mogelijkheden voor het drijven van handel te onderzoeken. Rond het jaar 1688 was de bouw van de sloep voltooid en een deel van de Nederlanders ging aan boord met het doel de Nederlandse verversingspost in Kaap de Goede Hoop te bereiken, wat wonder boven wonder enkele maanden later ook lukte.
Beloofde rijkdommen
Nadat de boot de haven van Kaap de Goede Hoop was binnengevaren brachten de bemanningsleden direct de gouverneur van de Kaap op de hoogte over hun avonturen in Mozambique en met name de verhalen dat het land vol goud zou zitten, werden zeer serieus genomen. Na overleg met de Gouverneur-Generaal in Batavia kreeg de gouverneur van de Kaap toestemming om te proberen land aan te kopen in Mozambique zodat er een handelspost gevestigd kon worden en hij bereidde meteen een expeditie naar de Afrikaanse oostkust voor. Eind 1689 voer het schip de Noord naar Mozambique met het doel de overige Nederlandse bemanningsleden op te halen, de omgeving van de Delagoa Baai (waar Terra Natal aan was gelegen) te verkennen en land aan te kopen voor het vestigen van een handelspost. Maar toen bij aankomst bleek dat er nog maar drie Nederlandse bemanningsleden in leven waren en deze ook nog gevangen waren genomen door de lokale Zoeloe-stam pakten de plannen iets anders uit. Na lange onderhandelingen wisten de Nederlanders en de Zoeloe-stam het eens te worden en voor een bedrag van 20.000 gulden werden niet alleen de drie bemanningsleden vrij gelaten, maar mocht de VOC ook het gebied dat bekend stond als Rio de la Goa (vandaag de dag beter bekend als de hoofdstad Maputo) toe-eigenen.
Duur verlies
Nadat de missie in Terra Natal was voltooid zette de Noord weer koers naar Kaap de Goede Hoop maar verging helaas toen ze lek sloeg op de rotsen bij Kaap St. Francis. Nadat de bemanning van het schip Kaap de Goede Hoop te voet had weten te bereiken organiseerde de gouverneur van de Kaap direct een nieuwe expeditie naar Terra Natal met de bedoeling het aangekochte gebied in Rio de la Goa te claimen. Met het vergaan van de Noord was namelijk niet alleen de lading verloren gegaan maar ook de eigendomspapieren van het land in Mozambique en de gouverneur voorzag problemen. Na aankomst van het Nederlandse schip de Postloper in 1705 bleek het voormalig Zoeloe-opperhoofd waar de overeenkomst mee was gesloten overleden en zijn opvolger was niet op de hoogte van de afspraken die zijn voorganger had gemaakt. Aangezien de VOC geen eigendomspapieren kon tonen werd ze - zonder land - weer naar huis gestuurd. Het vergaan van de Noord was hiermee een bijzonder duur verlies voor de VOC.
Opening handelspost
Begin achttiende eeuw kreeg de VOC opnieuw interesse in de rijkdommen van Mozambique en besloot een fort te bouwen aan de Delagoa Baai, maar helaas was het plan bij voorbaat al gedoemd om te mislukken. Zo hadden de schepen de Gouda, de Kaap en de Zeelandia te weinig laadruimte waardoor een deel van het timmerhout op Kaap de Goede Hoop moest achterblijven en kreeg de bemanning ook te weinig voorraden mee omdat de oogst op de Kaap was mislukt. Na aankomst in Terra Natal moesten de Nederlanders het opperhoofd van de Ronda-stam, die inmiddels de macht over het gebied in handen had, overtuigen hen het land Rio de la Goa (opnieuw) te verkopen wat de hele onderneming al zeer kostbaar maakte voordat deze goed en wel was begonnen. Na enige onderhandelingen ging het opperhoofd akkoord en in 1721 begon de VOC met de bouw van het Nederlandse fort en de bijbehorende handelspost, welke nog hetzelfde jaar werden geopend. Helaas hadden de Nederlanders bij de aankoop van het land een aantal dingen over het hoofd gezien. Zo kon men alleen water halen uit een bron die was gelegen aan de overkant van de Delagao Baai - in een gebied dat werd bewoond door een zeer vijandige lokale stam - en was men ook niet opgewassen tegen de vele tropische ziektes en de malariamuggen die hier veel voorkwamen.
Ploeteren
In de maanden die volgden verloor de VOC haar halve garnizoen aan malaria en van het beloofde goud - dat volgens de verhalen volop in Mozambique aanwezig zou zijn - ontbrak nog ieder spoor. Ondanks deze tegenslagen werd op 17 juni 1721 de Zeelandia terug gestuurd naar Kaap de Goede Hoop, geladen met handelsgoederen zoals ivoor (olifantstanden), rijst en bijenwas, maar de winst van de lading bleek flink tegen te vallen. Mede door de moeizame zoektocht naar goud, de tegenvallende winst en het feit dat de Nederlandse mannen bij bosjes overleden vroeg het opperhoofd van de handelspost eind 1721 toestemming het comptoir en fort te sluiten, maar de Heeren XVII weigerden. Aangezien men in Nederland nog steeds overtuigd was van het feit dat er goud te vinden was in Mozambique gaven de Heeren XVII de opdracht het fort en comptoir verder uit te breiden en expedities te organiseren om de binnenlanden van Mozambique verder in kaart te brengen.
Chaos
De problemen voor het fort en comptoir in Rio de la Goa bleven maar aanhouden en in april 1722 werden de Nederlanders aangevallen door piraten. Toenmalig opperhoofd Jean Michel (geboorte- en overlijdensdatum onbekend) werd gevangengenomen en bracht de maanden dat de piraten hun slag sloegen in betrekkelijke veiligheid en luxe door aan boord van één van de piratenschepen. Voor de Nederlandse mannen in het fort lag de situatie geheel anders en aangezien zij hun leven niet langer zeker waren besloot een groep van tweeëntwintig Nederlanders te vluchten. In juni 1722 kwam er einde aan de plundering toen de soldaten besloten verder te trekken en opperhoofd Michel weer vrij lieten. Na zijn terugkeer op het fort bleken de Nederlandse dienaren zich in twee kampen te hebben verdeeld waarbij de tweeëntwintig ontsnapte mannen lijnrecht tegenover de mannen stonden die trouw bleven aan opperhoofd Michel. In de maanden die volgden liepen de spanningen tussen beide partijen zo hoog op dat men er niet aan toe kwam de beschadigde gebouwen te herstellen of handel te drijven.
Wederopbouw
Begin 1723 werd het schip de Schoteroog door de gouverneur van Kaap de Goede Hoop naar Rio de la Goa gestuurd, maar toen zij daar aankwamen troffen ze één grote chaos en een vervallen handelspost aan. Toen de kapitein van het schip duidelijk werd hoe de vork in de steel zat riep hij zijn scheepsraad bijeen en liet de leiders van beide rivaliserende partijen voorkomen. De situatie werd in het voordeel van opperhoofd Michel beslist en de leider van de ontsnapte gevangen werd teruggestuurd naar Batavia om daar verder berecht te worden. Opperhoofd Michel kreeg op zijn beurt een flinke veeg uit de pan en de orders zijn macht per direct te herstellen en de verdere handelsmogelijkheden in het achterland van Mozambique te onderzoeken. In de jaren 1723 en 1724 werden er meerdere niet-succesvolle expedities georganiseerd, die achteraf gezien, één enorme verspilling van geld bleken te zijn.
Neergang
Met het uitbreken van diverse stammenoorlogen in 1727 kwam de handel in Mozambique ernstig onder druk te staan en de Nederlanders kregen problemen met het bevoorraden van haar fort en handelspost. Naast het gebrek aan veiligheid en voedsel vielen ook weer vele mannen te prooi aan de malariamug en de leefomstandigheden in Rio de la Goa verslechterden in hoog tempo. Hoe slecht de situatie was bleek in het najaar van 1727 toen een zestiental Nederlanders overliep naar de Portugezen en de overige dienaren in augustus van dat jaar besloten om massaal in opstand te komen. Het toenmalig opperhoofd wist de opstand neer te slaan maar moest in totaal 62 muiters, wat neerkwam op éénderde van zijn totale garnizoen(!), in de boeien slaan. Na alle problemen en tegenslagen werd het de Heeren XVII in 1729 eindelijk duidelijk dat het aanhouden van een handelspost in Mozambique gekkenwerk was en gaven de ze opdracht om de post te ontruimen. Op 27 december 1730 verliet het laatste Nederlandse schip de haven van Rio de la Goa en nadat men de balans had opgemaakt kwamen ze tot de conclusie dat het aanhouden van de post in al die jaren tijd 200.000 gulden had gekost, waarbij ze slechts een luttele 20.000 gulden had opgebracht.